ECLI:NL:RBOVE:2025:3570

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
ak_24_3460
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek tot herziening standplaatsvergunning voor bloemenkraam

Op 21 mei 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers, [eiser 1] en [eiser 2], beroep hebben ingesteld tegen de afwijzing van hun verzoek tot herziening van een eerdere weigering van een standplaatsvergunning voor een bloemenkraam in het winkelcentrum van Stadshagen. Het college van burgemeester en wethouders van Zwolle had op 2 juli 2012 de aanvraag voor de vergunning afgewezen. Na een verzoek tot herziening dat op 6 november 2023 werd ingediend, heeft het college dit verzoek op 23 januari 2024 afgewezen. Eisers maakten bezwaar, maar dit werd op 9 juli 2024 ongegrond verklaard. Vervolgens hebben eisers op 6 september 2024 en op 7 mei 2025 beroep ingesteld tegen het besluit van 9 juli 2024. De rechtbank heeft de beroepen op 21 mei 2025 behandeld en direct uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat het beroep te laat was ingediend, omdat de termijn voor het indienen van beroep op 21 augustus 2024 eindigde. Er waren geen verschoonbare omstandigheden voor de termijnoverschrijding, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft ook het tweede beroep van 7 mei 2025 niet-ontvankelijk verklaard om dezelfde reden. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Lok, in aanwezigheid van griffier mr. B.A.G. Bulte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3460
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], uit [woonplaats], eisers

(gemachtigde: mr. K.A. Faber),
en

het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, het college

(gemachtigde: mr. J.H. Meijer).

Procesverloop

Bij brief van 6 november 2023 hebben eisers een verzoek tot herziening ingediend van het besluit van het college van 2 juli 2012, waarbij de aanvraag voor een standplaatsvergunning voor een bloemenkraam in het winkelcentrum van Stadshagen is afgewezen.
Bij besluit van 23 januari 2024 heeft het college het verzoek om herziening van eisers afgewezen. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij besluit van 9 juli 2024 heeft het college het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en het eerdere besluit in stand gelaten.
Eisers hebben op 6 september 2024 beroep ingesteld tegen het besluit van 9 juli 2024, dat op 10 juli 2024 per e-mail aan de gemachtigde is gestuurd. Eisers hebben op 7 mei 2025 tegen hetzelfde besluit, dat per post aan de gemachtigde is gestuurd op 17 april 2025, nogmaals beroep ingesteld. Dit beroep wordt ook behandeld onder dit zaaknummer (ZWO 24/3460).
De rechtbank heeft de beroepen van eisers op 21 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eisers deelgenomen bijgestaan door hun gemachtigde en het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] en [naam 2] bijgestaan door hun gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Motivering

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1.1.
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep te laat is ingediend. De rechtbank beoordeelt daarom de ontvankelijkheid van beide beroepschriften van eisers tegen het besluit van 9 juli 2024.
1.2.
Dit besluit heeft het college op 10 juli 2024 per e-mail verzonden aan de gemachtigde van eisers. Op grond van artikel 2:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is elektronische verzending mogelijk voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is. Dit kenbaar maken kan zowel impliciet als expliciet gebeuren.
1.3.
De rechtbank is - anders dan eisers - van oordeel dat de gemachtigde van eisers impliciet kenbaar heeft gemaakt dat zij via e-mail voldoende bereikbaar is. De ontvangstbevestiging van het bezwaarschrift is per e-mail aan de gemachtigde gestuurd met de mededeling: ‘zonder enig tegenbericht gaan wij ervan uit dat correspondentie per e-mail akkoord is’. De gemachtigde heeft daarop niet gereageerd met de mededeling dat dit niet akkoord is. Vervolgens zijn over en weer e-mails gestuurd, bijvoorbeeld over de hoorzitting. Verder is de gemachtigde een professionele gemachtigde en ook eerdere beslissingen op bezwaar van het college in andere zaken van eisers zijn per e-mail door de gemachtigde ontvangen, waarna tijdig beroep is ingesteld. Hieruit maakt de rechtbank ook op - anders dan door eisers is betoogd - dat het voor de gemachtigde duidelijk is dat het e-mailadres bezwaarschriften@zwolle.nl, van welk e-mailadres de beslissing op bezwaar is verstuurd, van het college is. Voor zover de memorie van toelichting stelt dat ‘voorlopig’ nog van uitdrukkelijke kenbaarmaking moet worden uitgegaan, overweegt de rechtbank dat die tekst dateert van lange tijd geleden. Sindsdien heeft het elektronische verkeer met de overheid zich sterk ontwikkeld. Aan die tekst wordt dus geen doorslaggevende betekenis toegekend. [1]
1.4.
Het besluit is verder (alleen) gericht aan eisers, wat naar het oordeel van de rechtbank betekent dat artikel 2:14, tweede lid, van de Awb niet van toepassing is.
1.5.
Gelet op het voorgaande, heeft het college het besluit per e-mail bekend mogen maken. Aangezien het besluit bekend is gemaakt op 10 juli 2024 eindigde de beroepstermijn op 21 augustus 2024. Er is beroep ingesteld op 6 september 2024, dat is na afloop van de termijn. Er zijn naar het oordeel van de rechtbank geen omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. De omstandigheid dat de gemachtigde de e-mail niet heeft gezien is niet zo'n omstandigheid. Het beroep van 6 september 2024 is dan ook niet-ontvankelijk.
1.6.
De rechtbank is van oordeel dat ook het tweede beroep, van 7 mei 2025, niet-ontvankelijk is, omdat ook dat beroep te laat is ingediend.

Conclusie en gevolgen

2. De beroepen zijn niet-ontvankelijk. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
2.1.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2025 door mr. M. Lok, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A.G. Bulte, griffier.
de griffier is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3088