ECLI:NL:RBOVE:2025:313

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
08-109927-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 21 januari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 26 mei 2022 in Enschede. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, veroorzaakte een aanrijding met een bromfiets, waarbij de bestuurder van de bromfiets, [slachtoffer 2], om het leven kwam en de achterop zittende passagier, [slachtoffer 1], zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een snelheid van 96 km/u de (brom)fietsoversteekplaats naderde, terwijl de ter plaatse geldende maximumsnelheid 80 km/u was. De verdachte had de bromfiets voorafgaand aan het ongeval gezien en was zich bewust van de aanwezigheid van andere verkeersdeelnemers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot het ongeval. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de gevolgen voor de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder met politie en justitie in aanraking was gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-109927-23 (P)
Datum vonnis: 21 januari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de door [slachtoffer 1], slachtoffer en nabestaande van [slachtoffer 2], en de namens [naam], nabestaande van [slachtoffer 2], voorgedragen slachtofferverklaringen.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer 2] om het leven is gekomen en waardoor aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht;
subsidiair:als bestuurder van een personenauto zich zodanig op de weg heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt en/of het verkeer werd gehinderd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 26 mei 2022 in de gemeente Enschede
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede
rijdende over de weg, Windmolenweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn
schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
terwijl op die Windmolenweg, ter hoogte van de T-kruising met de Marssteden, bij
het naderen van een aldaar in de Windmolenweg gelegen brom- en/of
fietsoversteekplaats een bord (gelijkend) model J24 van de bijlage I van genoemd
Reglement was geplaatst, inhoudende een aanduiding van (naderend) gevaar, te
weten (overstekende) brom- en/of fietsers,
met een snelheid van ongeveer 96km p/u, althans met een snelheid (veel) hoger dan
de toegestane maximum snelheid van 60km p/u en/of 80km p/u over voornoemde
Windmolenweg te rijden en/of (vervolgens)
gekomen nabij voornoemde brom- en/of fietsoversteekplaats niet, althans niet
voldoende op overige medeweggebruikers te letten en/of is blijven letten en/of
(vervolgens)
met onverminderde snelheid, althans met een snelheid (veel) te hoog voor een
veilig verkeer ter plaatse op die brom- en/of fietsoversteekplaats toe te rijden en/of
(daarbij)
niet, althans niet voldoende het verloop van de rijbaan van de Windmolenweg te
volgen en/of (vervolgens)
op/tegen een verkeersheuvel, gelegen in het midden van de Windmolenweg, te
botsen en/of te rijden en/of (daarbij)
op/tegen (een) zich deels op de Windmolenweg bevindende medeweggebruiker(s)
te botsen en/of te rijden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2]) werd gedood en/of waardoor een ander
(genaamd [slachtoffer 1]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de
normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 mei 2022 in de gemeente Enschede
als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg,
Windmolenweg,
met een snelheid van ongeveer 96km p/u, althans met een snelheid (veel) hoger dan
de toegestane maximum snelheid van 60km p/u en/of 80km p/u over voornoemde
Windmolenweg heeft gereden en/of (vervolgens)
gekomen nabij een aldaar in de Windmolenweg gelegen brom- en/of
fietsoversteekplaats niet, althans niet voldoende op overige medeweggebruikers heeft gelet en/of is blijven letten en/of (vervolgens)
met onverminderde snelheid, althans met een snelheid (veel) te hoog voor een
veilig verkeer ter plaatse op die brom- en/of fietsoversteekplaats is toegereden en/of
(daarbij)
niet, althans niet voldoende het verloop van de rijbaan van de Windmolenweg heeft
gevolgd en/of heeft kunnen volgen en/of (vervolgens)
op/tegen een verkeersheuvel, gelegen in het midden van de Windmolenweg, is
gebotst en/of gereden en/of (daarbij)
op/tegen (een) zich deels op de Windmolenweg bevindende medeweggebruiker(s)
is gebotst en/of gereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden als gevolg waarvan [slachtoffer 2] is overleden en [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat het causaal verband tussen het rijgedrag van verdachte en het ongeval onvoldoende is komen vast te staan dan wel omdat de door verdachte gemaakte snelheidsfout niet zo groot is te achten dat er sprake is van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994). Ten aanzien van de bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde feit heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 26 mei 2022 reed verdachte als bestuurder van een personenauto over de Windmolenweg in Enschede, gemeente Enschede. [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) reed als bestuurder van een bromfiets over het parallel aan de Windmolenweg gelegen (brom)fietspad, in dezelfde rijrichting als verdachte. [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) zat achterop de bromfiets. Verdachte zag de bromfiets voorafgaand aan het ongeval op voornoemd (brom)fietspad rijden.
Ter hoogte van de T-kruising van de Windmolenweg met de Marssteden stak de bromfiets via de (brom)fietsoversteekplaats de Windmolenweg over. De bestuurder van de bromfiets had op zijn gevolgde rijrichting haaientanden op het wegdek. Op de oversteekplaats vond, op de rijstrook gevolgd door de personenauto van verdachte, een aanrijding plaats tussen de personenauto van verdachte en de bromfiets, waarbij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] met de bromfiets ten val zijn gekomen. Zij zijn overgebracht naar het ziekenhuis. Daar bleek dat [slachtoffer 2] was overleden. Bij [slachtoffer 1] was onder meer sprake van een gebroken sleutelbeen en een verbrijzelde knie. [slachtoffer 1] is inmiddels negen keer aan haar been geopereerd.
De (brom)fietsoversteekplaats wordt op de Windmolenweg, in de door verdachte gevolgde rijrichting, aangegeven met een waarschuwingsbord voor overstekende (brom)fietsers, model J24 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, geplaatst met verlichting. Voor verdachte had de ter plaatse geldende maximumsnelheid 60 km/u moeten zijn. Echter, in het wegvak Twekkelerbeekweg-Zwartevennenweg was het herhalingsbord A1 met de maximumsnelheid van 60 km/u niet geplaatst. Derhalve was de ter plaatse geldende maximumsnelheid ten tijde van het ongeval aldaar 80 km/u.
Aan de hand van de veiliggestelde storingsdata van de personenauto van verdachte heeft het Team Forensische Opsporing vastgesteld dat het linker voorwiel in een sterke afwijkende stand onder het voertuig stond en in botsing zou zijn gekomen met de verhoogde middengeleider. De daarbij geregistreerde snelheid was 96 km/u. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de bevindingen van het Team Forensische Opsporing. De rechtbank sluit zich aan bij deze bevindingen en concludeert daaruit dat de door verdachte gereden snelheid vlak voor het ongeval in elk geval 96 km/u was.
Aan zijn schuld te wijten
Om tot bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 WVW 1994 is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid van verdachte. Daarbij is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en verder naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
Verdachte is met een snelheid van in elk geval 96 km/u de (brom)fietsoversteekplaats op de Windmolenweg genaderd, terwijl de ter plaatse geldende maximumsnelheid ten tijde van het ongeval 80 km/u was. Het feit dat de maximumsnelheid ter hoogte van het ongeval 80 km/u bedroeg, maakt echter nog niet dat die snelheid – of in het geval van verdachte zelfs een snelheid van ongeveer 96 km/u – verantwoord was voor een veilige verkeerssituatie ter plaatse. Verdachte naderde immers een bijzondere verkeerssituatie, te weten een (brom)fietsoversteekplaats, zodat hij rekening moest houden met fietsers en bromfietsers die voor hem zouden oversteken. Verdachte was ter plaatse bekend en wist dus dat hij deze (brom)fietsoversteekplaats naderde. Hij werd hier ook nog voor gewaarschuwd door het J24 bord in de berm naast de Windmolenweg. Verdachte had bovendien kort voor het ongeval de bromfiets zien rijden en was zich er dus van bewust dat er andere verkeersdeelnemers aanwezig waren die mogelijk van de (brom)fietsoversteekplaats gebruik wilden gaan maken.
Gelet op voornoemde omstandigheden had verdachte zijn snelheid aanzienlijk moeten matigen. Verdachte is de (brom)fietsoversteekplaats echter genaderd met een snelheid die gelet op de verkeersituatie ter plaatse geenszins verantwoord was. De snelheid was zo hoog dat verdachte niet meer in staat was om adequaat te reageren op onverwachte situaties. Verdachte is naar het oordeel van de rechtbank zodanig tekortgeschoten in de voorzichtigheid die van hem als bestuurder van een personenauto mag worden verwacht, dat er sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid en onoplettendheid. Verdachte had namelijk, net als iedere andere weggebruiker, bedacht moeten zijn op fouten die gemaakt worden door de overige weggebruikers en zijn rijgedrag daarop moeten aanpassen, temeer omdat hij een bijzondere verkeerssituatie naderde. Dit heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gedaan. Dat de bromfiets voorrang had moeten verlenen aan de personenauto van verdachte doet daaraan niet af. Van uitzonderlijke omstandigheden die maken dat verdachte geen relevant verwijt treft is ook overigens niet gebleken.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte, gelet op het geheel van zijn gedragingen, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en wel zodanig dat het verkeersongeval aan zijn schuld te wijten is in de zin van artikel 6 WVW 1994.
Letsel
De rechtbank stelt vast dat door het verkeersgedrag van verdachte een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer 2] werd gedood. Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer 1] letsel opgelopen zoals hiervoor omschreven. Dit letsel was van dien aard dat medisch ingrijpen noodzakelijk was. [slachtoffer 1] is inmiddels negen keer aan haar been geopereerd. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 1] als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 mei 2022 in de gemeente Enschede als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Windmolenweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, terwijl op die Windmolenweg, ter hoogte van de T-kruising met de Marssteden, bij het naderen van een aldaar in de Windmolenweg gelegen brom- en/of fietsoversteekplaats een bord (gelijkend) model J24 van de bijlage I van genoemd Reglement was geplaatst, inhoudende een aanduiding van (naderend) gevaar, te weten (overstekende) brom- en/of fietsers, met een snelheid van ongeveer 96km p/u over voornoemde Windmolenweg te rijden en met een snelheid (veel) te hoog voor een veilig verkeer ter plaatse op die brom- en/of fietsoversteekplaats toe te rijden en (daarbij) tegen zich deels op de Windmolenweg bevindende medeweggebruikers te rijden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2]) werd gedood en waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1]) zwaar lichamelijk werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 van de WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
en
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren, een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen (hierna: ontzegging van de rijbevoegdheid) voor de duur van twaalf maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat bij het bepalen van de straf rekening gehouden dient te worden met het feit dat het ongeval ook op verdachte veel indruk heeft gemaakt. Daarnaast is hij, behoudens een overtreding, niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om een eventuele ontzegging van de rijbevoegdheid geheel voorwaardelijk aan verdachte op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft door zijn rijgedrag een ernstig ongeval veroorzaakt. [slachtoffer 2] is als gevolg van dit ongeval om het leven gekomen en zijn echtgenote, [slachtoffer 1], werd zwaar lichamelijk letsel toegebracht. Hoewel de verdachte dit niet heeft gewild, zijn het ongeval en de tragische gevolgen ervan wel aan hem te wijten. Met het overlijden van [slachtoffer 2] is de nabestaanden onherstelbaar leed toegebracht. Ter terechtzitting is er door [slachtoffer 1] en de moeder van [naam], de kleinzoon van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], een verklaring afgelegd waarin zij indringend hebben verteld over hun verdriet om het plotselinge en onherstelbare verlies van echtgenoot, vader en opa. Ook blijkt uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] dat zij tot op heden nog iedere dag de fysieke en mentale gevolgen van het ongeval ondervindt. De rechtbank realiseert zich dat het in deze zaak onmogelijk is om een straf op te leggen die recht doet aan het emotionele leed van de nabestaanden. Een strafrechtelijke reactie in welke vorm dan ook zal het door het verlies veroorzaakte intense leed nooit ongedaan kunnen maken.
De persoon van verdachte
Bij de strafbepaling houdt de rechtbank ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft er blijk van gegeven dat de gevolgen van het verkeersongeval hem erg hebben aangegrepen. De rechtbank acht voor de strafoplegging ook van belang dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Dit blijkt uit een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 28 november 2024.
De verdediging heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat verdachte een eigen bedrijf heeft in de bouwsector. Het behouden van zijn rijbewijs is voor verdachte essentieel om de werkzaamheden uit te kunnen blijven oefenen en om zichzelf van een inkomen te kunnen blijven voorzien.
De op te leggen straf of maatregel
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting en de afspraken van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij een ander is gedood en waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld is het uitgangspunt een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar. Het uitgangspunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij aan een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht en waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld is een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden.
De rechtbank acht gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, de gevolgen die het feit teweeg heeft gebracht en voornoemde oriëntatiepunten het opleggen van de maximale taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie is geëist, passend.
De rechtbank acht daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats. Bij het bepalen van de duur van de ontzegging van de rijbevoegdheid houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte beroepsmatig afhankelijk is van zijn rijbewijs. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het aanzienlijke tijdsverloop tussen het ongeval en dit vonnis, namelijk ruim tweeënhalf jaar. Er is weliswaar geen sprake van schending van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), maar feit is wel dat verdachte langdurig in onzekerheid heeft moeten verkeren over de beslissing in zijn strafzaak. Verdachte is bovendien na onderhavig feit niet opnieuw met politie in justitie in aanraking is gekomen. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen van een kortere duur dan door de officier van justitie is geëist. Ook zal de rechtbank de ontzegging van de rijbevoegdheid deels voorwaardelijk opleggen. Een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, zoals verzocht door de verdediging, acht de rechtbank, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de gevolgen daarvan, niet passend. Omdat er aanzienlijk veel tijd verstreken is tussen het ongeval en dit vonnis zal de rechtbank aan de voorwaardelijke straffen een proeftijd van een jaar verbinden.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van een jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van een jaar, passend en geboden.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 179 WVW 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
en
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 1 (een) jaarde navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
-
ontzegtverdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat van deze ontzegging een gedeelte van
3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 1 (een) jaarde navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
-stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. N.P. Heisterkamp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Kleinlugtenbeld, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.
Buiten staat
Mr. Rikken is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022233281 en uit het aanvullend proces-verbaal met nummer PLO6-2022233153. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aanrijding misdrijf van 25 april 2023, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 31 e.v.:
Locatie ongeval
Datum: 26 mei 2022
Adres: Windmolenweg
Plaats: Enschede (de rechtbank begrijpt: gemeente Enschede)
op de kruising met
Adres: Marssteden
Aanduiding voorrang: Middels haaietanden op het fietspad
Betrokken 1 (voertuig)
Voertuig Personenauto [kenteken 1] Bmw 320d
Bestuurder
[verdachte]
Betrokken 2 (voertuig)
Voertuig Snorfiets [kenteken 2] Piaggio Vespa sprint
Bestuurder
Achternaam: [slachtoffer 2]
Voornamen: [slachtoffer 2]
Dodelijk slachtoffer
Bij of kort na het ongeval is onderstaand persoon overleden.
Achternaam: [slachtoffer 2]
Voornamen: [slachtoffer 2]
Bovengenoemd persoon is naar Medisch Spectrum Twente te Enschede overgebracht en
bleek aldaar te zijn overleden.
Letsel
Bij het ongeval heeft onderstaand persoon letsel opgelopen.
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [slachtoffer 1]
Vervoerd naar ziekenhuis: Ja, Medisch Spectrum Twente te Enschede
2.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344 eerste lid, onder 4 Sv, te weten een brief van Medisch Spectrum Twente van 27 mei 2022, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 54 e.v.:
Betreft
Mw. [slachtoffer 1]
Conclusie
- Gustillo graad IIIA gecompliceerde proximale tibiafractuur links
- Laterale claviculafractuur en fractuur processus coracoideus rechts.
3.
Het proces-verbaal PD onderzoek Forensische Opsporing Verkeer van 31 januari 2023, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 93 e.v.:
2.2.
Wegsituatie
De bestuurder van de snorfiets had parallel aan de Windmolenweg gereden, op een door een
grasberm gescheiden verplicht fiets- bromfietspad in dezelfde rijrichting als de bestuurder van de BMW. Ter hoogte van de Marssteden was een oversteekplaats voor fietsers/bromfietsers gesitueerd. Op de oversteekplaats, op de rijstrook gevolgd door de BMW, vond de aanrijding plaats.
  • Voor de oversteek waren er, gezien de rijrichting van de snorfiets, haaientanden op het wegdek aangebracht.
  • Voor de bestuurder van de BMW had de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 60 km/h. moeten zijn, echter was in het wegvak Twekkelerbeekweg-Zwartevennenweg het herhalingsbord A1 (bijlage II RVV) met de maximumsnelheid van 60 km/h niet geplaatst. Hierdoor bevond de bestuurder van de BMW zich op een weg buiten de bebouwde kom zonder verdere maatregelen, zijnde 80 km/h.
  • Gezien vanuit de rijrichting van de BMW was er ongeveer 30 meter voor de oversteek een waarschuwingsbord met verlichting en waarschuwing voor de oversteekplaats. (afgebeelde bord was gelijkend op bord J24 van bijlage II RVV).
4.
Het proces-verbaal van Data onderzoek BMW van 8 november 2022, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 115 e.v.:
Op verzoek van collega’s [verbalisant 1] en [verbalisant 2], werkzaam bij dezelfde afdeling als
ondergetekende, heb ik de data van het digitale onderzoek bekeken dat op dezelfde dag plaats gevonden had aan een personenauto, merk BMW, type 320D, voorzien van het V.I.N. [code] en het Nederlandse kenteken [kenteken 1].

3.Analyse

De data welke door BMW ISTA uit het voertuig gedownload was deed vermoeden dat het
ongeval bij een snelheid van circa 100 km/uur plaats gevonden had. Deze snelheid werd
geregistreerd bij de ongevalsuitschakeling van het voertuig, die bij een dergelijk ongeval uit
veiligheidsoverweging plaats kan vinden. Daarnaast was er een storing opgetreden bij de
linker voorwielsensor. Op basis van de foto’s van de plaats ongeval paste deze goed bij het
ongevalsverloop. Het linker voorwiel staat in een sterke afwijkende stand onder het voertuig
en zou in botsing zijn gekomen met de verhoogde middengeleider. De daarbij geregistreerde
snelheid was 96 km/uur.
5.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 januari 2025, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, de verklaring van verdachte:
Op 26 mei 2022 reed ik over de Windmolenweg. Parallel naast deze weg bevindt zich een fietspad.
6.
Het proces-verbaal van verhoor van slachtoffer [slachtoffer 1] van 17 oktober 2022, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 46 e.v.:
V: Hoe gaat het met u?
A: Lichamelijk gaat het heel slecht met mij. Ik wordt op 20 oktober 2022 voor de
negende keer geopereerd aan mijn linkerbeen. Mijn linkerknie was ook
verbrijzeld. Ik word daar later aan geopereerd. Mijn rechter sleutelbeen was ook
gebroken. Verder heb ik neurologische ongemakken met betrekking tot mijn hoofd.
Verder loop ik op krukken. Ik kan momenteel niets meer.
V: Hoe is de ondervraagde betrokken geraakt bij het ongeval?
A: Ik zat achterop de scooter.