ECLI:NL:RBOVE:2025:2973

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
ak_24_3206
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit inzake verzoek om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet open overheid (Woo)

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Deventer. Eiser had op 9 februari 2024 een verzoek ingediend op basis van de Wet open overheid (Woo) om openbaarmaking van documenten met betrekking tot een klacht die was ingediend bij de Nationale Ombudsman. Het college heeft op 1 maart 2024 een aantal documenten verstrekt, maar eiser was van mening dat er meer documenten beschikbaar moesten zijn. Na een tweede zoekslag door het college, waarbij geen nieuwe documenten werden gevonden, heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat het college geloofwaardig heeft verklaard dat alle relevante documenten zijn verstrekt. Eiser heeft geen concrete documenten aangedragen die niet openbaar zijn gemaakt. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3206

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

mr. [eiser] , uit [woonplaats] , eiser ( [eiser] ),

en
het college van burgemeester en wethouders van Deventer, verweerder (het college).

Procesverloop

1.1
Bij besluit van 1 maart 2024 heeft het college [eiser] ’s verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) van 9 februari 2024 toegewezen en meerdere documenten aan hem verstrekt. Bij besluit van 24 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft het college het hiertegen door [eiser] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 1 maart 2024 in stand gelaten.
1.2
[eiser] heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.3
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2025 op zitting behandeld. Hierbij was [eiser] , met bericht aan de rechtbank, niet aanwezig. Voor het college waren [naam 1], [naam 2] en [naam 3] bij de zitting aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Aanleiding
2.1
Bij brief van 9 februari 2024 heeft [eiser] een Woo-verzoek gedaan, dat is gericht aan de Regionale belastingsamenwerking Deventer, Olst-Wijhe en Raalte (hierna: de DOWR). In deze brief vraagt [eiser] om aan hem het volledige dossier toe te sturen over de zaak van de DOWR bij de Nationale Ombudsman naar aanleiding van de klacht die [internetsite] bij deze laatstgenoemde instantie heeft ingediend. Daarbij heeft [eiser] aangegeven dat het hem vooral gaat om de bewoordingen waarmee de DOWR op de vingers is getikt door de Nationale Ombudsman, waardoor de DOWR is overgegaan tot het versturen van specificaties van uitbetalingen van proceskostenvergoedingen.
2.2
Op basis van dit Woo-verzoek hebben medewerkers van het college en de DOWR gezocht naar documenten die betrekking hebben op de procedure tussen de DOWR en de Nationale Ombudsman. Daarbij zijn meerdere documenten aangetroffen. Met het besluit van 1 maart 2024 heeft het college deze documenten integraal aan [eiser] verstrekt, met uitzondering van de informatie die betrekking heeft op het belang van privacy en de bescherming en eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
2.3
Naar aanleiding van het door eiser gemaakte bezwaar heeft het college een tweede zoekslag uitgevoerd naar stukken die onder het Woo-verzoek kunnen vallen. Deze tweede zoekslag heeft geen nieuwe stukken opgeleverd. Vervolgens heeft het college het bestreden besluit genomen.
Standpunt van het college
3. Het college is van mening dat aan [eiser] alle stukken zijn verstrekt die het college onder zich heeft en die onder het Woo-verzoek vallen.
Beroepsgronden van [eiser]
4. [eiser] denkt dat er meer stukken moeten zijn die betrekking hebben op de klacht die [internetsite] bij de Nationale Ombudsman heeft ingediend over de DOWR. Daarover heeft [eiser] namelijk veel contact gehad met zowel de DOWR als de Nationale Ombudsman. [eiser] wil graag weten wat ten grondslag ligt aan het ‘ineens’ versturen van betalingsspecificaties door de DOWR en wat daarover intern is besproken bij de DOWR. Hij wil alle communicatie tussen de DOWR en de Nationale Ombudsman ontvangen. Ter onderbouwing van zijn beroep heeft [eiser] communicatie overgelegd tussen hem en de DOWR en/of de Nationale Ombudsman.
Beoordeling van het beroep
5.1
Het is vaste rechtspraak dat, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. [1]
5.2
De rechtbank stelt vast dat het college in het verweerschrift van 29 april 2024, dat is opgesteld in reactie op het bezwaar van [eiser] , heeft uitgelegd welke zoekslagen zijn uitgevoerd, welke systemen zijn geraadpleegd en op welke zoektermen is gezocht. Verder heeft het college verklaard dat het enige contact dat er tussen de Nationale Ombudsman en de DOWR is geweest over de ingediende klacht, het doorzenden van die klacht door de Nationale Ombudsman naar de DOWR was. Ook heeft het college verklaard dat de aanleiding voor het versturen van betalingsspecificaties naar [internetsite] niet de klacht bij de Nationale Ombudsman of diens reactie daarop was. Verder is volgens het college geen sprake van het ‘op de vingers tikken’ door de Nationale Ombudsman.
5.3
De rechtbank acht het op basis van de uitleg van het college over de uitgevoerde zoekslagen geloofwaardig dat hij aan [eiser] alle documenten heeft verstrekt die onder hem berusten en die onder het Woo-verzoek vallen. Wat [eiser] hiertegen in beroep heeft aangevoerd geeft de rechtbank geen reden om aan die uitleg te twijfelen. [eiser] heeft ook geen concrete documenten of informatie genoemd die onder zijn Woo-verzoek zouden vallen, maar niet openbaar zijn gemaakt. Dat hij over de ingediende klacht en/of over het versturen van betalingsspecificaties veel contact heeft gehad met de DOWR en/of de Nationale Ombudsman, wat daar verder ook van zij, betekent niet dat er meer informatie moet zijn die het college op basis van het Woo-verzoek openbaar had moeten maken. [eiser] heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat het college meer documenten heeft die onder het Woo-verzoek vallen dan de documenten die nu openbaar zijn gemaakt. Het beroep slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat [eiser] geen gelijk krijgt. Hij krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C. Rozeboom, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.J.H. Bijleveld, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van