ECLI:NL:RBOVE:2025:3196

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
ak_24_3260
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen het plaatsen van attentiepalen en schoolzone borden

Deze uitspraak betreft een beroep van eisers tegen de niet-ontvankelijk verklaring van hun bezwaar tegen het plaatsen van attentiepalen en borden met de aanduiding schoolzone aan de Tichelweg en Roombeekstraat in Enschede. Eisers zijn van mening dat het college van burgemeester en wethouders van Enschede ten onrechte hun bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank Overijssel heeft op 20 mei 2025 geoordeeld dat het college dit terecht heeft gedaan. De rechtbank stelt vast dat het plaatsen van de attentiepalen en borden geen schriftelijke beslissing is, maar een feitelijke handeling. Hierdoor is er geen mogelijkheid voor eisers om bezwaar te maken of beroep in te stellen bij de bestuursrechter. De rechtbank legt uit dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een besluit een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan is, en dat tegen een feitelijke handeling geen rechtsmiddelen kunnen worden aangewend. De rechtbank concludeert dat het beroep van eisers ongegrond is en dat de niet-ontvankelijkheidsverklaring van hun bezwaar in stand blijft. Dit betekent dat eisers geen griffierecht terugkrijgen en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3260

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1], eiser 1, en [eiser 2], eiser 2, uit [woonplaats], hierna gezamenlijk te noemen: eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van Enschede

(gemachtigde: [gemachtigde]).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een besluit van het college, waarbij het college het bezwaar van eisers tegen het plaatsen van attentiepalen en borden met de aanduiding schoolzone aan de Tichelweg en Roombeekstraat in Enschede niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eisers zijn het hier niet mee eens. De rechtbank beoordeelt de nietontvankelijkheidsverklaring van het bezwaar van eisers.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college het bezwaar van eisers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eisers krijgen geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eisers wonen aan de [adres]. Eisers hebben op 26 juni 2024 bezwaar gemaakt tegen het plaatsen van een aantal attentiepalen en borden met de aanduiding schoolzone aan de Tichelweg en Roombeekstraat in Enschede.
2.1.
Met het bestreden besluit van 5 augustus 2024 heeft het college het bezwaar van eisers kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
2.2.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.3.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 24 april 2025 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser 1 en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eisers voeren aan dat het college het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Volgens eisers is het plaatsen van de attentiepalen en borden een besluit waartegen rechtsmiddelen kunnen worden aangewend, omdat sprake is van rechtsgevolgen. Eisers voeren verder aan dat het college voor het plaatsen van de attentiepalen en borden een verkeersbesluit had moeten nemen. Nu dat niet is gebeurd, is volgens eisers sprake van détournement de pouvoir, omdat het college op deze wijze verkeersmeubilair heeft geplaatst zonder een juridische basis.
3.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat het plaatsen van de attentiepalen en borden geen besluit is en dat eisers daartegen geen bezwaar konden maken. Verder heeft het college ter zitting gesteld dat op grond van de Wegenverkeerswet 1994 geen verkeersbesluit nodig was voor het plaatsen van de attentiepalen en borden met aanduiding schoolzone. Ook was volgens het college op grond van het Besluit bouwwerken leefomgeving geen omgevingsvergunning nodig voor het plaatsen. Daarom is volgens het college ook geen sprake van enige overtreding.
3.2.
Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een besluit een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. In artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 7:1, eerste lid, van de Awb is bepaald dat tegen een besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter.
3.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Het plaatsen van de attentiepalen en de borden met de aanduiding schoolzone is geen schriftelijke beslissing, maar een feitelijke handeling. Het college heeft het bezwaar van eisers terecht opgevat als een bezwaar tegen deze feitelijke handeling. Tegen een feitelijke handeling kan echter geen bezwaar gemaakt worden en geen (hoger) beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld. [1] Daartegen kan worden opgekomen bij de burgerlijke rechter. De rechtbank is daarom van oordeel dat het college het bezwaar van eisers terecht nietontvankelijk heeft verklaard.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep van eisers is ongegrond. Dat betekent dat de nietontvankelijkheidsverklaring van het bezwaar van eisers in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier, uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2759.