ECLI:NL:RBOVE:2025:2757

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
11550432 \ CV EXPL 25-530
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een woning door een sociale verhuurder tegen een gedaagde zonder recht of titel

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 april 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Woonstichting Vechthorst en een gedaagde die zonder recht of titel in een woning verblijft. De gedaagde, die niet verschenen was, verbleef in de woning die eerder verhuurd was aan zijn moeder, die op 4 oktober 2023 is overleden. De Woonstichting vorderde ontruiming van de woning, omdat de gedaagde geen huurder was en weigerde de woning te verlaten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde en de curator, die ook niet verschenen was, behoorlijk waren opgeroepen en dat de wettelijke vereisten voor de dagvaarding zijn nageleefd. De vordering van Vechthorst werd toegewezen, omdat er sprake was van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter heeft de gedaagde en de curator hoofdelijk veroordeeld om de woning binnen vijf dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en de proceskosten van € 890,95 te betalen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Voorzieningenrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11550432 \ CV EXPL 25-530
Vonnis in kort geding van 10 april 2025
in de zaak van
de stichting
WOONSTICHTING VECHTHORST,
gevestigd te Dalfsen,
eisende partij,
hierna te noemen: Vechthorst,
gemachtigde: mr. A.M. Takkenberg,
tegen
1.
[gedaagde], en zij die verblijven, zonder recht of titel, in de onroerende zaak, of in een gedeelte daarvan gelegen te [adres],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
niet verschenen,
2.
mr. T.H.I.M. PIERIK,werkzaam bij CKV advocaten, in de hoedanigheid van curator van [gedaagde],
kantoorhoudende te Zwolle,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de curator,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 maart 2025;
- een door Vechthorst overgelegde publicatie van 29 maart 2025 in het Nederlands Dagblad, waarin ‘zij die zonder recht of titel in de woning verblijven’ worden opgeroepen om te verschijnen op de mondelinge behandeling;
- de mondelinge behandeling van 10 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Namens Vechthorst zijn verschenen [naam 1] en [naam 2], vergezeld door de gemachtigde. [gedaagde] en de curator zijn niet verschenen.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op 24 april 2025 of zoveel eerder als mogelijk.
2. De beoordeling
Verstek
2.1.
[gedaagde] en de curator zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De voorzieningenrechter stelt vast dat bij het betekenen van de dagvaarding de wettelijke vereisten zijn nageleefd en dat de voorgeschreven termijnen en overige formaliteiten in acht zijn genomen. De voorzieningenrechter zal daarom verstek verlenen tegen [gedaagde] en de curator.
Vordering2.2. Vechthorst vordert dat de voorzieningenrechter, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, [gedaagde] en/of de curator veroordeeld om de woning aan het adres [adres] (hierna ook wel de woning te noemen) te ontruimen. Vechthorst vordert ook hoofdelijke veroordeling van [gedaagde] en de curator in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
2.3.
Vechthorst legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft. Vechthorst verhuurde sinds 4 augustus 2016 de woning, een seniorenwoning, aan de moeder van [gedaagde]. Op [overlijdensdatum] 2024 is zij overleden. [gedaagde] is kort daarvoor in de woning getrokken. [gedaagde] is geen huurder van Vechthorst en weigert de woning te verlaten. [gedaagde] is op 4 oktober 2023 failliet verklaard en daarom is ook de curator gedagvaard.
Spoedeisend belang
2.4.
Vechthorst is eigenaar van de woning en wil per direct vrijelijk over haar eigendom kunnen beschikken. Dit levert een spoedeisend belang op. Verder geldt dat Vechthorst als sociale verhuurder haar woningen op rechtvaardige en evenwichtige wijze dient te verdelen onder personen die zelf niet of moeilijk in huisvesting kunnen voorzien en zich op reguliere wijze als woningzoekende hebben laten registreren. Vechthorst dient de woning zo snel mogelijk op reguliere wijze weer te kunnen verhuren aan mensen uit de doelgroep die urgentie hebben of die lang op de wachtlijst staan. Ook dit levert een spoedeisend belang op.
Oordeel
2.5.
[gedaagde] en de curator zijn niet verschenen en zij hebben de vordering van Vechthorst niet weersproken. De vordering komt de voorzieningenrechter vooralsnog niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vordering wordt daarom toegewezen.
2.6.
[gedaagde] en de curator zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Vechthorst worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,45
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
890,95
2.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
2.8.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] en/of de curator hoofdelijk om de woning aan het adres [adres] binnen vijf dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en te verlaten, met de daarin vanwege [gedaagde] aanwezige goederen en personen, en ontruimd en verlaten te houden, met afgifte aan Vechthorst van de sleutels, en al hetgeen tot de woning behoort ter vrije beschikking van Vechthorst te stellen,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] en de curator hoofdelijk in de proceskosten van € 890,95, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] en de curator niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] en de curator hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op10 april 2025. (dg)