ECLI:NL:RBOVE:2025:3501

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juni 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
08.200048.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 47-jarige man voor handel in verdovende middelen en wapenbezit

Op 2 juni 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 47-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar en een meldplicht bij de reclassering. De man was beschuldigd van de handel in verdovende middelen, waaronder MDMA, cocaïne en GHB, en het voorhanden hebben van een gaspistool en andere wapens. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere feiten in de periode van 10 juli 2023 tot en met 21 februari 2024. Tijdens de zitting op 19 mei 2025 heeft de verdachte grotendeels bekend, maar er waren enkele discussiepunten over de exacte periode van de handel en de kennis van de wapens in zijn woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verantwoordelijk was voor de wapens die in zijn woning werden aangetroffen, met uitzondering van enkele stiletto's en werpsterren die aan zijn zoon toebehoorden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het dragen van deze wapens, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de andere ten laste gelegde feiten. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank besloot tot een voorwaardelijke gevangenisstraf, rekening houdend met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte na de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.200048.24 (P)
Datum vonnis: 2 juni 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.A. Lubbers, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in Raalte:
feit 1:MDMA, GHB en cocaïne heeft gedeald in de periode 10 juli 2023 tot en met 21 februari 2024 of deze verdovende middelen aanwezig had;
feit 2:hennep en hasjiesj heeft gedeald in de periode 10 juli 2023 tot en met 21 februari 2024 of deze verdovende middelen aanwezig had;
feit 3:MDMA, GHB en cocaïne aanwezig had op 21 februari 2024;
feit 4:een gaspistool en knalpatronen voorhanden had op 21 februari 2024;
feit 5:vlindermessen, stiletto's, werpsterren en een boksbeugel voorhanden had op 21 februari 2024;
feit 6:hasjiesj en hennep aanwezig had op 21 februari 2024;
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 juli 2023 tot en met 21 februari 2024 te Raalte, althans in Nederland meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (methyleendioxymethamfetamine),
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB (4-hydroxyboterzuur), zijnde MDMA (methyleendioxymethamfetamine), cocaïne en/of GHB (4-hydroxyboterzuur)
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )
2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 juli 2023 tot en met 21 februari 2024 te Raalte, althans in Nederland meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (grote) hoeveelheid, althans een hoeveelheid van (in totaal) meer dan 30 gram,
hennep en/of van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde (telkens) hennep en/of hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 3 ahf/ond B Opiumwet )
3
hij op of omstreeks 21 februari 2024 te Raalte opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 90,86 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (methyleendioxymethamfetamine),
- ongeveer 1063,57 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB (4-hydroxyboterzuur), en/of
- ongeveer 9,20 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde MDMA (methyleendioxymethamfetamine), GHB (4-hydroxyboterzuur) en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
4
hij op of omstreeks 21 februari 2024 te Raalte,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten gaspistool, van het merk Walther, type P88 Compact, kaliber 9mm knal zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 7, althans een hoeveelheid, knalpatronen van het kaliber 9mm knal
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
5
hij op of omstreeks 21 februari 2024 te Raalte, een wapen(s), van categorie I, onder 1° of 3° van de Wet wapens en munitie, te weten:
- drie vlindermessen,
- twee stiletto's,
- twee werpsterren, en/of
- een boksbeugel, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
( art 13 lid 1 Wet wapens en munitie )
6
hij op of omstreeks 21 februari 2024 te Raalte opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 67,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en/of ongeveer 316,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet )

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de feiten 1 tot en met 6 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. In de tenlastelegging van feit 3 en feit 6 staan de verkeerde hoeveelheden MDMA en hennep opgenomen. De officier van justitie verzoekt de hoeveelheden aan te passen naar 81,66 gram MDMA en 184,6 gram hennep. Verdachte kan volgens de officier van justitie verantwoordelijk worden gehouden voor alle aangetroffen wapens. De wapens lagen in zijn huis en verdachte is verantwoordelijk voor wat er in zijn woning ligt. De officier van justitie verzoekt verdachte vrij te spreken van het verwijt dat hij de wapens zou hebben gedragen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt de periode waarin verdachte in verdovende middelen zou hebben gehandeld te verkorten. De periode van feit 1 dient te beginnen vanaf 5 augustus 2023 en bij feit 2 vanaf 19 juli 2023. Pas vanaf die data worden door verdachte in de berichten op zijn telefoon verdovende middelen te koop aangeboden. De raadsvrouw verzoekt verdachte van feit 5 gedeeltelijk vrij te spreken, namelijk voor zover het gaat om het voorhanden hebben van één vlindermes, de stiletto's en de werpsterren. De wetenschap dat deze voorwerpen in zijn woning lagen, ontbrak bij verdachte. De raadsvrouw refereert zich voor het overige aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ter zitting de feiten 1 tot en met 6 grotendeels bekend. De onderdelen die ter discussie staan, zijn de periode waarin verdachte in verdovende middelen zou hebben gehandeld en in hoeverre verdachte wist dat er vlindermessen, stiletto’s en werpsterren in zijn woning lagen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Periode handel in verdovende middelen – feiten 1 en 2
Verdachte verklaarde ter zitting dat hij een privé telefoon had en een telefoon die hij gebruikte voor de handel in verdovende middelen. Deze ‘dealertelefoon’ betrof de Oppo telefoon en vanaf dit toestel zijn vanaf 10 juli 2023 WhatsAppberichten verstuurd. De rechtbank stelt daarom het begin van de dealperiode vast op 10 juli 2023.
Wapens in woning – feit 5
In de woning van verdachte zijn onder andere drie vlindermessen, twee stiletto's, twee werpsterren en een boksbeugel aangetroffen. Verdachte verklaart dat hij niet wist van de aanwezigheid van de stiletto’s en de werpsterren. Deze voorwerpen waren van zijn zoon en hij had deze volgens verdachte in zijn afgesloten kluisje opgeborgen.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de vlindermessen in de ‘andere’ slaapkamer in een mand achter de deur zijn aangetroffen. Dit betreft volgens verdachte de slaapkamer van zijn zoon. De twee werpsterren lagen in dezelfde kamer in het kluisje in de kast. Tot slot stond op de eettafel in de woonkamer een mandje waarin de boksbeugel en een groen mes zijn aangetroffen.
Voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen is vereist dat een verdachte het wapen bewust aanwezig had. Die bewustheid hoeft niet te betekenen dat de verdachte zich bewust is van specifieke eigenschappen of kenmerken van het wapen of van de exacte locatie van het voorwerp. Daarnaast is voor het ‘voorhanden hebben’ vereist dat een verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie kan uitoefenen; hij moet over het wapen kunnen beschikken.
De rechtbank zal verdachte van het voorhanden hebben van de werpsterren vrijspreken. De werpsterren lagen opgeborgen in een afgesloten kluisje in de kast van zijn zoon waardoor niet met zekerheid vastgesteld kan worden dat verdachte hiervan wist. De rechtbank is ten aanzien van de overige wapens van oordeel dat verdachte - gezien de locaties waar ze zijn aangetroffen - over deze wapens kon beschikken en dat het niet anders kan dan dat hij deze bewust aanwezig had. De rechtbank concludeert dat verdachte drie vlindermessen, twee stiletto’s en een boksbeugel voorhanden had. Evenals de officier van justitie acht de rechtbank verdachte niet schuldig aan het dragen van deze wapens en spreekt hem daarvan vrij.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen. De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen - omdat verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv). [1]
Feit 1
De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 mei 2025;
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek Oppo telefoon van 13 april 2024, pagina’s 101, 102;
Geschriften, rapporten NFiDENT van 18 en 19 maart 2024, pagina’s 193 tot en met 198;
Feit 2
De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 mei 2025;
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek Oppo telefoon van 13 april 2024, pagina’s 101, 102;
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek hennep hasjiesj van 22 februari 2024, pagina 49;
Feit 3
De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 mei 2025;
Geschriften, rapporten NFiDENT van 18 en 19 maart 2024, pagina’s 193 tot en met 198;
Feit 4
De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 mei 2025;
Het proces-verbaal van onderzoek wapen van 18 april 2024, pagina’s 202, 203;
Het proces-verbaal van onderzoek munitie van 16 april 2024, pagina 199;
Feit 5
De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 mei 2025;
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek vlindermes van 2 maart 2024, pagina 70;
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek vlindermes van 2 maart 2024, pagina 74;
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek vlindermes van 2 maart 2024, pagina 78;
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek boksbeugel van 2 maart 2024, pagina 87;
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek stiletto’s van 2 maart 2024, pagina 91;
Feit 6
De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 mei 2025;
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek hennep hasjiesj van 22 februari 2024, pagina 49;
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 10 juli 2023 tot en met 21 februari 2024 te Raalte, meermalen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd
- MDMA,
- cocaïne, en
- GHB,
zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 10 juli 2023 tot en met 21 februari 2024 te Raalte, meermalen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd,
hennep en hasjiesj,
zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3
hij op 21 februari 2024 te Raalte opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 81,66 gram MDMA,
- 1063,57 gram GHB, en
- 9,20 gram cocaïne,
zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4
hij op 21 februari 2024 te Raalte,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten gaspistool, van het merk Walther, type P88 Compact, kaliber 9mm knal zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 7 knalpatronen van het kaliber 9mm knal,
voorhanden heeft gehad;
5
hij op 21 februari 2024 te Raalte, wapens van categorie I, onder 1° of 3° van de Wet wapens en munitie, te weten:
- drie vlindermessen,
- twee stiletto's, en
- een boksbeugel,
voorhanden heeft gehad;
6
hij op 21 februari 2024 te Raalte opzettelijk aanwezig heeft gehad
67,3 gram hasjiesj en 184,6 gram hennep,
zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en in de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 5
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 6
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden met een proeftijd van drie jaren, waarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een harddrugsverbod gelden. Daarnaast vordert de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 240 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt aan te sluiten bij de strafeis en rekening te houden met het feit dat verdachte na het plegen van de thans ten laste gelegde feiten zijn leven heeft gebeterd. Verdachte gebruikt al ruim een jaar geen harddrugs meer en hij voert gesprekken bij Transfore met als doel de bezoekregeling van zijn kinderen te verruimen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de gepleegde feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de handel in verdovende middelen. Hij dealde vanuit zijn woning in [plaats] voor een periode van zeven maanden. Daarnaast had hij een gaspistool en andere soorten wapens voorhanden.
Het gebruik van verdovende middelen is schadelijk voor de gezondheid en sterk verslavend. Uit het dossier volgt dat verdachte ook verdovende middelen dealde aan (psychisch) kwetsbare personen. Om zijn eigen drugsverslaving te bekostigen, is hij voorbij gegaan aan de gevolgen van zijn handel voor zijn afnemers. Drugsgebruik heeft niet alleen verstrekkende gevolgen voor de gebruikers zelf, maar ook voor de mensen in hun omgeving. Daarnaast ontstaat door de handel in verdovende middelen schade en overlast voor de samenleving. Het is verontrustend dat in de woning van verdachte verdovende middelen in combinatie met wapens zijn aangetroffen. Het gaspistool en de boksbeugel lagen in de woonkamer binnen handbereik. Het is algemeen bekend dat de handel in verdovende middelen gepaard gaat met allerlei vormen van zware criminaliteit, zoals geweld al dan niet in combinatie met (zware) wapens en andere ondermijnende handelingen. Verdachte zweeg bij de politieverhoren, maar ter zitting legde hij een grotendeels bekennende verklaring af en nam hij uiteindelijk zijn verantwoordelijkheid.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 21 maart 2025. Op 20 juni 2023 kreeg verdachte een strafbeschikking opgelegd voor een overtreding van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. Opvallend aan het strafblad van verdachte is dat de veroordeling voor die strafbeschikking dateert uit 2010, tevens het geboortejaar van zijn oudste kind uit zijn tweede huwelijk. Verdachte heeft openheid gegeven over de gepleegde feiten en lijkt het strafbare van zijn handelen in te zien en te willen voorkomen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in maart 2024 voor het laatst harddrugs heeft gebruikt. Hij is als gevolg van deze zaak zijn woning kwijtgeraakt en hij ziet zijn kinderen nog maar twee uur per twee weken onder toezicht. Om de bezoekregeling te verruimen voert verdachte gesprekken bij Transfore die forensische zorg biedt.
De straf
De rechtbank overweegt dat verdachte ernstige strafbare feiten heeft gepleegd en dat daar in beginsel – uitgaande van de LOVS oriëntatiepunten – forse onvoorwaardelijke gevangenisstraffen op staan. De rechtbank kiest in het geval van verdachte voor een andere straf. De gevolgen van de strafbare feiten zijn voor verdachte groot. Verdachte is zijn woning kwijtgeraakt en hij ziet zijn kinderen alleen nog onder toezicht. Verdachte gebruikt nu ruim één jaar geen harddrugs meer. Het ondergaan van detentie zou deze positief ingeslagen weg kunnen doorkruisen, terwijl deze positieve ontwikkelingen kunnen bijdragen aan het voorkomen van herhaling van strafbaar gedrag. De rechtbank biedt verdachte een laatste kans. De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen van twaalf maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, een meldplicht bij de reclassering en een harddrugsverbod. Om de ernst van de door verdachte gepleegde feiten wel te benadrukken, zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uur opleggen.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte zijn er verschillende voorwerpen inbeslaggenomen. Dit betreffen een (namaak) politievest, drie vlindermessen, steekwapens, boksbeugel, werpsterren en een bedrag van € 4.870,--.
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de wapens en het politievest onttrokken moeten worden aan het verkeer. Het geldbedrag moet gedeeltelijk verbeurd worden verklaard omdat het geld afkomstig is van de drugshandel, dit betreft een gedeelte van € 2.720,--. Een deel van € 2.150,-- mag terug naar verdachte omdat hij voldoende heeft onderbouwd dat hij dit geld van zijn ouders heeft geleend.
De raadsvrouw verzoekt te bepalen dat € 2.150,-- aan verdachte wordt teruggeven omdat hij dit van zijn ouders heeft geleend. De raadsvrouw verzoekt daarnaast een door de rechtbank te bepalen bedrag terug te geven omdat er ook geld bij zat dat uit de spaarpotten van de kinderen afkomstig was. De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank wat betreft het overige beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde voorwerpen: politievest, vlindermessen, steekwapens, boksbeugel en werpsterren, vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank is ten aanzien van het inbeslaggenomen geld het volgende van oordeel. De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van € 2.150,--. Dit geld is afkomstig van zijn ouders. Dit gedeelte is niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering verzet zich niet tegen teruggave. Dat er ook een gedeelte van het geld afkomstig was uit spaarpotten van de kinderen van verdachte volgt niet uit het dossier en is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal het overige deel van € 2.720,-- verbeurd verklaren, omdat dit bedrag is verdiend met de handel in verdovende middelen.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2, het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3, het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4, het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 5, het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 6, het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 tot en met 6 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jaren de navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd
meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- gedurende de proeftijd
geen verdovende middelen genoemd van lijst I (harddrugs) van de Opiumwet gebruikt, tenzij de reclassering toestemming heeft gegeven voor het gebruik. De veroordeelde moet gedurende de proeftijd meewerken aan controles. Dit kunnen zijn urineonderzoek, bloedonderzoek en/of speekseltest.
De reclassering bepaalt hoe vaak en met welk controlemiddel wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen 1 t/m 8, te weten politievest, vlindermessen, steekwapens, boksbeugel en werpsterren;
- verklaart het in beslag genomen voorwerp, een geldbedrag onder 9,
- voor een gedeelte van € 2.720,-- verbeurd; en
- gelast de teruggave van een gedeelte van € 2.150,-- aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.B. Werkhoven en mr. M. Scheeper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2025.
Buiten staat
Mr. Werkhoven is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer met nummer PL0600-2024083640, registratienummer 2024068292. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.