ECLI:NL:RBOVE:2025:287

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
08-264465-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en verduistering door verdachte in meerdere woningen en winkels

Op 21 januari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 40-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en verduisteringen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De verdachte heeft in korte tijd goederen gestolen uit drie woningen, twee winkels en een bouwcontainer. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de getuigenverklaringen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van negen maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten een zwaardere straf rechtvaardigde. De verdachte heeft niet alleen materiële schade veroorzaakt, maar ook een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn langdurige verslaving en psychische problemen, maar oordeelde dat deze niet voldoende reden waren om van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf af te zien. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 99,- aan een benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De uitspraak is openbaar gedaan in Almelo.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-264465-24 (P)
Datum vonnis: 21 januari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] ,
nu verblijvende in de [locatie] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.H. van der Linden, advocaat in Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van
7 januari 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:diefstal uit een woning;
feit 2:verduistering van een tas met inhoud;
feit 3:(primair) diefstal uit een woning, dan wel (subsidiair) heling van de uit die woning gestolen spullen;
feit 4:diefstal uit een woning;
feit 5:diefstal met braak uit een container;
feit 6:diefstal met braak uit een winkel;
feit 7:diefstal uit een winkel.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 19 augustus 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten het [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een Michael Kors handtas, een sporttas, een Macbook, Ipad en Iphone, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij in de periode van 18 augustus 2024 tot en met 19 augustus 2024 te Enschede en/of Hengelo (O), althans in Nederland, opzettelijk een Versace tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3
primair
hij op of omstreeks 18 augustus 2024 te Enschede, in/uit een woning (aan de [adres 5] ), een Macbook, en/of een horloge en/of airpods, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair
hij op of omstreeks 19 augustus 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), een Macbook, horloge en airpods (toebehorende aan [slachtoffer 3] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4
hij op of omstreeks 18 augustus 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres 3] , kamer [nummer] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een Xiaomi Redmi telefoon en een Iphone, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] en/of diens vader, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
hij op of omstreeks 19 augustus 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) 6 accu's, 2 laders, een haakse slijper en 2 slagmoersleutels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
6
hij op of omstreeks 16 augustus 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) een accu van het merk Ryobi, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
7
hij op of omstreeks 17 augustus 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) een Macbook en een Ipad, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsvraag

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder de feiten 1, 2, 3 primair, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder de feiten 1, 2, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor wat betreft feit 5 heeft zij verzocht verdachte vrij te spreken omdat geen sprake is van een voltooide diefstal.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1, 2, 3, 4, 6 en 7
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen wat aan verdachte onder de feiten 1, 2, 3 primair, 4, 6 en 7 is ten laste gelegd. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van deze feiten op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Feit 5
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 9 augustus 2024 waren medewerkers van [bedrijf 1] BV werkzaam bij een bedrijf aan de [adres 4] . Eén van de medewerkers zag rond 09:25 uur dat de container op het terrein open stond en dat er tegen de container een fiets met fietstassen stond geparkeerd. Naast de fiets stond een tas en een hydrolysepomp toebehorende aan [bedrijf 1] BV. In de tassen zaten meerdere gereedschappen afkomstig uit de container. Een paar minuten ervoor, om 9:00 uur, is verdachte overlopen tijdens een diefstal in een woning gelegen aan het [adres 2] . Hij is daarna op een fiets vertrokken die door verbalisant [verbalisant] is herkend als de fiets die is aangetroffen bij de container.
Overwegingen
De rechtbank overweegt op grond van het voorgaande dat verdachte enkele minuten na 9:00 uur op zijn fiets bij de woning aan de [adres 2] is weggereden. Diezelfde fiets is nog geen half uur later, om 9:25 uur, aangetroffen naast de container van [bedrijf 1] BV. Het kan niet anders dan dat het verdachte is geweest die, terwijl hij op de vlucht was, is gestopt bij de bouwcontainer. Verdachte heeft daar het gereedschap uit de container gepakt en in een tas gestopt, waarmee hij zich de feitelijke heerschappij over deze goederen heeft verschaft en als heer en meester over de goederen heeft beschikt. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte het gereedschap uit de container van [bedrijf 1] BV heeft weggenomen. De rechtbank acht het onder feit 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 19 augustus 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), in een woning, te weten het [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een Michael Kors handtas, een sporttas, een MacBook, iPad en iPhone, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij in de periode van 18 augustus 2024 tot en met 19 augustus 2024 te Enschede, opzettelijk een Versace tas met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 2] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3 primair.
hij op 18 augustus 2024 te Enschede, uit een woning aan de [adres 5] , een MacBook, horloge en airpods, die aan [slachtoffer 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 18 augustus 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), in een woning, te weten de [adres 3] , kamer [nummer] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een Xiaomi Redmi telefoon en een iPhone die aan [slachtoffer 4] en/of diens vader toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op 19 augustus 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) 6 accu's, 2 laders, een haakse slijper en 2 slagmoersleutels, die geheel aan [bedrijf 1] B.V. toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6.
hij op 16 augustus 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) een accu van het merk Ryobi dat aan [bedrijf 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
7.
hij op 17 augustus 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) een MacBook en een iPad die aan [slachtoffer 5] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 310, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, feit 4
telkens het misdrijf: diefstal, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
feit 2
het misdrijf: verduistering;
feit 3 primair, feit 5, feit 7
telkens het misdrijf: diefstal;
feit 6
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van verbreking.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is langdurig verslaafd geweest maar inmiddels is hij abstinent. Daarnaast kampte verdachte op het moment van het plegen van de feiten met psychische problemen. De raadsvrouw heeft verzocht om de zaak aan te houden om verdachte nogmaals met de reclassering te laten praten.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan diefstal van goederen uit drie woningen, twee winkels en een bouwcontainer. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering. Verdachte heeft met zijn handelen niet alleen schade, overlast, en ergernis veroorzaakt, maar ook een forse inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en het veiligheidsgevoel van de bewoners en de maatschappij in het algemeen gemaakt. De eigen woning is bij uitstek de plek waar men zich veilig en geborgen behoort te kunnen voelen. Het is voor de getroffen bewoners zeer onaangenaam om te moeten leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en persoonlijke bezittingen heeft doorzocht en weggenomen. Een aantal bewoners was bovendien op het moment dat verdachte goederen uit hun woningen wegnam in de woning aanwezig en verdachte is zelfs door één van de bewoners overlopen, waardoor er tussen hen een confrontatie heeft plaatsgevonden. Dit is voor de betreffende bewoner een zeer beangstigende situatie geweest. Verdachte heeft bij deze mogelijke gevolgen niet stilgestaan en enkel gehandeld uit eigen financieel belang. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 25 oktober 2024. Hieruit volgt dat hij eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld, waaronder op 7 oktober 2024. Met deze veroordeling houdt de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 63 Sr, rekening.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 11 november 2024. Uit dit rapport volgt dat verdachte op dat moment niet openstond voor een gesprek met de reclassering. Daarnaast lijkt verdachte een afwijzende houding richting hulpverlening te hebben. Tevens is er sprake van een taalbarrière nu verdachte geen Nederlands spreekt. Er is, mede vanwege zijn (destijds) ontkennende houding over de ten laste gelegde feiten, maar een beperkt beeld van de persoon van verdachte verkregen. Interventies zoals ambulante begeleiding en/of een reclasseringstraject lijken bovendien niet haalbaar. De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande, geen enkele aanleiding om de zaak aan te houden zodat verdachte onder begeleiding van een tolk opnieuw met de reclassering in gesprek kan voor het opstellen van een plan van aanpak. Het verzoek van de raadsvrouw wordt daarom afgewezen.
De straf
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Voor het bepalen van de duur van deze gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het LOVS en op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank acht een gevangenisstraf van twaalf maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De schade van de benadeelde partij

7.1
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2] (feit 6)
[bedrijf 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 280,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • accu € 99,00;
  • [omschrijving post] € 181,00.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor een gedeelte van € 99,00 moet worden toegewezen. Voor het overige dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege gebrek aan onderbouwing.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder feit 6 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost “accu” is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 99,00 daarom toewijzen. De opgevoerde schadepost “ [omschrijving post] ” is naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende onderbouwd en aannemelijk, terwijl de omvang ervan is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen, leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. De benadeelde partij is daarom voor die kosten niet-ontvankelijk in zijn vordering. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Concluderend: de rechtbank zal de gevorderde materiële schade gedeeltelijk toewijzen, tot een bedrag van € 99,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum waarop het feit is gepleegd.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder feit 6 ten laste gelegde is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met een dag gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 3 primair, feit 4, feit 5, feit 6 en feit 7 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, feit 4: telkens het misdrijf: diefstal, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
feit 2: het misdrijf: verduistering;
feit 3 primair, feit 5, feit 7: telkens het misdrijf: diefstal;
feit 6: het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1, feit 2, feit 3 primair, feit 4, feit 5, feit 6 en feit 7 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 2] (feit 6) van een bedrag van € 99,00 (negenennegentig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2024;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder feit 6 bewezenverklaarde tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 99,00, (negenennegentig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzeling voor de duur van 1 (een) dagkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Timmermans, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en
mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Kuiper, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024387386. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1, feit 2, feit 3 primair, feit 4, feit 6 en feit 7
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 januari 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
Feit 1
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 19 augustus 2024, p. 8 e.v.;
Feit 2
3.
Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 2] van 19 augustus 2024, p. 71 e.v.;
Feit 3 primair
4.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 18 augustus 2024, p. 76 e.v.;
Feit 4
5.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 22 augustus 2024, p. 81 e.v.;
Feit 6
6.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 17 augustus 2024, p. 119 e.v.;
Feit 7
7.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] van 18 augustus 2024, p. 103 e.v.
Feit 5
8.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 januari 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 19 augustus 2024 rond 9:00 uur ben ik in de woning aan het [adres 2] geweest. Daarna ben ik op mijn fiets weggereden.
9.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] (namens [bedrijf 1] BV) van 19 augustus 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, p. 57 e.v.:
Op 19 augustus 2024 omstreeks 9:25 uur was ik aan de [adres 4] . Ik ben werkzaam bij het bedrijf [bedrijf 1] BV. Ik moest naar buiten om gereedschap uit een container te halen. Toen ik bij de container kwam zag ik dat deze open stond. Ook zag ik dat er een fiets met fietstassen tegen de container aanstond. Ik zag dat er een tas naast de fiets stond. Ook stond onze hydrolyse pomp naast de fiets. Deze stond tien minuten daarvoor nog in de container. Ik zag dat in de tas 6 accu's en 2 laders zaten, afkomstig van ons bedrijf. Verder zag ik dat er in de fietstas een haakse slijper en twee slagmoersleutel zaten. Deze waren ook afkomstig van ons bedrijf.
10.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 20 augustus 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, p. 60 e.v.:
Op 19 augustus 2024 omstreeks 9:15 uur hoorde ik via het operationeel centrum dat er een melding was gedaan vanaf het [adres 2] . Ik hoorde dat er een onbekende man in de woning stond van de bewoner. Ik hoorde dat die man op een fiets de [adres 6] in was gegaan. Ik hoorde dat de bewoner een filmpje had gemaakt van de man.
Ik hoorde om 09:45 uur via het operationeel centrum dat er melding was gedaan aan de
[adres 2] . Hier zou een fiets staan die niet afgesloten was. Ik en mijn collega zijn direct ter plaatse gegaan. Ik zag de fiets staan in het pand. Ik herkende de fiets van de eerder genoemde foto die ik heb gezien van de melding aan het [adres 2] . Ik herkende de fiets door de kleuren en de witte stickers.