ECLI:NL:RBOVE:2025:315

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
08-285015-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag van een beginnend bestuurder

Op 21 januari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man, die als beginnend bestuurder betrokken was bij een verkeersongeval op 26 oktober 2023 in Hengelo. De verdachte reed met een snelheid van 124 km/u op de Mr. P.J. Troelstrastraat, waar de maximumsnelheid 50 km/u was. Hierdoor heeft hij een aanrijding veroorzaakt met een bromfietser, die zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ernstig tekortgeschoten is in de voorzichtigheid en oplettendheid die van hem als bestuurder verwacht mag worden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand met een proeftijd van twee jaren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren, waarvan een jaar voorwaardelijk. De rechtbank heeft geoordeeld dat het ongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is, en dat zijn rijgedrag een zeer gevaarlijke verkeerssituatie heeft gecreëerd. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 8 januari 2025, waar de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-285015-23 (P)
Datum vonnis: 21 januari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats],
wonende aan de [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.C. Stam, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de door [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht;
subsidiair: als bestuurder van een personenauto zich zodanig op de weg heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt en/of het verkeer werd gehinderd;
meer subsidiair: zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij tijdig kon stoppen voor een afslaande bromfiets.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op 26 oktober 2023 te Hengelo (O) in de gemeente Hengelo, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van de Hamerstraat, gaande in de westelijke richting,
daarmede rijdende over de weg de Mr. P.J. Troelstrastraat en
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of
onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte een beginnend bestuurder was en/of
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en/of
terwijl zijn zicht ter plaatse niet belemmerd, beperkt of gehinderd werd en/of
terwijl een ander voertuig (bromfiets) vanaf die Mr. P.J. Troelstrastraat (voor haar)
linksaf wilde slaan richting de Albert Cuypstraat en dit voertuig daarvoor opgesteld
stond bij de middengeleider en/of op het midden van de weg, en/of hij (verdachte)
dit voertuig al had waargenomen en/of
heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat
voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met
een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse
geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 124 kilometer
per uur en/of
niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde voertuig (personenauto)
zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig (personenauto) tot stilstand
te brengen, binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg (de Mr. P.J.
Troelstrastraat) kon overzien en waarover deze vrij was en/of
met een (rest)snelheid van 96 kilometer per uur is gebotst tegen, althans in
aanrijding is gekomen met dat andere voertuig (bromfiets) en/of de bestuurster van
dat andere voertuig (bromfiets), ten gevolge waarvan die bestuurster van dat andere
voertuig (bromfiets) ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer])
zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op 26 oktober 2023 te Hengelo (O) in de gemeente Hengelo, als bestuurder van
een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de Hamerstraat, gaande
in de westelijke richting, daarmede heeft gereden over de weg de Mr. P.J.
Troelstrastraat en
heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat
voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met
een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse
geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 124 kilometer
per uur en/of niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde voertuig (personenauto)
zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig (personenauto) tot stilstand
te brengen, binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg (de Mr. P.J.
Troelstraat) kon overzien en waarover deze vrij was
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op 26 oktober 2023 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) als bestuurder van een
voertuig (personenauto) rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande
weg, Mr. P.J. Troelstrastraat, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat
was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg
kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij gebotst tegen een afslaand
voertuig.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Verdachte heeft aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gereden, waardoor sprake is van zeer hoge mate van schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994). Door het ongeval heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De officier van justitie heeft partiële vrijspraak gevorderd van het onderdeel roekeloosheid in de tenlastelegging.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte partieel vrijgesproken dient te worden van de tenlastegelegde roekeloosheid. Voor het overige heeft de raadsman zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt, op basis van het verhandelde ter terechtzitting en de inhoud van de hierna opgesomde bewijsmiddelen, de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 26 oktober 2023 vond er in de bebouwde kom van Hengelo (O), in de gemeente Hengelo, een aanrijding plaats tussen de personenauto die verdachte bestuurde, en de bromfiets die [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) bestuurde. Verdachte reed op de Mr. P.J. Troelstrastaat. Hij kwam uit de richting van de Hamerstraat en reed in westelijke richting. Voorafgaand aan het ongeval reed verdachte met een snelheid van 124 km/u over voornoemde straat, terwijl de ter plaatse geldende maximum snelheid 50 km/u is. Verdachte was een beginnend bestuurder en ter plaatse bekend.
[slachtoffer] kwam uit tegenovergestelde richting en stond op de kruising van de Mr. P.J. Troelstrastraat met de Albert Cuypstraat opgesteld bij de middengeleider om (voor haar) linksaf te slaan naar de Albert Cuypstraat. Zij was in de veronderstelling dat zij de oversteek veilig kon maken, omdat de koplichten van de auto van verdachte nog ver weg waren. Op het moment dat [slachtoffer] de weg overstak, reed verdachte met een (rest)snelheid van 96 km/u met de voorzijde van zijn auto tegen de zijkant van de bromfiets van [slachtoffer] aan. [slachtoffer] kwam hierdoor ten val.
[slachtoffer] werd na het ongeval naar het ziekenhuis overgebracht. Ten gevolge van het ongeval had [slachtoffer] een gekneusde pols en een laceratie op haar onderbeen, waarvoor negentien bovenhuidse hechtingen en ook meerdere onderhuidse hechtingen moesten worden aangebracht. In een van de wonden van [slachtoffer] bleek necrotisch weefsel aanwezig. Dit moest worden verwijderd. Er bleek tevens sprake te zijn van een kruisbandruptuur. [slachtoffer] is hieraan uiteindelijk geopereerd. Tijdens deze operatie is ook een van de littekens op haar onderbeen gecorrigeerd.
Aan zijn schuld te wijten
Om tot bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 WVW 1994 is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid en/of onoplettendheid van verdachte. Daarbij is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en verder naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
Vaststaat dat verdachte kort voor de aanrijding met een snelheid van 124 km/u reed. Daarmee overschreed hij niet alleen in ernstige mate de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom, hij reed ook veel harder dan voor een veilige verkeerssituatie ter plaatse verantwoord en geboden was. Verdachte heeft dusdanig hard gereden dat hij niet meer in staat was adequaat te reageren op handelingen van andere verkeersdeelnemers. Daar komt nog bij dat verdachte ter plaatse bekend was en dus wist dat zich ter hoogte van de plaats van het ongeval een bijzondere verkeerssituatie met een oversteekplaats bevond. Dit had voor verdachte - die bovendien beginnend bestuurder was en in een voor hem onbekende, snelle auto reed - te meer reden moeten zijn om zich aan de maximumsnelheid te houden om te kunnen anticiperen op eventueel kruisend verkeer. Gelet op het voorgaande is verdachte naar het oordeel van de rechtbank ernstig tekortgeschoten in de voorzichtigheid en oplettendheid die van hem als bestuurder van een personenauto mag worden verwacht.
Gelet op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval – zoals hiervoor overwogen – is de rechtbank van oordeel dat het ongeval aan verdachte zijn schuld te wijten is, omdat verdachte zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden. Dat betekent dat de rechtbank verdachte vrij spreekt van het onderdeel ‘roekeloos’ in de tenlastelegging.
Letsel
De rechtbank stelt vast dat het hiervoor omschreven letsel van [slachtoffer], dat is veroorzaakt door het ongeval, van dien aard was dat meermalen medisch ingrijpen noodzakelijk was. Uit de geneeskundige verklaring blijkt voorts dat de geschatte duur van de genezing bij een kruisbandoperatie anderhalf jaar bedraagt. [slachtoffer] heeft verklaard dat een dergelijke operatie inderdaad ook nog nodig is geweest naast de medische ingrepen die zij aan haar onderbeen moest ondergaan. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat dit letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
De bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte het feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] .
het procesverbaal ter terechtzitting van 8 januari 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van aanrijding misdrijf van 11 maart 2024, pagina 7 e.v.;
het proces-verbaal van Analyse telefoondata van 25 januari 2024, pagina 98 e.v.;
het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] van 30 oktober 2023, pagina 213 e.v.;
Een geschrift als bedoeld in artikel 344 eerste lid, onder 4 Sv, te weten een geneeskundige verklaring van 18 december 2023, pagina 178.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 oktober 2023 te Hengelo (O) in de gemeente Hengelo, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van de Hamerstraat, gaande in de westelijke richting,
daarmede rijdende over de weg de Mr. P.J. Troelstrastraat zeer onvoorzichtig, onoplettend en
onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte een beginnend bestuurder was en
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en
terwijl zijn zicht ter plaatse niet belemmerd, beperkt of gehinderd werd en
terwijl een ander voertuig (bromfiets) vanaf die Mr. P.J. Troelstrastraat (voor haar)
linksaf wilde slaan richting de Albert Cuypstraat en dit voertuig daarvoor opgesteld
stond bij de middengeleider, en hij (verdachte)
heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 124 kilometer per uur en
niet de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde voertuig (personenauto)
zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat voertuig (personenauto) tot stilstand
te brengen, binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg (de Mr. P.J.
Troelstrastraat) kon overzien en waarover deze vrij was en
met een (rest)snelheid van 96 kilometer per uur in aanrijding is gekomen met dat andere voertuig (bromfiets) en de bestuurster van dat andere voertuig (bromfiets), ten gevolge waarvan die bestuurster van dat andere voertuig (bromfiets) ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer])
zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 150 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen (hierna: ontzegging van de rijbevoegdheid) voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen dan de drie maanden die het rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest. Voor het overige kan de raadsman zich vinden in de eis van de officier van justitie. Indien de rechtbank een zwaardere straf dan door de officier van justitie is geëist, passend vindt, verzoekt de raadsman om een taakstraf van langere duur of een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt ten gevolge waarvan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft als beginnend bestuurder een onverantwoord risico genomen door met extreem hoge snelheid, ruim twee keer de toegestane snelheid, te rijden op een weg binnen de bebouwde kom. Als gevolg daarvan heeft verdachte de overstekende bromfietser [slachtoffer] veel te laat opgemerkt en is hij tegen haar aangereden. [slachtoffer] was op dat moment negentien weken zwanger. Dat het ongeval veel impact op haar heeft gehad, blijkt uit de indringende slachtofferverklaring die [slachtoffer] ter terechtzitting heeft voorgedragen. Zij heeft na het ongeval niet meer van haar zwangerschap kunnen genieten. Tot op heden ondervindt zij de fysieke en mentale gevolgen van het ongeval. Verdachte mag van geluk spreken dat de aanrijding [slachtoffer] niet fataal is geworden, maar dit is geenszins aan zijn handelen te danken. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij door zijn rijgedrag een zeer gevaarlijke verkeerssituatie heeft doen ontstaan. Het verkeersgedrag van verdachte kan weliswaar niet worden gekwalificeerd als roekeloos rijden, maar grenst daar wel aan.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 2 december 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Ter terechtzitting heeft verdachte er blijk van gegeven inmiddels het onverantwoorde van zijn handelen in te zien. Verdachte heeft zich schuldbewust getoond en ter terechtzitting niet langer om de toedracht van het ongeval heen gedraaid. Verdachte heeft kort na het ongeval een CBR-maatregel, in de vorm van de Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG), opgelegd gekregen. Hiervan heeft hij naar eigen zeggen veel geleerd. Door de verdediging is ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte per februari 2025 zal starten met een BBL-opleiding in [plaats]. Hij heeft zijn rijbewijs nodig om met de auto naar [plaats] te reizen. Daarnaast moet verdachte voor zijn stage bij een autobedrijf over zijn rijbewijs kunnen beschikken.
De op te leggen straf of maatregel
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting en de afspraken van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen en waarbij sprake is van ernstige schuld is het uitgangspunt een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar. Het uitgangspunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen en waarbij sprake is van zeer hoge mate van schuld is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder zijn jeugdige leeftijd en de omstandigheid dat hij ter terechtzitting verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals voornoemd oriëntatiepunt in geval van een zeer hoge mate van schuld vermeldt, niet passend. In plaats daarvan zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf van aanzienlijke duur opleggen. Gezien de ernst van het verkeersgedrag en de mate van schuld zal de rechtbank tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen.
De rechtbank acht daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid van aanzienlijke duur op zijn plaats. De rechtbank realiseert zich dat een ontzegging van de rijbevoegdheid gevolgen kan hebben voor de schoolgang van verdachte. De rechtbank ziet daarin en in voornoemde persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om de ontzegging van de rijbevoegdheid deels voorwaardelijk opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt de ernst van het verkeersgedrag van verdachte daarnaast echter zonder meer een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van langere duur dan de tijd dat het rijbewijs van verdachte reeds ingevorderd en ingehouden is geweest.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 200 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand met een proeftijd van twee jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren, waarvan een jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. Het voorwaardelijke strafdeel dient verdachte ervan te weerhouden om opnieuw een (verkeersgerelateerd) strafbaar feit te plegen.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 WVW 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (een) maand;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
200 (tweehonderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
-
ontzegtverdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
2 (twee) jaren;
- bepaalt dat van deze ontzegging een gedeelte van
1 (een) jaar niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
-stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994, afgetrokken wordt van de duur van de ontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. N.P. Heisterkamp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Kleinlugtenbeld, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.
Buiten staat
Mr. Rikken is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023497713. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.