ECLI:NL:RBOVE:2025:2741

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
ak_24_3365
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van planschade in verband met de ontwikkeling van Windpark Staphorst

In deze zaak heeft eiseres op 31 mei 2023 een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Staphorst om vergoeding van planschade, die zij stelt te hebben geleden door de ontwikkeling van het Windpark Staphorst. Het college heeft dit verzoek op 8 februari 2024 afgewezen, en na bezwaar is deze afwijzing op 27 juni 2024 gehandhaafd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 27 maart 2025 door de rechtbank is behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de planologische ontwikkeling van het windpark voorzienbaar was ten tijde van de aankoop van de woning door eiseres op 13 december 2018. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft geoordeeld dat eiseres de mogelijkheid van planschade had moeten voorzien, aangezien er op 26 september 2018 een concept-beleidsnotitie openbaar is gemaakt die de ontwikkeling van het windpark aankondigde. Eiseres heeft aangevoerd dat de afwijzing van haar verzoek in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat het college niet verplicht is om gemaakte fouten in eerdere besluiten te herhalen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van haar proceskosten of het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3365

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.G.L. van Nus),
en

het college van burgemeester en wethouders van Staphorst, het college

Inleiding

1. Op 31 mei 2023 heeft eiseres bij het college verzocht om vergoeding van planschade.
1.1.
Bij besluit van 8 februari 2024 heeft het college het planschadeverzoek van eiseres afgewezen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 27 juni 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing gebleven.
1.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van eiseres, vergezeld door mr. [naam] deelgenomen. Het college is niet verschenen.

Totstandkoming van het besluit

2. Bij brief van 31 mei 2023 heeft eiseres het college verzocht om vergoeding van de door haar gestelde geleden planschade in de vorm van waardevermindering van haar woning aan de [adres]. Eiseres heeft gesteld dat haar woning minder waard is geworden door de verlening van de vergunning voor het bouwen en exploiteren van ‘Windpark Staphorst’ op 7 oktober 2019 (inwerkingtreding op 27 november 2019).
3. Het college heeft de Stichting Adviesbureau in Onroerende Zaken (hierna: SAOZ) verzocht advies uit te brengen over het planschadeverzoek van eiseres. SAOZ heeft op 9 januari 2024 een adviesrapport uitgebracht. In dit rapport adviseert SAOZ om het planschadeverzoek af te wijzen in verband met actieve risicoaanvaarding omdat de ontwikkeling van windenergie ten tijde van het kopen van de woning door eiseres voorzienbaar zou zijn geweest en dit had kunnen betrekken bij de aankoop.
4. Het college heeft in overeenstemming met het advies van SAOZ het planschadeverzoek van eiseres op 8 februari 2024 afgewezen omdat de ontwikkeling van windenergie voorzienbaar zou zijn geweest.
5. Op 27 juni 2024 heeft het college het door eiseres hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt of het college het planschadeverzoek van eiseres af heeft kunnen wijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
7. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Juridisch kader
8. Op 1 januari 2024 is de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. In artikel 4.18 van de Invoeringswet Omgevingswet heeft de wetgever regels van overgangsrecht gegeven voor een verzoek om vergoeding van schade die is geleden door de inwerkingtreding van een besluit als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wro. In het derde lid is bepaald dat het oude recht van toepassing blijft op het verzoek om schadevergoeding tot het besluit op dat verzoek onherroepelijk wordt en, bij toewijzing van het verzoek, de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald. Dat betekent dat in dit geval de Wro, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
9. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Het beroep
10. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de afwijzing van haar planschadeverzoek in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Er is sprake van ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Het college heeft bij de afhandeling van andere planschadeverzoeken met betrekking tot de omgevingsvergunning ‘Windpark Staphorst’ als relevante (peil)datum voor de voorzienbaarheid de datum 15 mei 2019 gehanteerd, terwijl het college bij eiseres uitgaat van de datum 26 september 2018 waarop de ontwikkeling voorzienbaar zou zijn geweest. Omdat eiseres de woning heeft gekocht op 13 december 2018 was de ontwikkeling volgens het college voor haar voorzienbaar. SAOZ is in het advies echter niet ingegaan op deze afwijkende datum en het college in de besluitvorming evenmin. Dit is in strijd met de artikelen 3:2, 3:4 en 3:46 van de Awb. De afwijzing van het verzoek en het bestreden besluit zijn onvoldoende gemotiveerd en onzorgvuldig voorbereid. Ook voert eiseres aan dat SAOZ en het college onvoldoende hebben aangetoond dat de ontwikkeling voorzienbaar was op 26 september 2018. Dat is immers slechts de datum waarop het concept ‘Notitie Reikwijdte en Detailniveau’ openbaar is gemaakt. Deze notitie schept echter in het geheel geen duidelijkheid over waar de windmolens geplaatst zouden worden, omdat er nog veel alternatieven worden genoemd. Ook schept de notitie geen duidelijkheid over het aantal windmolens. Er kan daarom niet gezegd worden dat er voor een redelijk denkend en handelend koper aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie in negatieve zin zou veranderen.
De voorzienbaarheid
11. Het college stelt zich op het standpunt dat de ontwikkeling voor eiseres voorzienbaar was op 26 september 2018, omdat uit nader onderzoek is gebleken dat op deze datum de concept-beleidsnotitie ‘Notitie reikwijdte en detailniveau’ openbaar is gemaakt en eiseres bij de aankoop van de woning rekening had kunnen houden met de mogelijkheid van het bouwen van een windpark op de betreffende locatie.
12. Op grond van artikel 6.3, onder a, van de Wro betrekt het college bij de beoordeling of er sprake is van voor tegemoetkoming in aanmerking komende schade in ieder geval de voorzienbaarheid van de schadeoorzaak. Indien de planschade voorzienbaar is, blijft deze voor rekening van de koper, omdat deze in dat geval wordt geacht de mogelijkheid van verwezenlijking van de negatieve ontwikkeling ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak te hebben aanvaard.
13. Volgens vaste rechtspraak dient de voorzienbaarheid van een planologische wijziging beoordeeld te worden aan de hand van het antwoord op de vraag of ten tijde van de investeringsbeslissing, bijvoorbeeld ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak, voor een redelijk denkend en handelend koper, aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met concrete beleidsvoornemens die openbaar zijn gemaakt. Voor voorzienbaarheid is niet vereist dat een dergelijk beleidsvoornemen een formele status heeft. Om op grond van een concreet beleidsvoornemen voorzienbaarheid te kunnen aannemen, moet een redelijk denkend en handelend koper uit de openbaarmaking daarvan kunnen begrijpen op welk gebied dat beleidsvoornemen betrekking heeft, wat de zakelijke inhoud ervan is, en dat hij van de inhoud ervan kan kennisnemen. [1]
14. Naar het oordeel van de rechtbank was de planologische ontwikkeling voor eiseres voorzienbaar. Uit de beleidsnotitie (opgesteld door Wij Duurzaam Staphorst, een lokale duurzaamheidscoöperatie) volgt dat er een plan is opgesteld voor de realisatie van 3 tot 4 windturbines in een nog te bepalen opstelling in het gebied waar de windturbines uiteindelijk zijn gerealiseerd. In de notitie staat vermeld dat het college in mei 2018 heeft aangegeven medewerking te gaan verlenen aan het plan. Dit is een concreet beleidsvoornemen dat openbaar is gemaakt op 26 september 2018, toen het door het college voor de duur van zes weken ter inzage is gelegd in het kader van de milieueffectenrapportage. Dat nog niet vast lag op welke plek de windturbines exact zouden komen, is niet van belang, nu het voor de voorzienbaarheid niet vereist is dat het concrete beleidsvoornemen een formele status heeft. Eiseres had op basis van de beleidsnotitie rekening kunnen en moeten houden met de planologische wijziging van het gebied.
15. De beroepsgrond slaagt niet.
Het gelijkheidsbeginsel
16. De rechtbank overweegt dat nu reeds is vastgesteld dat de planologische ontwikkeling ten tijde van de aankoop van de woning voor eiseres voorzienbaar was, een beroep op het gelijkheidsbeginsel niet meer kan slagen. Het college heeft namelijk uit kunnen gaan van de datum van publicatie van de conceptnotitie (26 september 2018). Dat bij eerdere planschadeverzoeken (ten onrechte) van een latere (peil)datum is uitgegaan bij het vaststellen van de voorzienbaarheid, doet daaraan niet af. Het gelijkheidsbeginsel strekt namelijk niet zover dat het college een gemaakte fout moet herhalen. [2]
17. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college het planschadeverzoek van eiseres af heeft kunnen wijzen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.P.K. van Rosmalen, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.P. Fortuin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Wet ruimtelijke ordening

Artikel 6.1

1. Burgemeester en wethouders kennen degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in het tweede lid genoemde oorzaak, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.
2. Een oorzaak als bedoeld in het eerste lid is:
(…)
c. een besluit omtrent een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, c of g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
(…)

Artikel 6.3

Met betrekking tot de voor tegemoetkoming in aanmerking komende schade betrekken burgemeester en wethouders bij hun beslissing op de aanvraag in ieder geval:
a. de voorzienbaarheid van de schadeoorzaak;
b. de mogelijkheden van de aanvrager om de schade te voorkomen of te beperken.

Voetnoten

1.Zie het overzichtsarrest van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582, r.o. 5.23 – 5.26 .
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 31 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:320.