ECLI:NL:RBOVE:2025:35

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
ak_24_1754
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen last onder dwangsom voor zonder omgevingsvergunning gebouwde poort en tweede uitweg

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eisers tegen een last onder dwangsom die hen is opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Enschede. De last onder dwangsom betreft de verwijdering van een zonder omgevingsvergunning gebouwde poort en een gerealiseerde tweede uitweg op hun perceel. Het college heeft op 9 juni 2023 besloten dat eisers deze constructies moeten verwijderen, en dit besluit is in stand gehouden na bezwaar op 18 december 2023. De rechtbank heeft het beroep op 26 november 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde, evenals de gemachtigden van het college en de derde-partij Azur Og B.V., aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. De rechtbank stelt vast dat de eisers de tweede uitweg hebben gerealiseerd zonder de vereiste omgevingsvergunning, wat in strijd is met de Verordening kwaliteit leefomgeving gemeente Enschede (Vkl). De rechtbank concludeert dat het college bevoegd is om handhavend op te treden en dat de last onder dwangsom niet onevenredig bezwarend is. De rechtbank wijst erop dat de eisers de poort inmiddels hebben verwijderd, maar dat het beroep zich nog richt tegen de tweede uitweg. De rechtbank overweegt dat er geen concreet zicht op legalisatie is en dat de handhaving in het algemeen belang is. De rechtbank bevestigt dat de begunstigingstermijn die het college heeft gesteld tot 1 juli 2024 niet onredelijk is, en dat de last onder dwangsom in stand blijft. De eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/1754

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eisers] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. J.H.B. Averdijk)
en

het college van burgemeester en wethouders van Enschede, het college

(gemachtigden: mr. D. Proost en M. Mort).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Azur Og B.V. uit Enschede
(waarnemend gemachtigde: G. Takkenkamp).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen een last onder dwangsom. Het college heeft met het besluit van 9 juni 2023 gelast dat eisers de zonder omgevingsvergunning gebouwde poort en gerealiseerde tweede uitweg op het perceel aan de [adres 1] verwijderen en verwijderd houden.
1.1.
Met het bestreden besluit van 18 december 2023 op het bezwaar van eisers is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van het college en de waarnemend gemachtigde van Azur Og B.V.

Beoordeling door de rechtbank

2. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als voor deze datum een overtreding heeft plaatsgevonden en een last onder dwangsom is opgelegd voor die overtreding, zoals in deze zaak het geval is, blijft het oude recht van toepassing. [1]
3. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het college de last onder dwangsom terecht in stand heeft gelaten.
4. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is het beroep ontvankelijk?
5. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt. [2] Het besluit wordt bekendgemaakt door toezending. [3]
5.1.
Het bestreden besluit heeft als datum 18 december 2023, maar de verzenddatum volgt niet uit het besluit en het college heeft de verzenddatum ook niet op een andere manier aangetoond. Eisers gemachtigde stelt het besluit op 20 december 2023 te hebben ontvangen. De verzenddatum zou daarom ook 19 december 2023 kunnen zijn. Omdat informatie over de verzenddatum ontbreekt, gaat de rechtbank uit van de verzenddatum 19 december 2023. Het beroep, dat op 30 januari 2024 door de rechtbank is ontvangen, is daarom op tijd ingediend. Het beroep is ontvankelijk.
Waar gaat het beroep over?
6. Eisers hebben de poort verwijderd en daarmee aan de last onder dwangsom voldaan. Eisers gemachtigde heeft op zitting aangegeven dat voor de (poeren van de) poort een omgevingsvergunning wordt aangevraagd en dat het beroep zich niet meer richt tegen de last onder dwangsom die verband houdt met de poort.
6.1.
Het beroep richt zich alleen nog tegen de last onder dwangsom in verband met de tweede uitweg die eisers hebben gerealiseerd. Weliswaar voldoen eisers ook aan deze last, omdat uitwegen via de tweede uitweg niet meer mogelijk is door het plaatsen van een hek, maar eisers willen de uitweg alsnog gaan gebruiken en willen daarom een uitspraak van de rechtbank.
Wat is de situatie?
7. Eisers wonen op een landgoed, op het perceel [adres 1] . Het college heeft voor de bouw van hun huis een omgevingsvergunning verleend. Op het perceel is, voor zover in deze zaak van belang, het omgevingsplan ‘Groene Scheg 2016 – [adres 1] ’ (omgevingsplan) met het inrichtingsplan 'Beplanting en ontsluiting bouwblok Landgoed [locatie] ' (inrichtingsplan) van toepassing. Hierin is bepaald dat de toegang en ontsluiting van het perceel gebeurt via de [adres 1] . De voorgeschreven ontsluiting via de [adres 1] is gerealiseerd. Eisers hebben een tweede uitweg (ontsluiting) gerealiseerd naar de [adres 1] . Daartegen is een handhavingsverzoek ingediend. Er hebben verschillende controles plaatsgevonden.
7.1.
Het college stelt dat eisers met de tweede uitweg de Verordening kwaliteit leefomgeving gemeente Enschede 2023 (Vkl) overtreden. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitweg te maken, tenzij wordt voldaan aan de Nadere regels aanleggen van uitwegen gemeente Enschede (Nadere regels). [4] Eisers hebben geen omgevingsvergunning voor de tweede uitweg. Daarbij komt dat per perceel één uitweg mag worden aangelegd. [5] De tweede uitweg is in strijd met de Nadere regels.
7.2.
Het college stelt dat eisers met de tweede uitweg ook het omgevingsplan en inrichtingsplan overtreden, omdat hierin is bepaald dat de toegang en ontsluiting van het perceel [adres 1] gebeurt via de [adres 1] .
Is sprake van overtreding van de Vkl?
8. Eisers stellen dat zij de Vkl niet hebben overtreden met het realiseren van de (tweede) uitweg, omdat zij voor deze uitweg geen omgevingsvergunning nodig hebben. De uitweg is ten eerste aangelegd onder werking van de tot 30 april 2021 geldende Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Enschede (APV). De Vkl – die de APV heeft vervangen - kent geen overgangsrecht voor situaties die onder de APV zijn ontstaan. De APV en de Vkl bieden dus geen grondslag voor handhavend optreden. Daarnaast bepaalt de Vkl dat een uitweg een rechtstreekse ontsluitingsmogelijkheid van een perceel naar de openbare weg is. [6] Eisers hebben dus recht op een rechtstreekse ontsluiting naar de openbare weg. De (eerste) uitweg naar de [adres 1] , zoals voorgeschreven in het inrichtingsplan, is dat niet, omdat het uitkomt op de particuliere weg van Azur OG B.V. De (tweede) uitweg naar de [adres 1] is dat wel.
8.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
8.1.1.
Een bestuursorgaan is bevoegd om handhavend op te treden met een last onder dwangsom als sprake is van een overtreding: een gedraging die in strijd is met een wettelijk voorschrift. [7]
8.1.2.
Het staat vast dat eisers de tweede uitweg hebben gerealiseerd zonder omgevingsvergunning. Eisers erkennen dat dit onder de APV niet was toegestaan. [8] Onder de Vkl is dit nog steeds niet toegestaan. Dat de Vkl geen overgangsrecht kent, is niet relevant. Het college is daarom bevoegd om handhavend op te treden op grond van de Vkl.
8.1.3.
Verder is de (eerste) uitweg via de [adres 1] een uitweg in de zin van de Vkl. Via de [adres 1] wordt het perceel van eisers namelijk ontsloten naar de [adres 2] en dat is een openbare weg. Dat daarbij gebruik wordt gemaakt van een recht van overpad op de particuliere weg van Azur OG B.V. betekent niet dat geen sprake meer is van een rechtstreekse ontsluiting.
8.1.4.
Het college heeft daarom terecht gesteld dat eisers de Vkl hebben overtreden door zonder omgevingsvergunning de tweede uitweg te realiseren.
Is sprake van overtreding van het omgevingsplan en inrichtingsplan?
9. Eisers stellen dat zij het omgevingsplan en inrichtingsplan niet hebben overtreden, omdat hierin niet wordt bepaald dat slechts één ontsluiting mag worden aangelegd en in stand gehouden. Het omgevingsplan ‘Groene Scheg 2016’ dat geldt voor de [adres 1] , staat op de plaats waar de tweede uitweg is gerealiseerd een uitweg toe.
9.1.
De beroepsgrond slaagt. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
9.1.1.
In de tekst van het omgevingsplan en inrichtingsplan wordt niet uitgesloten dat er een tweede uitweg wordt gerealiseerd. Verder volgt uit het omgevingsplan ‘Groene Scheg 2016’ dat de [adres 1] de functieaanduiding ontsluiting heeft. Het college erkent op zitting allebei de punten. In het licht daarvan heeft het college onvoldoende gemotiveerd dat sprake is van een overtreding van het omgevingsplan en inrichtingsplan. De last onder dwangsom blijft echter in stand, omdat het college bevoegd is handhavend op te treden wegens overtreding door eisers van de Vkl. De beroepsgrond dat het college rekening moet houden met het omgevingsplan ‘ [adres 1] 5’ hoeft niet te worden besproken, omdat dit omgevingsplan niets heeft veranderd aan de bestaande ontsluitingswegen.
Moet het college van handhaving afzien?
10. Als sprake is van een overtreding zal het bestuursorgaan in de regel gebruik moeten maken van zijn bevoegdheid om met een last onder dwangsom op te treden. Dit gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien. [9]
10.1.
Eisers stellen niet dat er concreet zicht op legalisatie is en dat is de rechtbank ook niet gebleken.
Is handhaving onevenredig?
10.2.
Eisers stellen dat zij de tweede uitweg hebben gerealiseerd omdat Azur OG B.V. het hen onmogelijk maakt om gebruik te maken van de uitweg via de [adres 1] door het plaatsen van een op afstand bedienbaar hek. Dit levert problemen op met bijvoorbeeld de toegang van hulpdiensten tot het perceel van eisers. Hier loopt een civiele procedure over.
10.3.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
10.3.1.
Bij de beantwoording van de vraag of een besluit evenredig is, moet worden beoordeeld of het besluit geschikt en noodzakelijk is om het doel te bereiken en of het besluit evenwichtig en dus niet onevenredig bezwarend is. [10]
10.3.2.
De Vkl is overtreden. Het algemeen belang is daarom gediend met handhavend optreden. Het college wil dat eisers de Vkl naleven. De last onder dwangsom is in dit geval geschikt en noodzakelijk om het doel (het beëindigen van de overtreding) te bereiken. De noodzaak blijkt onder meer uit het handhavingsverzoek en de weigering van eisers de overtreding in een eerder stadium te beëindigen (na het vooroverleg, de vooraanschrijving en het voornemen). Verder is het besluit niet dermate onevenredig bezwarend dat het college niet kan handhaven. Het college heeft het algemeen belang van handhaving en de belangen van omwonenden, flora en fauna kunnen laten prevaleren boven het belang van eisers. De problemen met Azur OG B.V. en de lopende civiele procedure zijn niet zodanige bijzondere omstandigheden dat het college van handhaving moet afzien.
Is de begunstigingstermijn onredelijk?
11. Eisers stellen dat het college de begunstigingstermijn ten onrechte niet verder wil verlengen, terwijl de civiele procedure over het recht van overpad nog steeds loopt.
11.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
11.1.1.
Voor de begunstigingstermijn geldt dat de overtreder de gelegenheid moet worden geboden om de overtreding te beëindigen. Het uitgangspunt is dat deze termijn niet wezenlijk langer mag worden gesteld dan noodzakelijk om de overtreding te kunnen beëindigen. [11]
11.1.2.
Het college heeft de begunstigingstermijn in het bestreden besluit, gelet op de lopende civiele procedure, eenmalig verruimd tot 1 juli 2024. Het college heeft op zitting toegelicht dat de begunstigingstermijn niet verder wordt verlengd gelet op het algemeen belang en de belangen van omwonenden. Het college kan niet blijven meebewegen met de civiele procedure en op die manier de situatie gedogen.
11.1.3.
Het college heeft de begunstigingstermijn tot 1 juli 2024 kunnen stellen. Dit is een ruime begunstigingstermijn. Gelet op het algemeen belang en de belangen van omwonenden, heeft het college de begunstigingstermijn niet hoeven verlengen. De overtreding is bovendien binnen de begunstigingstermijn door eisers beëindigd. Van een onredelijke, te korte, begunstigingstermijn is geen sprake.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de last onder dwangsom blijft bestaan. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Lok, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.artikel 4.23, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet
2.artikel 6:7 en 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
3.artikel 3:41, eerste lid, van de Awb
4.artikel 4.8, aanhef en onder c, in samenhang met artikel 4.12, eerste lid, van de Vkl
5.artikel 1, derde lid, van de Nadere regels
6.bijlage 1.2 van de Vkl
7.artikel 125 van de Gemeentewet in samenhang met artikelen 5:1 en 5:4 van de Awb
8.zie ook artikel 2:12.2 van de APV gemeente Enschede 2009
9.uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 25 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2798
10.uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285
11.uitspraak van de Afdeling van 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2643