In deze zaak gaat het om een beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning aan de gemeente Twenterand voor het vernieuwen van de Noorderweg en het verlagen van de berm langs de provinciale vaarweg Almelo - De Haandrik. Eisers, bewoners van de nabijgelegen woningen, zijn van mening dat de vergunningverlening onterecht is, omdat zij vrezen voor verdere schade aan hun woningen door de werkzaamheden. De rechtbank heeft op 16 mei 2025 uitspraak gedaan en het beroep van eisers niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Dit procesbelang was volgens de rechtbank niet meer aanwezig, omdat de vergunde werkzaamheden al in november 2024 waren uitgevoerd en afgerond. De rechtbank oordeelde dat eisers geen reëel en actueel belang hadden bij hun beroep, aangezien het doel dat zij nastreefden niet meer kon worden bereikt. De rechtbank benadrukte dat het procesbelang moet worden beoordeeld op het moment van de uitspraak en dat de belangen van eisers niet op de juiste wijze waren gewogen in het eerdere besluit. De uitspraak werd gedaan door mr. R. ter Haar, in aanwezigheid van griffier mr. B.A.G. Bulte.