ECLI:NL:RBOVE:2025:3327

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
ak_24_3261
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaar omgevingsvergunning wegens termijnoverschrijding

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar dat eisers hebben ingediend tegen de verleende omgevingsvergunning voor de bouw van een school aan de Ludgerstraat 1 in Deventer. Het college van burgemeester en wethouders van Deventer heeft op 26 april 2024 een omgevingsvergunning verleend aan Stichting Carmelcollege. Eisers hebben bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is door het college op 11 juli 2024 niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat zou zijn ingediend. De rechtbank heeft op 14 april 2025 de zaak behandeld, waarbij alleen het college aanwezig was.

De rechtbank heeft allereerst de procedurele gronden van eisers beoordeeld. Eisers stelden dat zij ten onrechte niet zijn gehoord en dat er sprake zou zijn van een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelt dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het bezwaarschrift na de bezwaartermijn was ingediend. Eisers hebben niet kunnen aantonen dat er toezeggingen zijn gedaan door het college over de toezending van het besluit aan hen. De rechtbank concludeert dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding is en dat eisers zich eerder op de hoogte hadden kunnen stellen van de besluitvorming.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eisers ongelijk krijgen. Dit heeft tot gevolg dat zij het griffierecht niet terugkrijgen en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangen. De uitspraak is gedaan door rechter J.H.M. Hesseling, in aanwezigheid van griffier B.A.G. Bulte, en is op 27 mei 2025 aan partijen verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3261

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1], uit [woonplaats 1],[eiser 2], uit [woonplaats 2],

[eiser 3],uit [woonplaats 3],
[eiser 4],uit [woonplaats 4],
[eiser 5], uit [woonplaats 5],
[eiser 6], uit [woonplaats 6],
gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. V.W.J.H. Kobossen)
en

het college van burgemeester en wethouders van Deventer, het college.

Inleiding

1. Bij het primaire besluit van 26 april 2024 heeft het college een omgevingsvergunning voor de bouw van een school aan de Ludgerstraat 1 in Deventer verleend aan Stichting Carmelcollege (hierna: vergunninghouder).
1.1.
Bij het bestreden besluit van 11 juli 2024 heeft het college het bezwaar van eisers hiertegen niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat zou zijn ingediend.
1.2.
Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep van eisers op 14 april 2025 op zitting behandeld. Hierbij was alleen het college aanwezig, vertegenwoordigd door ing. [naam 1] en [naam 2].

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt allereerst de twee procedurele beroepsgronden die eisers hebben aangevoerd. Vervolgens toetst zij of het besluit van het college om het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk te verklaren in stand kan blijven.
Het horen
3. Eisers voeren aan dat het college het bezwaar van eisers ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eisers zijn van mening dat zij ten onrechte niet zijn gehoord.
3.1.
Op grond van artikel 7:3, aanhef onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan van het horen worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Van een kennelijk ongegrond bezwaar is sprake wanneer uit het bezwaarschrift reeds aanstonds blijkt dat de bezwaren ongegrond zijn en er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over die conclusie.
De rechtbank is van oordeel dat het college het bezwaar van eisers kennelijk niet-ontvankelijk heeft kunnen verklaren. Het bezwaarschrift van eisers is namelijk na afloop van de bezwaartermijn ingediend en bij brief van 25 juni 2024 heeft het college gevraagd of er omstandigheden waren waardoor het bezwaar niet op tijd kon worden ingediend. Eisers hebben hierop gereageerd door aan te geven dat het bezwaarschrift volgens hen wel tijdig is ingediend. Naar oordeel van de rechtbank heeft het college hierin geen aanleiding hoeven zien eisers te horen. Dit geldt ook voor het standpunt van eisers dat er in ieder geval sprake is van verschoonbaarheid van een eventuele termijnoverschrijding omdat er een toezegging zou zijn dat bij vergunningverlening dit besluit aan hen zou worden toegezonden.
De rechtbank komt bij de inhoudelijke behandeling van het beroep terug op de vraag of er sprake is van een termijnoverschrijding en of - in dat geval - de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Toezending stukken
4. Eisers voeren aan dat het college hen ten onrechte geen onderliggende stukken heeft toegezonden.
4.1.
Op grond van artikel 7:4, tweede lid, van de Awb is het bestuursorgaan verplicht om de op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage te leggen als een belanghebbende wil worden gehoord.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat, voor zover eisers met deze beroepsgrond de onderliggende stukken in de bezwaarfase bedoelen, namens het college ter zitting is aangevoerd dat het college de op de zaak betrekking hebbende stukken weldegelijk aan eisers verstrekt heeft overeenkomstig artikel 7:4, tweede lid, van de Awb. De rechtbank heeft geen reden daaraan te twijfelen. De rechtbank laat daarbij in het midden of het nodig is om alle stukken (zoals de aanvraag omgevingsvergunning met alle bijlagen) te verstrekken bij een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaar. Deze grond treft dan ook geen doel.
De tijdigheid van het bezwaar
5. Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
5.1.
Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de bezwaartermijn aan met ingang van de dag na die, waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. [1]
5.2.
Op grond van artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb kan het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar, mits de indiener de gelegenheid krijgt het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
5.3.
De rechtbank stelt vast dat eisers bij de ontvangstbevestiging van 25 juni 2024 van het bezwaar gevraagd is om binnen twee weken te laten weten of er omstandigheden zijn waardoor het bezwaar niet op tijd kon worden ingediend.
5.4.
In reactie hierop hebben eisers primair aangegeven dat volgens hen geen sprake is van een termijnoverschrijding omdat zij direct na het bekend worden van het besluit per e-mail op 18 juni 2024, bezwaar hebben gemaakt.
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat eisers de e-mail van Overheid.nl van 18 juni 2024 onterecht hebben aangemerkt als de bekendmaking of publicatie van de verleende omgevingsvergunning. Deze e-mail betreft een welkomstmail van de e-mailservice ‘Berichten over uw de buurt’. Daarin wordt als recente bekendmaking de bekendmaking van de onderhavige omgevingsvergunning genoemd. Uit de stukken blijkt dat de publicatie van de verleende omgevingsvergunning in het gemeenteblad heeft plaatsgevonden op 30 april 2024. De bekendmaking van het besluit heeft plaatsgevonden op 26 april 2024 door toezending aan de vergunninghouder. Eisers hadden tot en met 8 juni 2024 de tijd om bezwaar in te dienen, dit hebben zij echter pas op 19 juni 2024 gedaan. Gelet op het voorgaande is er sprake van een termijnoverschrijding.
5.6.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift een niet-ontvankelijkverklaring achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Er is dan sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.
5.7.
Eisers stellen zich op het standpunt dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het college heeft namelijk toegezegd dat hij buurtbewoners op de hoogte zou houden van relevante ontwikkelingen maar heeft de berichtgeving over dit besluit bewust achtergehouden. Volgens eisers probeert het college normale toetsing van vergunningen te frustreren en probeert hij eisers weg te houden van een normale procespositie. Om die reden dient ook het primaire besluit, onder het gegrond verklaren van het bezwaar, vernietigd te worden.
5.8.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, eisers hebben niet aannemelijk hebben gemaakt dat het college toezeggingen heeft gedaan dat het primaire besluit (de verleende omgevingsvergunning) ook aan hen toegezonden zou worden. Eisers hebben aangekondigd bewijs daarvoor te leveren maar hebben dat tot en met de zitting niet gedaan. Namens het college is ter zitting onderbouwd waarom vergunningen als de onderhavige, naast de toezending aan de aanvrager, nooit aan andere belanghebbenden worden toegezonden omdat dit een in beginsel onbepaalde groep is. De rechtbank overweegt in dit verband nog dat eisers en/of hun gemachtigde zich al voor 18 juni 2024 hadden kunnen abonneren op de digitale bekendmakingen van de gemeente Deventer om op die manier op de hoogte te blijven van de besluitvorming. De stelling dat het college eisers probeert weg te houden van een normale procespositie wordt niet verder onderbouwd. Ook is niet gebleken van bijzondere persoonlijke omstandigheden bij de professionele gemachtigde die zouden kunnen leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank komt dan ook niet toe aan het vergaande verzoek van eisers om het primaire besluit te vernietigen.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A.G. Bulte, griffier op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit is geregeld in artikel 3:41, eerste lid, van de Awb.