ECLI:NL:RBOVE:2025:288

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
08.254306-24, 08.164595-24, 08.002925-24 (t.tz. gev.), 96.267598-22 (TUL) en 08.292499-23 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens meerdere diefstallen, bedreiging en heling

Op 21 januari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, bedreiging en heling. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan verschillende feiten, waaronder diefstal van bronzen beelden, vernieling van een motorkap, bedreiging met de dood en het voorhanden hebben van een gestolen fiets. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 juli 2024 in Zwolle meerdere bronzen beelden heeft weggenomen die toebehoorden aan een ander, en op 6 augustus 2024 een motorkap heeft beschadigd. Daarnaast heeft de verdachte op dezelfde datum een buurman bedreigd met de dood. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen, waaronder een bedrag van € 2.204,55 aan [bedrijf 2] B.V. voor materiële schade. De rechtbank heeft de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere straffen afgewezen, omdat de ISD-maatregel als voldoende werd beschouwd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.254306-24, 08.164595-24, 08.002925-24 (t.tz. gev.),
96.267598-22 (TUL) en 08.292499-23 (TUL) (P)
Datum vonnis: 21 januari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats],
nu verblijvende in de P.I. [locatie].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. L.J.H.M. Achten, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08.254306-24
feit 1:een of meerdere bronzen beeld(en) heeft gestolen;
feit 2:de motorkap en een kentekenhouder van een auto heeft vernield;
feit 3:[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling;
feit 4:heeft geprobeerd om koper uit een woning te stelen (door middel van braak);
feit 5:een elektrische fiets heeft gestolen dan wel een gestolen elektrische fiets heeft geheeld;
feit 6:meerdere messen met meer dan één snijkant heeft gedragen.
parketnummer 08.164595-24
feit 1:een sixpack cola heeft gestolen, dan wel heeft geprobeerd om een sixpack cola te stelen;
feit 2:koperen pijpen uit een bedrijfspand heeft gestolen, dan wel heeft geprobeerd om koperen pijpen uit een bedrijfspand te stelen;
feit 3:koperen leidingen, kabelgoten, databekabeling en verwarmingsbuizen heeft vernield;
parketnummer 08.002925-24
een fiets heeft geheeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08.254306-24
1
hij op of omstreeks 23 juli 2024 te Zwolle
een of meerdere (bronzen) beelden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 6 augustus 2024 te Zwolle
opzettelijk en wederrechtelijk een motorkap en/of een kentekenhouder, althans een
(personen)auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1], in
elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar
gemaakt en/of weggemaakt
3
hij op of omstreeks 6 augustus 2024 te Zwolle
[slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak hem kapot. Ik steek
hem dood. Ik maak hem af", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking en/of door (met) een mes, althans hard puntig voorwerp (richting die
[slachtoffer 1]) te zwaaien en/of te tonen;
4
hij op of omstreeks 5 juli 2024 te Zwolle
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
koper, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3], in elk geval
aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te
brengen door middel van braak en/of verbreking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5
hij op of omstreeks 1 augustus 2024 te Zwolle
een (elektrische) fiets (merk: Batavus), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 augustus 2024 te Zwolle,
een (elektrische) fiets, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad,
en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen
goed betrof;
6
hij op of omstreeks 6 augustus 2024 te Zwolle
een wapen van categorie IV, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een blank wapen, namelijk een of meerdere (keuken)mes(sen),
waarvan het lemmet meer dan een snijkant had heeft gedragen;
parketnummer 08.164595-24
1
hij op of omstreeks 8 mei 2024 te Zwolle, in een woning en/of op een besloten erf
waarop een woning stond, te weten op/aan de [adres 1], alwaar verdachte zich
buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een sixpack cola, in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 mei 2024 te Zwolle, in een woning en/of op een besloten erf
waarop een woning stond, te weten op/aan de [adres 1], alwaar verdachte zich
buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om een een of meerdere goederen, in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
- dat besloten erf van die [slachtoffer 5] en/of van [slachtoffer 6] heeft betreden en/of
(vervolgens)
- zoekend heeft rondgekeken op dat besloten erf en/of
- de fietsenstalling heeft betreden en/of
- ( vervolgens) een sixpack cola heeft gepakt en klaargelegd bij zijn, verdachtes fiets,
met het oogmerk om deze weg te nemen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 23 april 2024 te Zwolle
een of meerdere koperen pijpen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [bedrijf 1] en/of [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 april 2024 te Zwolle
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een of meerdere koperen pijpen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [bedrijf 1] en/of [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die
weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak,
verbreking en/of inklimming,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 23 april 2024 te Zwolle
opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere koperen leidingen en/of kabelgoten
en/of databekabeling en/of verwarmingsbuizen, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [bedrijf 1] en/of [slachtoffer 7], in elk geval
aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt
en/of weggemaakt;
parketnummer 08.002925-24
hij op of omstreeks 2 januari 2024 te Zwolle,
een fiets, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed
redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed
betrof.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 2, 3, 4, 5 subsidiair en 6 van parketnummer 08.254306-24, de feiten 1, 2 subsidiair en 3 van parketnummer 08.164595-24 en het onder parketnummer 08.002925-24 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de onder parketnummer 08.164595-24 onder 2 primair ten laste gelegde diefstal heeft de raadsman gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu verdachte zich de koperen leidingen nog niet had toegeëigend. Wel is volgens de raadsman sprake van een poging tot diefstal.
Ten aanzien van het onder parketnummer 08.002925-24 tenlastegelegde heeft de raadsman gesteld dat verdachte niet wist dat de fiets gestolen was en dat hij daarom vrijgesproken dient te worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Parketnummer 08.254306-24
feit 4 impliciet primair (poging diefstal met braak of verbreking)
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de handelingen van verdachte kunnen worden aangemerkt als een poging tot diefstal met braak of verbreking.
Verdachte heeft tijdens de openbare terechtzitting van 7 januari 2025 verklaard dat hij een tip had gekregen dat uit een woning aan de [adres 2] koper kon worden weggenomen. Vervolgens is verdachte op 5 juli 2024 naar deze woning gegaan en is hij deze woning binnengegaan via de achterdeur die niet op slot zat. Nadat hij de achterdeur achter zich dicht heeft gedaan, kon deze deur niet meer open. Hij verklaarde verder dat hij in de woning geen koper heeft aangetroffen en dat hij de woning vervolgens via het dakraam heeft verlaten, waarbij bij het openen van dat dakraam het dakraam uit het kozijn is gevallen.
Het dossier en de verklaring van verdachte tijdens de zitting bieden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen spreken van braak dan wel verbreking, zodat verdachte van die strafverzwarende omstandigheid zal worden vrijgesproken.
feit 5 primair (diefstal fiets)
De rechtbank is van oordeel dat de onder 5 primair ten laste gelegde diefstal niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
feit 6(
dragen/voorhanden hebben wapen onder cat. IV onder 1)
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat beide messen die verdachte op 6 augustus 2024 bij zich droeg, één snijkant hebben. Het onder 6 tenlastegelegde is daarom niet wettig en overtuigend bewezen en verdachte zal daarvan dan ook worden vrijgesproken.
feiten 1,2, 3, 4 impliciet subsidiair en 5 subsidiair
Verdachte heeft bekend dat hij het onder 1, 2, 3, 4 impliciet subsidiair en 5 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. Tijdens de zitting is door verdachte of zijn raadsman ten aanzien daarvan geen vrijspraak bepleit. De rechtbank komt daarom op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen [1] tot een bewezenverklaring van de aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 impliciet subsidiair en 5 subsidiair ten laste gelegde feiten, waarbij de rechtbank overeenkomstig artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen:
- de (bekennende) verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 7 januari 2025;
feit 1
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 25 juli 2024 (pagina 6);
feiten 2 en 3
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 6 augustus 2024 (pagina’s 24 en 25);
feit 4 impliciet subsidiair
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 11 juli 2024 (pagina’s 85 en 86);
feit 5 subsidiair
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 13 juli 2024 (pagina’s 121 en 122;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 1 augustus 2024 (pagina 118).
3.3.2
Parketnummer 08.164595-24 [2]
feit 2 primair
[aangever] heeft verklaard dat hij op 23 april 2024 werd gebeld door een collega die vertelde dat een man in de kruipruimte van het bedrijfspand had geslapen en daar vastzat. Ter plaatse begreep aangever dat toen de man was bevrijd er ook wat losse koperonderdelen in de kruipruimte waren gevonden. [3]
Tijdens de terechtzitting van 7 januari 2025 heeft verdachte verklaard dat hij de kruipruimte van het bedrijfspand van het [bedrijf 1] is ingegaan en daar koperen pijpen heeft afgebroken met de bedoeling deze weg te nemen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de feitelijke handelingen die verdachte heeft gepleegd, zoals beschreven onder 2 van de tenlastelegging, kunnen worden aangemerkt als een diefstal dan wel een poging daartoe.
Om te kunnen spreken van het voltooide wegnemen, is vereist dat de pleger zich een zodanige feitelijke heerschappij over het goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. Voor voltooiing van diefstal is niet vereist dat de dader zichzelf reeds in veiligheid heeft gebracht.
De rechtbank overweegt dat verdachte vervolgens met deze afgebroken koperen pijpen kon doen en laten wat hij wilde. Daarmee heeft hij zichzelf een zodanige feitelijke heerschappij over het goed verschaft dat daarmee de wegneming als voltooid kan worden aangemerkt. Dat hij vervolgens de uitgang van de kruipruimte niet meer kon vinden, in die kruipruimte in slaap is gevallen en later door de brandweer moest worden bevrijd, doet daar niet aan af.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat feit 2 primair wettig en overtuigend bewezen is.
feiten 1 en 3
Verdachte heeft bekend dat hij de ten laste gelegde feiten heeft begaan. Tijdens de zitting is door verdachte of zijn raadsman ten aanzien daarvan geen vrijspraak bepleit. De rechtbank komt daarom op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde feiten, waarbij de rechtbank overeenkomstig artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen:
- de (bekennende) verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 7 januari 2025;
feit 1
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 8 mei 2024 (pagina’s 47 en 48);
feit 3
- het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 7] van 16 mei 2024 (pagina 25).
3.3.3
Parketnummer 08.002925-24 [4]
[slachtoffer 8] heeft verklaard dat zijn elektrische mountainbike tussen 17 november 2023 om 23:30 uur en 18 november 2023 om 08:00 uur is gestolen. Het framenummer van de fiets is [nummer]. [5]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben gerelateerd dat zij op 2 januari 2024 omstreeks 14:50 uur [verdachte] hebben staande gehouden. Gelijk bij zijn staandehouding draaide verdachte zijn fiets om met het kennelijke doel om zijn fiets ter controle aan de verbalisanten aan te bieden en zij hoorden verdachte verklaren dat hij de fiets van een maatje had geleend en dat hij niet wist of de fiets van diefstal afkomstig was. Bij het controleren van het framenummer van de fiets bleek de verbalisanten dat de fiets sinds
19 november 2023 als gestolen gesignaleerd stond. [6] Het framenummer van de fiets was [nummer]. [7]
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie op 2 januari 2024 in antwoord op de vraag waarom hij bij zijn staande houding gelijk zijn fiets ter controle aanbood, verklaard dat [naam] hem nog nooit verteld had dat deze fiets van diefstal afkomstig was. Wel had verdachte een vermoeden dat deze fiets van diefstal afkomstig was. Hij had het risico genomen omdat het regende. [8]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de fiets die verdachte bij zich had eerder is gestolen van aangever [slachtoffer 8], dat verdachte de fiets had geleend van een maatje genaamd [naam] en dat verdachte het vermoeden had dat de fiets van diefstal afkomstig was.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich op 2 januari 2024 schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde schuldheling. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de volgende ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08.254306-24
1
hij op 23 juli 2024 te Zwolle meerdere bronzen beelden, die aan [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op 6 augustus 2024 te Zwolle opzettelijk en wederrechtelijk een motorkap en een kentekenhouder, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft beschadigd;
3
hij omstreeks 6 augustus 2024 te Zwolle [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te
voegen "Ik maak hem kapot. Ik steek hem dood. Ik maak hem af"en door met een mes richting die [slachtoffer 1] te zwaaien;
4
,impliciet subsidiair
hij op 5 juli 2024 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
koper dat aan [slachtoffer 3] toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5
,subsidiair
hij op 1 augustus 2024 te Zwolle, een elektrische fiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
parketnummer 08.164595-24
1
,primair
hij op 8 mei 2024 te Zwolle, op een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan de [adres 1], alwaar verdachte zich buiten weten van de rechthebbende bevond, een sixpack cola dat aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
,primair
hij omstreeks 23 april 2024 te Zwolle meerdere koperen pijpen die aan [bedrijf 1] en/of [slachtoffer 7] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van braak;
3
hij omstreeks 23 april 2024 te Zwolle opzettelijk en wederrechtelijk meerdere koperen leidingen, kabelgoten, databekabeling en verwarmingsbuizen, die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] en/of [slachtoffer 7] toebehoorden, heeft vernield, beschadigd en onbruikbaar gemaakt;
parketnummer 08.002925-24
hij op 2 januari 2024 te Zwolle, een fiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 285, 310, 311, 350, 416 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 08.254306-24
feit 1
het misdrijf:
diefstal;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 3
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 4 impliciet subsidiair
het misdrijf:
poging tot diefstal;
feit 5 subsidiair:
het misdrijf:
opzetheling;
parketnummer 08.164595-24
feit 1 primair:
het misdrijf:
diefstal op een besloten erf waarop een woning staat door iemand die zich aldaar buiten weten van de rechthebbende bevindt;
feit 2 primair:
het misdrijf:
diefstal;
feit 3:
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen en onbruikbaar maken;
parketnummer 08.002925-24
het misdrijf:
schuldheling.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren zonder aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit, hoewel wordt voldaan aan de eisen van artikel 38m Sr, de inhoudelijke behandeling van de zaak aan te houden en te onderzoeken of een zorgmachtiging kan worden afgegeven en/of dat een begeleid wonen traject wenselijk is. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht de ISD-maatregel onvoorwaardelijk op te leggen met aftrek van de duur van het voorarrest.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere feiten, waaronder diefstal, heling en vernieling. Daarmee heeft hij laten zien dat hij geen respect heeft voor de eigendommen van anderen. Tijdens de diefstal van het besloten erf is de bewoonster van de woning ten val gekomen. Zij heeft daar, voor zover bekend, gelukkig geen letsel aan overgehouden, maar dat is niet door toedoen van verdachte. Ook heeft hij zijn buurman [slachtoffer 1] met de dood bedreigd door deze buurman bedreigingen toe te roepen en vervolgens, terwijl hij onder invloed was van middelen, voor de woning van deze buurman met een mes te zwaaien. Gezien de staat waarin verdachte zich bevond, had ook de bedreiging met de dood van zijn buurman mogelijk anders kunnen aflopen, bijvoorbeeld als de buurman op verdachte was afgestapt. De rechtbank stelt verder vast dat beide feiten hebben plaatsgevonden rondom de woningen van de respectievelijke slachtoffers.
Woningen zijn echter bij uitstek een plek waar zij zich veilig moeten kunnen voelen. Het behoeft geen betoog dat het handelen van verdachte ook bij bewoners in de buurt gevoelens van onveiligheid teweeg heeft gebracht.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 2 december 2024. Het strafblad beslaat 21 pagina’s en daaruit blijkt onder meer dat verdachte veelvuldig voor vermogensdelicten is veroordeeld. Ten tijde van de gepleegde feiten liep verdachte bovendien in twee proeftijden. Deze veroordelingen en proeftijden hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal, op de voet van het bepaalde in artikel 63 Sr, rekening houden met een eerdere veroordeling van verdachte.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies over verdachte van 24 december 2024 van GGZ Tactus Enschede. In dit rapport beschrijft de reclassering dat bij verdachte sprake is van een delictpatroon aangaande vermogensdelicten, al dan niet met geweld. Vanwege de beperkingen van verdachte is begeleid wonen geïndiceerd, maar verdachte weigert hier aan mee te werken. Hij werkt enkel mee aan laagdrempelige begeleiding die op geen enkele wijze de kans op recidive nog beïnvloed. In de periode voorafgaande aan de voorlopige hechtenis, zijn er verschillende bijzondere voorwaarden ingezet om de kans op recidive te verlagen. Verdachte blijft echter recidiveren en het risico op geweld neemt zelfs toe. Verdachte heeft een dusdanige focus op zijn buurman dat escalatie (mogelijk met letselschade) op termijn onvermijdelijk zal zijn. Naast de langdurige verslavingsproblematiek is in het verleden vastgesteld dat sprake is van LVB en persoonlijkheidsproblematiek, welke behandeling kunnen bemoeilijken. Verdachte zou binnen een ISD-maatregel nader onderzocht kunnen worden om te bepalen of en in welke mate deze problematiek nog aanwezig is. Hierna kan bepaald worden of een klinische opname noodzakelijk is of dat gekeken moet worden naar passende uitstroom in een begeleid wonen setting. Het risico op recidive, letsel en het onttrekken aan voorwaarden wordt door de reclassering ingeschat als hoog. Het opleggen van bijzondere voorwaarden heeft geen effect op het voorkomen van delicten of het veranderen van gedrag bij verdachte. De problematiek van verdachte dient aangepakt te worden binnen een passend en strenger zorgkader. De reclassering adviseert dan ook tot oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Het doel voor het opleggen van de ISD-maatregel is niet alleen verdachte te motiveren voor behandeling en intensieve (woon)begeleiding, maar ook om de samenleving te beschermen.
De rechtbank heeft tot slot kennisgenomen van de inhoud van het advies indicatieoverleg over verdachte van 5 december 2024 van het NIFP, opgemaakt en ondertekend door
F. Scholten, GZ-psycholoog. Uit dit advies blijkt dat de GZ-psycholoog geen contra-indicaties ziet voor de tenuitvoerlegging van een ISD-maatregel.
De straf of maatregel
De rechtbank zal, anders dan de verdediging heeft bepleit, de inhoudelijke behandeling van de zaak niet aanhouden om te onderzoeken of een zorgmachtiging kan worden afgegeven en/of een begeleid wonen traject wenselijk is. De rechtbank komt tot dit oordeel nu een zorgmachtiging, zoals nu wordt voorzien, het recidiverisico niet voldoende zal beperken.
De rechtbank is van oordeel, zoals de officier van justitie ook heeft gesteld, dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen.
Aan de vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel, zoals gesteld in artikel 38m Sr, is voldaan. De bewezen verklaarde feiten zijn feiten waarvoor ingevolge het bepaalde in artikel 67, eerste lid, aanhef en onder a, Sv, voorlopige hechtenis is toegelaten. Daarmee wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 38m, eerste lid, aanhef en onder 1, Sr. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij, in de vijf jaar voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten in dit vonnis, ten minste driemaal een onherroepelijke gevangenisstraf of maatregel heeft opgelegd gekregen voor het begaan van een misdrijf, welke ook ten uitvoer zijn gelegd, waaronder:
  • bij vonnis van 15 november 2023 van de politierechter Overijssel, een gevangenisstraf van 35 dagen waarvan 23 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren wegens meerdere diefstallen;
  • bij vonnis van 26 mei 2023 van de politierechter Overijssel, een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren wegens diefstal;
  • bij vonnis van 21 september 2022 van de politierechter Overijssel, een gevangenisstraf van vier weken wegens meerdere diefstallen.
Gelet op het hiervoor besprokene, wordt verder voldaan aan het bepaalde in artikel 38m, eerste lid, aanhef sub 2 en 3, Sr.
De rechtbank is van oordeel dat de hardnekkigheid waarmee verdachte tot nu toe de hem geboden hulp weigert, het volharden in zijn criminele gedrag en de maatschappelijke schade en overlast die hij daarmee veroorzaakt, de oplegging van deze maatregel rechtvaardigen. De veiligheid van personen en goederen eist het onvoorwaardelijk opleggen van de ISD-maatregel, aangezien verdachte telkens opnieuw strafbare – overlastgevende – feiten pleegt en alle eerder opgelegde strafmodaliteiten, behandelingen en toezichten hem daarvan niet hebben kunnen weerhouden. Bovendien biedt de ISD-maatregel verdachte de mogelijkheid van hulp, begeleiding en behandeling die hij nodig heeft.
De rechtbank zal de ISD-maatregel onvoorwaardelijk en voor de duur van twee jaren opleggen. Gelet op het doel van de maatregel en de persoon van verdachte, ziet de rechtbank geen aanleiding het voorarrest in mindering te brengen op de duur van de maatregel.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vordering van de benadeelde partijen
7.1.1
De vordering van [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen tot betaling van schadevergoeding ter hoogte van
€ 1.000,00 (duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schade bestaat uit de volgende posten:
- noodreparatie schutting € 350,00;
- eigen risico opstalverzekering € 650,00.
7.1.2
De vordering van [bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 2] B.V. (hierna: [bedrijf 2]) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen tot betaling van schadevergoeding ter hoogte van € 3.083,90 (drieduizend drieëntachtig euro en negentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schade bestaat uit de volgende posten:
- Koller € 2.204,55;
- klusjesman € 879,35.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] geheel toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [bedrijf 2] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de schadepost ‘Koller’ volledig kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente. De schadepost ‘klusjesman’ dient niet ontvankelijk te worden verklaard nu uit de bij deze post behorende factuur niet duidelijk wordt welke op deze factuur genoemde kosten in direct verband staan met het tenlastegelegde.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de vordering van benadeelde [slachtoffer 2] gesteld dat niet is bewezen dat verdachte de schutting heeft vernield. Indien de rechtbank verdachte wel verantwoordelijk acht voor de vernieling van de schutting, dan bepleit de verdediging dat alleen het gevorderde bedrag van € 350,00 dient te worden toegewezen, nu het bedrag van
€ 650,00 niet is onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van [bedrijf 2] sluit de verdediging zich aan bij hetgeen daarover door de officier van justitie is gesteld.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat de schade die de benadeelde partij heeft gesteld te hebben geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit (feit 1 van parketnummer 08.254306-24) in deze procedure onvoldoende is onderbouwd, in het licht van de gemotiveerde betwisting door verdachte. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.4.2
Ten aanzien van de vordering van [bedrijf 2] B.V.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten (feiten 2 en 3 van parketnummer 08.164595-24) rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De opgevoerde schadepost ‘Koller’ is niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 2.204,55 daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De opgevoerde schadepost ‘klusjesman’ is onvoldoende onderbouwd, nu onduidelijk is hoeveel werkzaamheden de klusjesman heeft moeten uitvoeren als gevolg van het strafbare feit. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [bedrijf 2] heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 32 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
8. De vorderingen tot tenuitvoerlegging met parketnummers 96.267598.22 en 08.292499.23
De rechtbank is van oordeel, zoals de officier van justitie en de raadsman ook hebben gevorderd en verzocht, dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging moeten worden afgewezen, nu de tenuitvoerlegging geen toegevoegde waarde heeft vanwege de op te leggen ISD-maatregel.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en op artikel 38n Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08.254306-24 onder 4 impliciet primair, 5 primair en 6 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08.254306-24 onder 1, 2, 3, 4 impliciet subsidiair en 5 subsidiair, het onder parketnummer 08.164595-24 onder 1 primair, 2 primair en 3 en het onder parketnummer 08.002925-24 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08.254306-24
feit 1,
het misdrijf:
diefstal;
feit 2,
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 3,
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 4 impliciet subsidiair,
het misdrijf:
poging tot diefstal;
feit 5 subsidiair,
het misdrijf:
opzetheling;
parketnummer 08.164595-24
feit 1 primair,
het misdrijf:
diefstal op een besloten erf waarop een woning staat door iemand die zich aldaar buiten weten van de rechthebbende bevindt;
feit 2 primair,
het misdrijf:
diefstal;
feit 3,
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen en/of onbruikbaar maken;
parketnummer 08.002925-24
het misdrijf:
schuldheling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08.254306-24 onder 1, 2, 3, 4 impliciet subsidiair en 5 subsidiair, het onder parketnummer 08.164595-24 onder 1 primair, 2 primair en 3 en het onder parketnummer 08.002925-24 bewezen verklaarde;
maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, voor de duur van
twee jaren;
schadevergoedingen
de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (parketnummer 08.254306-24)
- bepaalt dat benadeelde partij: [slachtoffer 2], (feit 1): in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen;
de vordering van [bedrijf 2] B.V. (parketnummer 08.164595-24)
- wijst de vordering van benadeelde partij [bedrijf 2] B.V. toe tot een bedrag van
€ 2.204,55(bestaande uit € 2.204,55 materiële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan benadeelde partij [bedrijf 2] B.V. (feiten 2 en 3) van een bedrag van € 2.204,55, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 april 2024;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.204,55,00 (zegge: tweeduizendtweehonderdenvier euro en vijfenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2024 ten behoeve van benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
32dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat benadeelde partij, voor een deel van € 879,35 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 96.267598-22
-
wijstde vordering
af;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08.292499-23
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.N. Neumann, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. M.W. Eshuis rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie- eenheid Oost-Nederland, met proces-verbaalnummer PL0600-2024364453. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie- eenheid Oost-Nederland, met proces-verbaalnummer PL0600-2024223462. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal;
3.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 30 april 2024 (pagina 22);
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024002774. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal;
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] van 19 november 2023 (pagina’s 5 en 6);
6.Het proces-verbaal van aanhouding verdachte van 2 januari 2024 (pagina 11);
7.Kennisgeving inbeslagneming van 4 januari 2024 (pagina 26);
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 2 januari 2024 (pagina 23).