ECLI:NL:RBOVE:2025:3229

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
C/08/316551 / HA ZA 24-256
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontslag uit hoofdelijke aansprakelijkheid hypotheek na beëindiging affectieve relatie

In deze zaak hebben partijen een affectieve relatie gehad die in 2013 is beëindigd. Ze hebben samengewoond in een woning en een gezamenlijke hypotheek afgesloten. Eiseres heeft de woning verlaten en verzoekt nu om ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek, omdat gedaagde dit niet heeft geregeld. Na betekening van de dagvaarding is er contact geweest tussen de advocaten van partijen, maar de rechtbank is geïnformeerd dat alleen de proceskosten nog ter beoordeling staan. De rechtbank wijkt af van de gebruikelijke compensatie van proceskosten in familiezaken en wijst de vordering van eiseres toe. De rechtbank overweegt dat eiseres jarenlang heeft geprobeerd om gedaagde te bewegen tot medewerking voor haar ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, wat niet is gelukt. Gedaagde heeft de procedure nodeloos aanhangig gemaakt, en de rechtbank oordeelt dat hij in de proceskosten moet worden veroordeeld. De proceskosten worden begroot op € 2.476,72, te betalen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/316551 / HA ZA 24-256
Vonnis van 21 mei 2025
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. A.A.M. Linssen,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. M.J.H. Mühlstaff.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 juni 2024 met producties 1 tot en met 9,
- de vermindering van eis van 5 september 2024 via het rolbericht,
- de conclusie van antwoord van 11 september 2024 met één productie,
- de conclusie van repliek van 23 oktober 2024 met producties 1 tot en met 5,
- de conclusie van dupliek van 4 december 2024,
- de e-mail van 3 januari 2025 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte van [eiseres] van 20 februari 2025 met producties 6 tot en met 8, ten behoeve van de mondelinge behandeling,
- de brief van [gedaagde] van 6 maart 2025, waarin is verzocht om de mondelinge behandeling niet door te laten gaan en om vonnis te wijzen over het resterende geschil over de door [eiseres] gevorderde proceskosten,
- de reactie per brief daarop van [eiseres] van 7 maart 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De samenvatting

Partijen hebben een affectieve relatie gehad, die in 2013 is beëindigd. Partijen hebben samengewoond in de woning aan de [adres] . [eiseres] zou, nadat zij de woning heeft verlaten, uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ten aanzien van de hypotheek ontslagen moeten worden. [gedaagde] heeft dat niet geregeld en daarom is [eiseres] deze dagvaardingsprocedure gestart. Nadat de dagvaarding is betekend is er contact geweest tussen (de advocaten van) partijen. De rechtbank is door partijen geïnformeerd dat er alleen nog een beslissing moet komen over de proceskosten. De rechtbank ziet in deze zaak aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat proceskosten in familiezaken in beginsel worden gecompenseerd. Dat betekent dat de vordering van [eiseres] wordt toegewezen. De rechtbank motiveert dat als volgt.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, waarbij zij in de aan [gedaagde] in eigendom toebehorende woning aan de [adres] hebben samengewoond.
Partijen hebben samen een hypotheek afgesloten bij de ING Bank voor een bedrag van
€ 189.000,00, met de woning als hypothecaire zekerheid. Partijen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor deze schuld.
3.2.
De relatie is in 2013 beëindigd. [eiseres] heeft de woning verlaten en [gedaagde] is in de woning blijven wonen.
3.3.
Via WhatsApp berichten in maart en april 2020, april 2021 en februari 2024 heeft [eiseres] aan [gedaagde] verzoeken gedaan om te komen tot haar ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.
3.4.
Bij brief van 19 maart 2024 heeft de advocaat van [eiseres] aan [gedaagde] gevraagd om gezamenlijk bij de bank een aanvraag tot ontslag van de aansprakelijkheid in te dienen.
3.5.
Bij brief van 15 april 2024 heeft de advocaat van [eiseres] [gedaagde] wederom verzocht om zijn medewerking te verlenen aan het ontslag van de hoofdelijke aansprakelijkheid.
3.6.
Bij e-mail van 10 mei 2024 aan de ING Bank heeft [eiseres] geprobeerd om eenzijdig tot ontslag van de hoofdelijke aansprakelijkheid te komen. De bank heeft dat geweigerd.

4.Het geschil

De vordering4.1. [eiseres] vordert -samengevat en na vermindering van eis- dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
[eiseres] heeft samengevat naar voren gebracht dat [gedaagde] in de proceskosten moet worden veroordeeld, omdat [gedaagde] herhaaldelijk buitengerechtelijk in de gelegenheid is gesteld om tot een oplossing te komen. De passiviteit van [gedaagde] heeft ertoe geleid dat [eiseres] geen andere keuze had dan de procedure starten.
Door de onredelijke houding van [gedaagde] is het gerechtvaardigd af te wijken van de hoofdregel ter zake van de proceskostenveroordeling.
Het verweer
4.3.
[gedaagde] vindt dat de proceskosten moeten worden gecompenseerd. De advocaat van [gedaagde] stelt dat hij de advocaat van [eiseres] heeft verzocht de dagvaarding niet aan te brengen, aangezien [gedaagde] al in een vergevorderd stadium was met het verkrijgen van een nieuwe hypotheek, zodat [eiseres] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid kon worden ontslagen. De procedure is nodeloos aanhangig gemaakt, aldus [gedaagde] .
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
In deze zaak staat enkel nog de vraag centraal of [gedaagde] in de proceskosten moet worden veroordeeld. [gedaagde] stelt dat [eiseres] de procedure nodeloos aanhangig heeft gemaakt en dat de hoofdregel in het familierecht is dat ieder zijn eigen proceskosten betaalt, ongeacht wiens verzoek wordt toegewezen. [eiseres] daarentegen betwist dat zij [gedaagde] onnodig in rechte heeft betrokken en stelt dat in deze zaak een uitzondering geldt op de hoofdregel van de proceskostenveroordeling in familiezaken.
5.2.
Sinds het einde van de affectieve relatie tussen partijen in januari 2013, woont [eiseres] niet meer in de woning van [gedaagde] . Zij is echter tot na het aanbrengen van de dagvaarding in deze procedure, voor de hypotheek van die woning hoofdelijk aansprakelijk geweest. Als onweersproken is komen vast te staan dat [eiseres] in de jaren na het einde van de relatie meerdere malen aan [gedaagde] heeft verzocht om mee te werken aan haar ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Dit heeft niet tot enig resultaat geleid. De advocaat van [eiseres] heeft vervolgens in 2024 twee brieven gestuurd aan [gedaagde] , met het verzoek medewerking te verlenen om te komen tot het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Ook deze brieven hebben niet tot ontslag van [eiseres] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid geleid. Vervolgens heeft [eiseres] bij dagvaarding van 18 juni 2024 [gedaagde] in deze procedure betrokken. Bij rolbericht van 5 september 2024 is de rechtbank geïnformeerd over de tussen partijen bereikte overeenstemming, waarbij is verzocht nog enkel een beslissing te nemen over de proceskosten. Vervolgens hebben partijen schriftelijk doorgeprocedeerd tot en met dupliek om hun standpunten over en weer kenbaar te maken. Daarna is namens [gedaagde] expliciet verzocht om een mondelinge behandeling ‘omdat dit nooit kwaad kan’, terwijl [eiseres] heeft verzocht om vonnis. De mondelinge behandeling is gepland op 7 maart 2025. [gedaagde] heeft bij e-mail van 6 maart 2025 verzocht om de mondelinge behandeling niet door te laten gaan en alsnog vonnis te wijzen.
5.3.
Uit het voorgaande volgt dat [eiseres] jarenlang tevergeefs buitengerechtelijk heeft geprobeerd om de medewerking van [gedaagde] te krijgen voor haar ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek die rust op de woning van [gedaagde] . Het starten van een procedure door [eiseres] werd daardoor onvermijdelijk. Het standpunt van [gedaagde] dat het starten van de procedure niet nodig was, omdat hij al in een vergevorderd stadium was met betrekking tot het verkrijgen van een nieuwe hypotheek, is enerzijds niet door [gedaagde] onderbouwd met stukken en is anderzijds door [eiseres] betwist. Aan dat standpunt gaat de rechtbank daarom voorbij. Dat [eiseres] de gerechtelijke procedure heeft door laten lopen, is bovendien begrijpelijk gelet op de eerdere handelswijze van [gedaagde] .
5.4.
Dat in zaken tussen ex-partners doorgaans besloten wordt tot compensatie van proceskosten, heeft te maken met de veelheid aan persoonlijke en inter-relationele kwesties die kunnen spelen rondom de afwikkeling van een relatie. In dit geval heeft [eiseres] terecht naar voren gebracht dat (met uitzondering van de hypotheek) van enige band tussen partijen al lange tijd geen sprake meer is. Partijen hebben een relatie van ruim twee jaren gehad, die twaalf jaar geleden is geëindigd. Er was geen sprake van een echtscheiding en er zijn geen gezamenlijke kinderen.
5.5.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat in deze procedure over de proceskostenkwestie een mondelinge behandeling is gepland op 7 maart 2025 op expliciet verzoek van [gedaagde] , nadat partijen tot en met dupliek hadden geprocedeerd en [eiseres] vroeg om vonnis. Eén dag voor de mondelinge behandeling op 6 maart 2025, laat [gedaagde] weten dat ‘ [gedaagde] alsnog heeft besloten deze comparitie niet bij te wonen en ook zijn advocaat er niet zal zijn, zodat wordt verzocht vonnis te wijzen op basis van uitsluitend de stukken’. Hiermee heeft [gedaagde] [eiseres] onnodig op kosten gejaagd.
5.6.
In deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om, in afwijking van de in familiezaken gebruikelijke compensatie van kosten, [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten. De vordering van [eiseres] wordt dan ook toegewezen.
5.7.
De rechtbank veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, inclusief nakosten. Ook de gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
-griffierecht € 320,00
-kosten dagvaarding € 136,72
-salaris advocaat € 1.842,00 (3 punten x tarief € 614,00)
-nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.476,72

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.476,72, te betalen binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover als bedoeld in
artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de betekening,
6.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. A.M. van Diggele en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2025.