ECLI:NL:RBOVE:2025:2923

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
322320
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen door de kinderrechter

Op 24 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [kind 1] en [kind 2]. Het verzoek tot ondertoezichtstelling was ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, die zich zorgen maakte over de thuissituatie van de kinderen. De kinderrechter heeft echter besloten het verzoek af te wijzen. Hoewel er zorgen waren over de thuissituatie, functioneerden de kinderen goed op school en toonden zij geen duidelijke hulpvraag. De moeder van de kinderen weigerde structureel medewerking aan hulpverlening en was vijandig tegenover de gemeente en hulpinstanties. De kinderrechter oordeelde dat de kans op een goede samenwerking met de gecertificeerde instelling (GI) klein was en dat de uitvoering van de maatregel veel energie en geld zou kosten zonder verwacht resultaat. De kinderrechter benadrukte dat indien de kinderen in de toekomst vrijwillige hulp willen, zij zich zelf kunnen melden bij de gemeente. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. S.R. de la Combé.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Almelo
Zaaknummer: C/08/322320 / JE RK 24-1760
Datum uitspraak: 24 april 2025
Beschikking afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling
in de zaak van
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen de raad,
gevestigd te Almelo,
met betrekking tot
[kind 1], geboren op [geboortedatum 1] 2009 in [geboorteplaats 1],
hierna te noemen [kind 1], en
[kind 2], geboren op [geboortedatum 2] 2012 in [geboorteplaats 2],
hierna te noemen [kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats],
en
[kind 1]en
[kind 2].
De kinderrechter merkt als informant aan:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
de gecertificeerde instelling,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij tussenbeschikking van 8 november 2024 heeft de kinderrechter iedere beslissing op het verzoek van de raad aangehouden.
1.2.
Op 17 april 2025 heeft de raad een schriftelijke updaterapportage ingediend. De raad handhaaft zijn verzoek tot ondertoezichtstelling.
1.3.
Op 22 april 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- [kind 1] en [kind 2];
- de moeder;
- [naam 1] namens de Raad;
- [naam 2] en [naam 3] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten wordt verwezen naar voormelde tussenbeschikking van
8 november 2024.

3.De standpunten

De raad
3.1.
De raad handhaaft het verzoek.
De moeder
3.2.
De moeder is het niet eens met het verzoek van de raad. Zij wil niet dat de gemeente betrokken wordt in het gezin, omdat het gezin geen hulp nodig heeft. De moeder heeft het gevoel dat de gemeente continu op zoek is naar problemen binnen het gezin, zodat de gemeente subsidie kan aanvragen om hulp in te zetten. In de thuissituatie steunen de gezinsleden elkaar. Als de kinderen hulp nodig hebben, dan organiseert en bekostigt de moeder dit zelfstandig. De moeder heeft toegelicht dat [kind 1] tijdens de vorige zitting nog een relatie had met een meerderjarige man, maar deze relatie is inmiddels geëindigd. Volgens de moeder doen de kinderen het goed op school. Recent is er een voortgangsgesprek geweest met de leerkrachten en zij zijn ook tevreden over de kinderen.
[kind 1]
3.3.
is het niet eens met het verzoek van de raad. [kind 1] zit in de derde klas van het TCC PrO en zij loopt één dag per week stage bij een car cleaning bedrijf. [kind 1] heeft het hier naar haar zin. De rest van de week heeft [kind 1] school. In haar vrije tijd spreekt ze graag af met vriendinnen.
[kind 2]
3.4.
is het niet eens met het verzoek van de raad. [kind 2] is dit schooljaar gestart op het TCC PrO. Binnenkort gaat ze naar de tweede klas. [kind 2] volgt praktijkonderwijs, maar zij weet nog niet welke richting zij op gaat. In haar vrije tijd spreekt [kind 2] af met vriendinnen.

4.De verdere beoordeling

4.1.
De kinderrechter dient nog te beslissen op het verzoek van de raad om de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] te verlenen voor de duur van een jaar.
4.2.
De kinderrechter is van oordeel dat het verzoek van de raad moet worden afgewezen. Voor dat oordeel heeft de kinderrechter het volgende in aanmerking genomen.
4.3.
De kinderrechter constateert dat de zorgen en de ontwikkelingsbedreiging die in het eerdere raadsonderzoek werden vastgesteld, nog steeds aanwezig zijn. Daarnaast heeft de kinderrechter ook positieve ontwikkelingen geconstateerd, zoals dat de kinderen het beiden goed doen op school. Vanuit het gezin is er veel weerstand tegen de geboden hulpverlening. De moeder laat veel boosheid zien richting de raad, waarbij zij niet schroomt dit te uiten, al dan niet in aanwezigheid van [kind 1] en [kind 2]. De moeder is standvastig in haar stelling dat zij de hulp van de gemeente niet wil, omdat zij geen hulpvraag heeft, niet voor het gezin, niet voor haarzelf, maar ook niet voor [kind 1] of [kind 2]. De GI heeft verteld dat de moeder uitdrukkelijk weigerde de jeugdzorgwerkers de hand te schudden voorafgaand aan de mondelinge behandeling. Een en ander heeft de kinderrechter inzicht gegeven in een eventuele samenwerking tussen het gezin en de GI. Gelet op de hardnekkige afwerende en zelfs vijandige houding van de moeder en de dochters richting alles wat gemeente en hulpverlening is, is het de verwachting dat een ondertoezichtstelling niet uitvoerbaar is. Een jeugdbeschermer zou veel energie moeten steken in pogingen tot het opbouwen van een goede werkrelatie met het gezin. Het is is zeer waarschijnlijk dat het uiteindelijk niet tot een vruchtbare samenwerking gaat komen. De kinderrechter is van oordeel dat het voor de GI niet haalbaar is om de ondertoezichtstelling op deze manier uit te voeren. Het betreft een kostbare maatregel die door de gemeente betaald zou moeten worden. Moeder en kinderen zouden er van kunnen profiteren, maar gelet op de hardnekkige afwijzing van alles en iedereen vallen er geen baten te verwachten en zou het uitspreken van de maatregel boter aan de galg zijn gesmeerd.
4.4.
De kinderrechter zal het verzoek van de raad daarom afwijzen. Uit het rapport van de raad blijkt als belangrijkste zorg voor dit moment dat de kinderen van moeder waarschijnlijk niet of onvoldoende ruimte krijgen om op een waardige wijze hun rouw te verwerken over het heengaan van hun vader. Mochten de kinderen zelf behoefte hebben of krijgen om daar andere hulp bij te krijgen dan die van hun moeder dan zijn zij hopelijk mondig en actief genoeg om zich daarvoor te melden bij de gemeente, waarna in vrijwillig kader een aanbod kan worden gedaan.

5.De beslissing

De kinderrechter wijst het verzoek van de raad af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Olthof, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2025 in aanwezigheid van mr. S.R. de la Combé als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 mei 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.