ECLI:NL:RBOVE:2025:2929

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
11533222 \ EJ VERZ 25-36
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en verzoek om billijke vergoeding en transitievergoeding

In deze zaak gaat het om een ontslag op staande voet van een werknemer, die berust in de opzegging maar stelt dat er geen dringende reden voor het ontslag bestond. De werknemer verzoekt om een billijke vergoeding, een transitievergoeding en vergoeding van het loon over de opzegtermijn. De werkgever, DAKKAPEL.NL B.V., verzet zich tegen deze verzoeken en stelt dat het ontslag terecht is gegeven. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet geen standhoudt. De werknemer had recht op een winstuitkering en er waren onduidelijkheden over de declaratie van privékosten. De kantonrechter concludeert dat de werkgever onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake was van een dringende reden voor ontslag. De verzoeken van de werknemer worden gedeeltelijk toegewezen, waaronder een billijke vergoeding van € 3.500,00 en een gefixeerde schadevergoeding van € 12.209,22. Daarnaast wordt DAKKAPEL.NL B.V. veroordeeld tot het opstellen van een eindafrekening en het betalen van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer / rekestnummer: 11533222 \ EJ VERZ 25-36
Beschikking van 29 april 2025
in de zaak van
[verzoeker],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] of werknemer,
gemachtigde: mr. J.K. den Haan,
tegen
DAKKAPEL.NL B.V.,
te Deventer,
verwerende partij,
hierna te noemen: Dakkapel of werkgever,
gemachtigde: mr. R.M. Beltzer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties 1 t/m 18, ingekomen op 7 februari 2025,
- het verweerschrift met bijlagen 1 t/m 6,
- aanvullende producties 19 en 20 van [verzoeker] ,
- de pleitaantekeningen van mr. Den Haan en de pleitnotities van mr. Beltzer, voorgedragen en overgelegd op 1 april 2025,
- de mondelinge behandeling van 1 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De zaak in het kort

In deze zaak gaat het om een ontslag op staande voet. De werknemer berust in de opzegging maar stelt dat er geen dringende reden bestond voor het ontslag. Hij verzoekt daarom onder andere om toekenning van een billijke vergoeding, een transitievergoeding en vergoeding van het loon over de opzegtermijn. De werkgever wil dat de verzoeken worden afgewezen. De kantonrechter is van oordeel dat het ontslag op staande voet geen standhoudt. De verzoeken van werknemer worden gedeeltelijk toegewezen. Dat oordeel wordt in deze beschikking verder toegelicht.
3. De feiten
3.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] 1977, is sinds 4 mei 2020 in dienst bij Dakkapel. Zijn functie was laatstelijk die van bedrijfsleider met een loon van € 7.787,78 bruto per maand exclusief vakantiegeld. [verzoeker] had daarnaast ook recht op een winstuitkering ter grootte van 10% van de winst na belasting.
3.2.
Op 1 november 2023 mailt de boekhouder van Dakkapel aan [verzoeker] een overzicht met zijn winstdeling over 2021 en 2022 verrekend met privékosten van [verzoeker] . Die e-mail is in kopie aan [naam 1] , directeur/bestuurder van Dakkapel gegaan (hierna: [naam 1] ).
3.3.
Op maandag 6 januari 2025 schrijft [naam 1] aan [verzoeker] in een e-mailbericht:
(…) Daarom nu dan ook de vraag of er nog andere dingen op rekening zijn gegaan of dat er nog andere zaken die op rekening van dakkapel.nl zijn gekomen. Die naar jou privé hadden gemoeten. Zou je mij dit uiterlijk volgende week 13-1-2025 kunnen laten weten of dit het geval is geweest (…) Alvast bedankt.
3.4.
Op vrijdag 17 januari 2025 is [verzoeker] op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief van maandag 20 januari 2025 staat over de reden voor het ontslag het volgende:
De gronden voor je ontslag zijn als volgt:
  • Fraude met facturen: Diverse werkzaamheden aan de privéauto van je vrouw zijn uitgevoerd en gedeclareerd op naam van Dakkapel.nl BV. (zie bijlagen)
  • Onrechtmatig gebruik van de bedrijfspinpas: Privé-etentjes zijn betaald met de bedrijfspinpas van Dakkapel.nl BV (zie bijgevoegde excel)
  • Niet tijdig meewerken aan het onderzoek: Ondanks mijn verzoek op 6 januari jl. om opheldering te geven over een factuur, heb je hierop niet tijdig (voor 13 januari jl.) gereageerd.
  • Niet voldoen aan verzoek tot inlevering van bedrijfseigendommen: Ondanks mijn verzoek afgelopen vrijdag, heb je bedrijfsgoederen zoals de telefoon en auto niet per direct ingeleverd.
(…) Tot slot laat ik je hierbij weten dat er ook een vermoeden is van onrechtmatig gebruik van meerdere tankpassen van Dakkapel.nl., in die zin dat familieleden van jou daarmee hebben getankt. (…)

4.Het verzoek en het verweer

4.1.
[verzoeker] berust in de opzegging van het dienstverband maar hij stelt dat er geen dringende reden voor het ontslag bestond. Hij verzoekt daarom aan de kantonrechter:
om toekenning van een billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:681 lid 1 sub a BW juncto 7:671 BW ter grootte van € 64.000,00 bruto ten laste van Dakkapel,
veroordeling van Dakkapel tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding in verband met onregelmatige opzegging (ex artikel 7:672 lid 11 juncto lid 2 BW), bestaande in een bedrag gelijk aan het salaris over de periode van 17 januari 2025 tot 1 maart 2025,
veroordeling van Dakkapel tot betaling van de aan hem toekomende transitievergoeding (ex artikel 7:673 BW),
veroordeling van Dakkapel tot betaling van een bedrag van € 11.324,00 bruto uit hoofde van loon op basis van de winstuitkering over het boekjaar 2023,
veroordeling van Dakkapel om een eindafrekening op te stellen (rekening houdend met achterstallig loon, vakantiedagen en vakantietoeslag) en het daaruit blijkende bedrag aan [verzoeker] te voldoen,
veroordeling van Dakkapel tot betaling van de wettelijke verhoging over de bedragen onder 4) en 5),
veroordeling van Dakkapel tot betaling van de wettelijke rente over alle voornoemde bedragen onder 1) tot en met 6),
veroordeling van Dakkapel in de kosten van de procedure.
4.2.
Dakkapel heeft verweer gevoerd. Volgens Dakkapel is het ontslag op staande voet terecht gegeven en moet het verzoek van [verzoeker] worden afgewezen. Dakkapel wil als tegenverzoek vergoeding door [verzoeker] van een bedrag ter grootte van het loon over de opzegtermijn op grond van artikel 7:677 lid 2 BW en veroordeling van [verzoeker] in de kosten van de procedure.

5.De beoordeling

5.1.
[verzoeker] heeft berust in de opzegging van het dienstverband. Volgens [verzoeker] was er echter geen sprake van een geldige dringende reden voor ontslag. Hij maakt daarom op grond van artikel 7:681 BW aanspraak op betaling van een billijke vergoeding. De kantonrechter zal hierna eerst de dringende reden voor het gegeven ontslag beoordelen. Daarna worden de andere verzoeken van [verzoeker] beoordeeld.
De dringende reden
5.2.
Uit artikel 7:678 lid 1 BW volgt dat in geval van een dringende reden voor ontslag er sprake moet zijn van zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling of van een dringende reden sprake is, moeten volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking genomen worden. Daarbij behoren in de eerste plaats de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt in de beschouwing te worden betrokken. Verder kunnen onder meer de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zouden hebben, van belang zijn.
5.3.
Het is aan de werkgever om te stellen en te onderbouwen dat er in het concrete geval sprake is van een dringende reden. Volgens de bewoordingen in de ontslagbrief van Dakkapel (zie hiervoor onder 3.3) was er in dit geval sprake van fraude met facturen en onrechtmatig gebruik van de bedrijfspinpas. Daarnaast zijn niet meewerken aan onderzoek en het niet inleveren van bedrijfseigendommen aan het ontslag ten grondslag gelegd en ten slotte zou er een verdenking zijn van onterecht gebruik van tankpassen.
5.4.
Dakkapel betoogt dat [verzoeker] fraude met facturen heeft gepleegd door kosten voor het onderhoud van een privéauto (een Golf, die hij van Dakkapel had overgenomen) door het bedrijf te laten betalen, terwijl twee van de drie facturen daarvan, niet op zijn lijstje van privé gemaakte kosten stonden. Volgens Dakkapel bleek daaruit dat [verzoeker] niet betrouwbaar was, omdat hij zonder goede reden kosten voor rekening van het bedrijf heeft laten komen. Bij het gebruik van de pinpas van het bedrijf ging het volgens Dakkapel ook om privé aangelegenheden van [verzoeker] die daarmee werden betaald, zonder toestemming daarvoor.
5.5.
De kantonrechter stelt voorop dat deze wijze van declareren van privékosten door een werknemer (zonder instemming of wetenschap van de werkgever) in beginsel een dringende reden kan opleveren voor ontslag. In dit geval komt de kantonrechter tot het oordeel dat van een dringende reden in de verhouding tussen de werkgever en werknemer geen sprake is geweest. Weliswaar heeft werknemer op een onjuiste manier de winstuitkering verrekend met privéuitgaven, maar dat was op verzoek van, of in ieder geval met medeweten van de werkgever. Daarom is dat in hun onderlinge verhouding geen dringende reden voor ontslag. Dat oordeel houdt verband met de manier waarop Dakkapel (in de persoon van de directeur/bestuurder [naam 1] ) en [verzoeker] in dit geval met elkaar samenwerkten. Dat wordt hierna toegelicht.
5.6.
Tussen partijen staat vast dat [verzoeker] recht had op een winstuitkering van 10% van de winst na belasting. Partijen zijn dat samen overeengekomen. Het geschil van partijen heeft betrekking op de manier waarop die winstuitkering werd uitbetaald aan [verzoeker] . De winstuitkering werd namelijk niet via de normale salarisadministratie verwerkt en uitbetaald, maar werd verrekend met de kosten voor privéuitgaven van [verzoeker] , zoals bijvoorbeeld de aanschaf van fietsen voor zijn kinderen of privéuitgaven (zoals voor privé etentjes) met de bedrijfspinpas. Dakkapel verwijt [verzoeker] dat hij dit zonder medeweten van haar als werkgever heeft gedaan. Dit zou op zichzelf inderdaad een dringende reden zijn voor ontslag op staande voet. [verzoeker] heeft echter als verweer tegen deze dringende reden aangevoerd dat er een afspraak bestond tussen hem en zijn werkgever over deze declaratie van privékosten ter voldoening van de winstuitkering. De kantonrechter is van oordeel dat Dakkapel het bestaan van die afspraak onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. Vanwege die afspraak en de wetenschap van Dakkapel, kan zij als werkgever [verzoeker] hiervan in hun onderlinge verhouding geen verwijt maken en vervalt de grondslag voor het ontslag op staande voet.
5.7.
Dakkapel heeft weliswaar aangevoerd dat er vooraf tussen partijen geen concrete afspraak was voor deze manier van declareren en dat zij aanvankelijk van plan was de winstuitkering op de gebruikelijke wijze te betalen, maar in de praktijk is dat niet gebeurd. In de praktijk heeft (de directeur/bestuurder van) Dakkapel die manier van declareren en verrekenen geaccepteerd en gefaciliteerd. In antwoord op de vraag waarom de winstuitkeringen over 2021/2022 niet op een gewone manier zijn betaald, antwoordde de directeur/bestuurder van Dakkapel namelijk op de mondelinge behandeling dat dat niet hoefde omdat de winstuitkering ‘al op een andere manier was betaald’. Het argument van Dakkapel dat de afspraak over de wijze van declareren niet op papier staat, kan daarom niet de conclusie van Dakkapel dragen dat de afspraak niet heeft bestaan. [verzoeker] heeft bovendien gesteld dat de afspraak gaandeweg is ontstaan, omdat de winstuitkering niet werd betaald. Daarbij komt dat [verzoeker] met de boekhouder ook feitelijk uitvoering heeft gegeven aan deze afspraak. [verzoeker] heeft als productie 7 een e-mailwisseling van november 2023 in het geding gebracht over deze gang van zaken. In die e-mailwisseling was, naast [verzoeker] en de boekhouder van Dakkapel, ook de directeur/bestuurder van Dakkapel betrokken. Uit die stukken blijkt dat de boekhouder een overzicht had gemaakt van de privékosten van [verzoeker] die als onkosten waren verrekend met zijn winstuitkering. Uit dat overzicht blijkt dat op dat moment al tot een bedrag van € 17.277,00 aan privékosten in mindering was gebracht op de winstuitkering. De kantonrechter volgt de directeur/bestuurder van Dakkapel niet in het betoog dat hij hier op geen enkele wijze van op de hoogte is geweest en dat het slechts een samenwerking was tussen de boekhouder en de werknemer. De mails zijn immers ook in kopie naar de directeur/bestuurder van Dakkapel gegaan. Bovendien heeft [naam 1] zelf gevraagd om het overzicht aan de boekhouder, door op 1 november 2023 te mailen:
‘Kan jij de berekening delen met [verzoeker] [ [verzoeker] ]? Uitbetaling via verloning? Wat was ook alweer het voordeligst voor [verzoeker] ?’De werkgever was dus zelf betrokken bij deze wijze van verrekenen van privéuitgaven. Dan kan hij de werknemer daarvan geen verwijt maken in het kader van het ontslag op staande voet.
5.8.
In deze context van onduidelijke afspraken is vervolgens in hun onderlinge verhouding het enkele verwijt dat twee van de drie facturen betreffende het auto onderhoud niet op één van de in de procedure overgelegde verrekenlijstjes van [verzoeker] staan, niet genoeg als dringende reden. Hetzelfde geldt voor het gebruik van de pinpas van het bedrijf. Volgens [verzoeker] heeft hij voor het eerst in september 2024 gebruik gemaakt van die pas voor privékosten van hemzelf. Hij heeft op de zitting toegelicht dat het hem te lang duurde dat (het restant van) zijn winstuitkering aan hem werd overgemaakt. De uitkering over 2021/2022 was namelijk nog steeds niet helemaal voldaan en de uitkering van 2023 moest ook nog plaatsvinden. Volgens [verzoeker] heeft hij toen met de directeur/bestuurder besproken om de bedrijfspinpas te mogen gebruiken en hij zou daarvan dan ook een lijstje bijhouden. [verzoeker] wijst ook op een berichtje (via Whatsapp) daarover dat hij op 20 december 2024 naar de bestuurder zond en waarin hij kenbaar maakt dat hij een voorschot op de winstuitkering had genomen door middel van de betaalpas van het bedrijf. Dakkapel heeft deze afspraak en dit app-contact niet voldoende weersproken. De kantonrechter komt al met al tot de conclusie dat gelet op de manier van verrekenen van partijen, Dakkapel onvoldoende concreet heeft onderbouwd dat [verzoeker] de grens van de dringende reden in hun onderlinge verhouding heeft overschreden.
5.9.
In het licht van het voorgaande kunnen ook de overige in de brief genoemde omstandigheden het ontslag op staande voet niet dragen. Dat die feiten en omstandigheden op zichzelf als een dringende reden moeten worden aangemerkt, is namelijk eveneens onvoldoende en niet eenduidig toegelicht. Weliswaar heeft de directeur/bestuurder van Dakkapel op 6 januari 2025 per e-mail aan [verzoeker] gevraagd om een nadere toelichting over facturen voor privé uitgaven van [verzoeker] , maar uit dat bericht blijkt niet dat [verzoeker] in hun onderlinge verhouding rekening moest houden met een sanctie. [verzoeker] heeft aangevoerd dat hij naar aanleiding van dat bericht dacht dat [naam 1] met hem wilde nalopen of de privé uitgaven verklaarbaar waren en dat hij erg verbaasd was over de mededeling van het ontslag op staande voet op 17 januari 2025. Het verzoek om de inlevering van bedrijfseigendommen werd voor het eerst gedaan in het ontslaggesprek op 17 januari 2025 en, zoals [verzoeker] aanvoert, was dit verzoek geen reden voor het op dat moment gegeven ontslag maar een gevolg daarvan. Dakkapel heeft verder in de brief genoemd dat er een vermoeden was dat [verzoeker] onrechtmatig gebruik heeft gemaakt van tankpassen van het bedrijf. [verzoeker] heeft dat betwist. Dakkapel heeft in deze procedure als productie lijsten overgelegd die betrekking hebben op tankbeurten met tankpassen van het bedrijf, maar hoe die gegevens zijn te koppelen aan het handelen van [verzoeker] is niet voldoende toegelicht. Zonder die nadere toelichting kan de kantonrechter de conclusie die Dakkapel aan deze lijsten verbindt niet volgen.
5.10.
Na voorgaande overwegingen concludeert de kantonrechter dat er geen dringende reden bestaat die maakt dat van Dakkapel redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
Billijke vergoeding
5.11.
Een ontslag op staande voet in strijd met de wettelijke regels (namelijk in strijd met artikel 7:671 BW) is ernstig verwijtbaar, zodat een billijke vergoeding daarom op grond van de wet in beginsel toewijsbaar is. [verzoeker] heeft in dit geval op grond van artikel 7:681 lid 1 BW verzocht om toekenning van een billijke vergoeding.
5.12.
De hoogte van de billijke vergoeding moet bepaald worden aan de hand van de door de Hoge Raad in New Hairstyle (HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187) weergegeven gezichtspunten. De vergoeding moet aansluiten bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De kantonrechter moet die beoordeling maken aan de hand van het partijdebat daarover.
5.13.
De kantonrechter overweegt het volgende. [verzoeker] heeft in deze procedure gesteld dat hem geen blaam treft van de afspraken of het ontslag. De kantonrechter beoordeelt die situatie anders. Voor die beoordeling is van belang dat [verzoeker] een leidinggevende functie had binnen het bedrijf. Hij was bedrijfsleider en had in die positie ook inzicht in de financiën van het bedrijf en hij had daarover contact met de boekhouder en de directeur/bestuurder van Dakkapel. [verzoeker] heeft zelf ingestemd met betalingen aan hem in de vorm van onkostenvergoedingen voor privéuitgaven en in zijn positie kon hij weten dat deze betalingswijze was gericht op het behalen van onterecht belastingvoordeel. Door toch in te stemmen met die afwijkende betalingswijze heeft [verzoeker] zelf bijgedragen aan het ontstaan van een discussie over zijn privéuitgaven. Te meer, omdat zijn lijstjes met uitgaven niet eenduidig waren en ook onvolledig. Dat heeft er mede toe geleid dat partijen over en weer het vertrouwen in elkaar zijn kwijtgeraakt. Ook zonder het ontslag op staande voet, zou het dienstverband als gevolg daarvan hoogst waarschijnlijk niet veel langer (hooguit een paar maanden in verband met een ontbindingsprocedure) hebben voortgeduurd, ook gezien de manier waarop partijen halverwege januari 2025 tegenover elkaar stonden. Verder heeft [verzoeker] aangevoerd dat het voor hem niet eenvoudig zal zijn om ander werk te vinden met een vergelijkbaar salaris. Dat is in dit geval onvoldoende grond voor een hogere billijke vergoeding, omdat dit mede het gevolg is van de afwijkende betalings- en beloningsafspraken die hij met Dakkapel heeft gemaakt.
5.14.
Rekening houdend met voornoemde omstandigheden en omdat aan [verzoeker] , zoals hierna wordt toegelicht, een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging is toegekend, ziet de kantonrechter aanleiding de billijke vergoeding op een bedrag van € 3.500,00 bruto te stellen, zijnde ongeveer een half maandsalaris. De door [verzoeker] geleden (inkomens)schade wordt daarmee gelet op het voorgaande voldoende gecompenseerd. De verzochte wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag aan billijke vergoeding is toewijsbaar met dien verstande dat de wettelijke rente niet eerder door Dakkapel verschuldigd is dan nadat zij met de betaling van de billijke vergoeding in verzuim verkeert. Dit laatste is het geval als betaling niet binnen twee weken na de datum van deze beschikking plaatsvindt.
Schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging
5.15.
[verzoeker] heeft verzocht om toekenning van de gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:672 lid 11 BW. Volgens deze bepaling is de partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Die situatie doet zich hier voor. De arbeidsovereenkomst is namelijk op 17 januari 2025 onmiddellijk opgezegd, terwijl daarvoor geen geldige dringende reden bestond, en er is dus opgezegd zonder rekening te houden met de geldende opzegtermijn. De arbeidsovereenkomst zou tot 1 maart 2025 hebben geduurd als de opzegtermijn wel in acht was genomen. Een bedrag van € 12.209,22 bruto inclusief vakantietoeslag, gelijk aan het salaris over de periode van 17 januari 2025 tot 1 maart 2025, is daarom toewijsbaar. Over dit bedrag is de wettelijke rente verschuldigd, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
Transitievergoeding
5.16.
In verband met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever komt aan [verzoeker] een transitievergoeding toe, als bedoeld in artikel 7:673 BW. Het verzoek van [verzoeker] is op dit onderdeel dus toewijsbaar. De kantonrechter zal het bedrag van de transitievergoeding niet zelf berekenen, aangezien niet alle gegevens die daarvoor nodig zijn in deze procedure door partijen zijn aangeleverd. Uit de stukken blijkt namelijk niet wat de hoogte van de winstuitkering over 2023 en 2024 bedraagt. Over het bedrag van de transitievergoeding is de wettelijke rente verschuldigd, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
Winstuitkering over 2023
5.17.
[verzoeker] heeft verzocht om betaling van het restant van de aan hem toekomende winstuitkering over 2023. Volgens [verzoeker] gaat het om een bedrag van € 11.324,00 bruto. Ter onderbouwing van dit bedrag heeft [verzoeker] een berekening van hemzelf overgelegd, waarin hij uitgaat van een winstuitkering over 2023 van € 19.400,00 (productie 18) waarop vergoedingen ten behoeve van privé uitgaven van [verzoeker] in mindering zijn gebracht, zodat het gevorderde bedrag nog zou resteren. [verzoeker] heeft echter geen stuk overgelegd waaruit overeenstemming van partijen blijkt over de omvang van zijn aanspraak op een winstuitkering over 2023. Ook is er, gelet op de discussie van partijen over het lijstje met privéuitgaven van [verzoeker] , geen overeenstemming over de te verrekenen kosten en de al verrekende bedragen. Verder kan niet worden vastgesteld vanaf wanneer de winstuitkering over 2023 opeisbaar zou zijn geworden. Volgens Dakkapel is deze winstuitkering (nog) niet opeisbaar. Bij deze stand van zaken komt de kantonrechter niet toe aan de toewijzing van enig bedrag aan winstuitkering over 2023.
Eindafrekening
5.18.
[verzoeker] heeft verzocht om Dakkapel te veroordelen om een eindafrekening op te stellen en het daaruit blijkende bedrag aan [verzoeker] te voldoen. Op grond van de wet heeft [verzoeker] recht op afgifte van een deugdelijke eindafrekening en op betaling van het bedrag dat daaruit voortvloeit. Dit verzoek is daarom toewijsbaar.
5.19.
[verzoeker] heeft ook verzocht om vergoeding van de wettelijke verhoging over het nog aan hem te betalen bedrag. Hierover overweegt de kantonrechter allereerst dat de wettelijke verhoging niet toewijsbaar is over de schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging en evenmin over de transitievergoeding en de billijke vergoeding. Ten aanzien van de wettelijke verhoging over de overige mogelijk nog verschuldigde salarisbedragen stelt de kantonrechter de wettelijke verhoging vast op nihil. Partijen hebben zoals eerder overwogen samen bijgedragen aan afwijkende afspraken over betaling van (bestanddelen van) het salaris en de onenigheid daarover die tot het einde van de arbeidsovereenkomst heeft geleid.
Tegenverzoek
5.20.
Nu er geen sprake is geweest van een dringende reden voor het ontslag, bestaat er geen grond voor toewijzing van het tegenverzoek van Dakkapel. Dit verzoek wordt dus afgewezen.
Proceskosten
5.21.
De proceskosten komen voor rekening van Dakkapel, omdat Dakkapel overwegend ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van [verzoeker] of werknemer worden begroot op € 1.681,00 (€ 732,00 aan griffierecht, € 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter,
6.1.
veroordeelt Dakkapel tot betaling aan [verzoeker] van:
  • een bedrag van € 3.500,00 bruto voor een billijke vergoeding, te voldoen binnen twee weken na de datum van deze beschikking, en wanneer betaling binnen die termijn uitblijft te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf dat moment,
  • een bedrag van € 12.209,22 bruto voor gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:672 lid 11 BW met de wettelijke rente daarover, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd tot de dag van volledige betaling,
  • een transitievergoeding met de wettelijke rente daarover, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt Dakkapel om ten behoeve van [verzoeker] een deugdelijke eindafrekening op te stellen en de daaruit voortvloeiende salarisbestanddelen aan [verzoeker] te betalen;
6.3.
veroordeelt Dakkapel in de proceskosten van € 1.681,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Dakkapel niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
6.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad [1] ,
6.5.
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht,
Deze beschikking is gegeven door mr. D.N.R. Wegerif en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025. (ap)

Voetnoten

1.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.