Op 8 mei 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. D.H. van Bommel. De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met anderen of alleen, in de periode van 19 september 2017 tot en met 2 november 2018, verschillende vuurwapens en munitie voorhanden had gehad of had overgedragen. Tijdens de zitting op 24 april 2025 heeft de officier van justitie betoogd dat het ten laste gelegde feit bewezen kon worden, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit wegens gebrek aan bewijs.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de verklaringen van getuigen en het bewijs kritisch beoordeeld. Een belangrijke getuige, [naam 1], had verklaard dat de verdachte betrokken was bij het brengen van wapens en munitie, maar de rechtbank oordeelde dat deze verklaring niet voldoende steun vond in ander bewijs. De rechtbank wees op inconsistenties in de getuigenverklaring en het feit dat de verdachte niet voldeed aan de beschrijving die door de getuige was gegeven. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat de verdachte op enig moment de wapens en munitie voorhanden had gehad of had overgedragen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van alle beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 8 mei 2025.