ECLI:NL:RBOVE:2025:2678

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
11448613 \ CV EXPL 24-2506
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de kantonrechter en doorverwijzing naar rechtbank Midden-Nederland

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel zich onbevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen. De eiseres, een stichting, had een vordering van € 9.761,91 tegen de gedaagde B.V. De procedure begon met een dagvaarding op 6 december 2024, gevolgd door een conclusie van antwoord en diverse reacties van beide partijen. De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of hij bevoegd was om de zaak te behandelen, aangezien de vordering onder de € 25.000 ligt. Dit is in overeenstemming met artikel 110 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kantonrechter heeft partijen gevraagd om hun mening over zijn voornemen om zich onbevoegd te verklaren. De eiseres was van mening dat de kantonrechter bevoegd was, terwijl de gedaagde zich kon vinden in een onbevoegdheidsverklaring. Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten zich onbevoegd te verklaren, omdat het forumkeuzebeding in de overeenkomst geen rechtsgevolgen had, gezien de hoogte van de vordering. De zaak is doorverwezen naar de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Almere, die wel bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. Dit vonnis is uitgesproken op 29 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11448613 \ CV EXPL 24-2506
Vonnis van 29 april 2025
in de zaak van
de stichting
[eiseres],
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: H.G. Zeiger,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
vertegenwoordigd door: [naam].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 december 2024, met producties;
- de conclusie van antwoord van 25 februari 2025, met producties;
- de akte van [eiseres] van 15 april 2025, met productie;
- het verzoek van de kantonrechter aan partijen om zich uit te laten over het voornemen van de kantonrechter om zich onbevoegd te verklaren, gedateerd 15 april 2025;
- de reactie op het verzoek van de kantonrechter van [eiseres] , bij e-mail van 16 april 2025;
- de reactie op het verzoek van de kantonrechter van [gedaagde] , bij e-mail van 15 april 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Tussen partijen is in maart 2022 een overeenkomst van opdracht (hierna: ‘de overeenkomst’) tot stand gekomen. [eiseres] vordert – kort gezegd – nakoming van een betalingsverplichting die voortvloeit uit de overeenkomst. De hoogte van de vordering van [eiseres] bedraagt € 9.761,91.
2.2
Omdat de vordering van [eiseres] lager is dan € 25.000, is de kantonrechter verplicht om ambtshalve te beoordelen of hij bevoegd is om van deze zaak kennis te nemen. Dit volgt uit artikel 110 lid 1, tweede zin, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: ‘Rv’). Deze ambtshalve beoordeling houdt in dat niet van belang is of [gedaagde] in haar verweer een beroep heeft gedaan op de (vermeende) onbevoegdheid van de rechter. De kantonrechter moet dit zelfstandig onderzoeken, onafhankelijk van het verweer van [gedaagde] .
2.3
Naar aanleiding hiervan heeft de kantonrechter partijen verzocht zich uit te laten over zijn voornemen om zich in deze zaak onbevoegd te verklaren.
2.4
[eiseres] heeft op het verzoek gereageerd bij e-mail van 16 april 2025. [eiseres] heeft daarbij aangegeven dat zij meent dat de kantonrechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen, omdat [gedaagde] in haar verweer geen beroep heeft gedaan op de onbevoegdheid van de rechter. Volgens [eiseres] past een ambtshalve onbevoegdheidsverklaring niet bij de lijdelijke positie die een civiele rechter inneemt.
2.5
[gedaagde] heeft op het verzoek gereageerd bij e-mail van 15 april 2025. [gedaagde] heeft aangegeven zich te kunnen vinden in een onbevoegdheidsverklaring van de kantonrechter.
2.6
De kantonrechter heeft besloten om zich onbevoegd te verklaren om van het geschil in deze zaak kennis te nemen. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
2.7
De kantonrechter stelt voorop dat het standpunt van [eiseres] over de ambtshalve onbevoegdheidsverklaring, zoals verwoord in de e-mail van haar gemachtigde van 16 april 2025, onjuist is. De kantonrechter verwijst ter onderbouwing naar rechtsoverweging 2.2 van dit vonnis.
2.8
In artikel 9 van de overeenkomst zijn partijen overeengekomen dat de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, bevoegd is om kennis te nemen van geschillen die verband houden met de overeenkomst. Dit betreft een zogeheten forumkeuzebeding, als bedoeld in artikel 108 lid 1 Rv.
2.9
Artikel 108 lid 2 Rv bepaalt dat een forumkeuzebeding als bedoeld in artikel 108 lid 1 Rv geen gevolg heeft als de vordering ten hoogste € 25.000 betreft. De vordering van [eiseres] is lager dan € 25.000. In artikel 108 lid 2 Rv staat nog een tweetal uitzonderingen, op basis waarvan een forumkeuzebeding toch geldig kan zijn. Dat is het geval indien:
  • i) de overeenkomst, waarin het forumkeuzebeding is opgenomen, is aangegaan na het ontstaan van het geschil;
  • ii) de werknemer, de partij die niet handelt in de uitoefening van beroep of bedrijf dan wel de huurder zich tot de aangewezen rechter wendt.
Beide uitzonderingen doen zich in deze zaak niet voor. De kantonrechter concludeert daarom dat hij geen bevoegdheid kan ontlenen aan artikel 9 overeenkomst. Het daarin door partijen opgenomen forumkeuzebeding heeft geen rechtsgevolgen.
2.1
Op de voet van artikel 110 lid 2 Rv moet de kantonrechter de zaak doorverwijzen naar de rechter die wel bevoegd is om van deze zaak kennis te nemen.
2.11
[gedaagde] is gevestigd in [vestigingsplaats 1] . Op grond van artikel 1:10 lid 2 BW, in verbinding met artikel 1:14 BW, moet [vestigingsplaats 1] worden aangemerkt als de ‘woonplaats’ van [gedaagde] .
2.12
Gelet op artikel 99 lid 1 Rv is de rechtbank Midden-Nederland de bevoegde rechtbank. Aan de hand van het Schema zaaksverdeling rechtbank Midden-Nederland (d.d. 11 augustus 2023) kan worden bepaald dat de kantonrechter Almere bevoegd is om van deze zaak kennis te nemen.
2.13
De zaak zal dan ook, in de stand waarin deze zich bevindt, worden verwezen naar de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Almere.
2.14
De procedure na verwijzing volgt uit artikel 74 lid 1 Rv. Iedere partij heeft het recht om de andere partij bij exploot op te roepen tegen een roldatum, waarbij de voor dagvaarding voorgeschreven termijnen in acht worden genomen. Aansluitend wordt de procedure voortgezet, in de stand waarin deze zich bevindt.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verklaart zich onbevoegd om van de zaak kennis te nemen,
3.2.
verwijst de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, naar de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Almere,
3.3.
wijst partijen erop dat iedere partij het recht heeft de andere partij bij exploot op te roepen tegen een nieuwe roldatum.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.W. van Tol en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025.