ECLI:NL:RBOVE:2025:2653

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
08-266483-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onoplettendheid van bestuurder

Op 1 mei 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 maart 2024 een verkeersongeval heeft veroorzaakt op de N50 in Kampen. De verdachte, die als bestuurder van een personenauto reed, botste met een snelheid van ongeveer 100 km/u achterop een stilstaand voertuig, waardoor een kettingbotsing ontstond. Dit gebeurde terwijl de Ramspolbrug geopend was voor een passerende boot en er meerdere voertuigen stil stonden. De verdachte was afgeleid omdat hij zijn aandacht op de middenconsole van zijn dashboard had gericht en had de waarschuwingslichten voor de geopende brug niet opgemerkt. Als gevolg van het ongeval raakten twee personen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gewond. [slachtoffer 1] liep een polsbreuk op, terwijl [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, waaronder een wervelfractuur, opliep en in het ziekenhuis moest worden opgenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam had gedragen, wat leidde tot zijn veroordeling. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren en een rijontzegging van 8 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-266483-24 (P)
Datum vonnis: 1 mei 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 april 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. K. Haak, advocaat in Zoetermeer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 7 maart 2024 in Kampen:
primair:een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair:zich zodanig op de weg heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt en/of het verkeer werd gehinderd;
meer subsidiair:zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, waardoor hij een kettingbotsing heeft veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op 7 maart 2024 te Kampen in de gemeente Kampen, als bestuurder van een
voertuig (personenauto), komende uit de richting Ens, gaande in de richting van
Kampen, daarmede heeft gereden over de N50 en naderend, in die weg gelegen,
geopende, althans deel geopende, beweegbare brug (Rampspolbrug), voor welke
voornoemde brug meerdere motorrijtuigen op die weg stilstonden,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie,
- ( daarbij) niet (voortdurend) de controle over het door hem bestuurde voertuig
heeft gehouden en/of
- niet of onvoldoende heeft geanticipeerd op het voor hem rijdende verkeer en/of
zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast en/of
- zijn aandacht gedurende enige tijd heeft gericht op het in zijn voertuig bevindend
middenconsole van zijn dashboard, in ieder geval zijn aandacht niet, althans in
onvoldoende mate, op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse
heeft gericht en/of gehad en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem bestuurde personenauto niet
zodanig heeft geregeld dat hij in staat was zijn personenauto tot stilstand te brengen
binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was
en/of
(vervolgens) heeft hij, verdachte, toen het voor hem uit rijdende verkeer snelheid
had verminderd en/of tot stilstand was gekomen, (met nagenoeg onverminderde
snelheid) een kettingbotsing veroorzaakt, althans is gebotst tegen, althans in
aanrijding is gekomen met, een voor hem uit langzamere rijdend of stilstaande
meerdere voertuigen (personenauto’s en/of bedrijfsauto’s) (welke op hun beurt zijn
gebotst tegen, althans in aanrijding zijn gekomen met, een of meerdere andere
voertuigen (personenauto’s en/of bedrijfsauto’s)),
en aldus heeft hij, verdachte, zich zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan anderen,
- genaamd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de
normale bezigheden is ontstaan en/of
- genaamd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de
normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 7 maart 2024 te Kampen in de gemeente Kampen, als bestuurder van een
voertuig (personenauto), komende uit de richting van Ens, gaande in de richting
van Kampen, daarmede heeft gereden over de weg de N50 en naderend, in die weg
gelegen, geopende, althans deel geopende, beweegbare brug (Rampspolbrug), voor
welke voornoemde brug meerdere motorrijtuigen op die weg stilstonden,
- zijn aandacht gedurende enige tijd heeft gericht op het in zijn voertuig bevindend
middenconsole van zijn dashboard, in ieder geval zijn aandacht niet, althans in
onvoldoende mate, op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse
heeft gericht en/of gehad en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem bestuurde personenauto niet
zodanig heeft geregeld dat hij in staat was zijn personenauto tot stilstand te brengen
binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was
en/of
(vervolgens) heeft hij, verdachte, toen het voor hem uit rijdende verkeer snelheid
had verminderd en/of tot stilstand was gekomen, met onverminderde snelheid een
kettingbotsing veroorzaakt, althans is gebotst tegen, althans in aanrijding is
gekomen met, meerdere voertuigen (personenauto’s en/of bedrijfsauto’s) (welke op
hun beurt zijn gebotst tegen, althans in aanrijding zijn gekomen met, een of
meerdere andere voertuigen (personenauto’s en/of bedrijfsauto’s),
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 7 maart 2024 te Kampen, gemeente Kampen als bestuurder van een voertuig
(personenauto) rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de
N50, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig
tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en
waarover deze vrij was, immers heeft hij een kettingbotsing veroorzaakt, waarbij hij
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, meerdere voertuigen
(personenauto’s en/of bedrijfsauto’s) (welke op hun beurt zijn gebotst tegen,
althans in aanrijding zijn gekomen met, een of meerdere andere voertuigen
(personenauto’s en/of bedrijfsauto’s).

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich - overeenkomstig het op schrift gestelde requisitoir - op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gereden, waardoor het ongeval aan zijn schuld is te wijten in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Door het ongeval heeft [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel opgelopen en voor [slachtoffer 1] geldt dat hij zodanig lichamelijk letsel heeft opgelopen, dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - overeenkomstig het op schrift gestelde pleidooi - vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit bepleit, wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de aanwezigheid van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat op basis van het dossier niet bewezen kan worden dat verdachte gedurende enige tijd zijn aandacht zou hebben gericht op de in zijn voertuig bevindende middenconsole van zijn dashboard. Hier kan niet enkel de verklaring van verdachte als bewijs voor worden gebezigd, omdat deze verklaring door geen enkel ander bewijsmiddel wordt ondersteund en verdachte er met zijn hoofd niet bij was toen hij deze verklaring bij de politie aflegde. Ook is bepleit dat de emotionele toestand van verdachte en de stand van de zon als bijzondere omstandigheden hebben bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval, waardoor niet wordt voldaan aan de schuldgrens van artikel 6 WVW. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat het letsel van [slachtoffer 1] niet kan worden gekwalificeerd als het ten laste gelegde zwaar lichamelijk letsel of zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor wat betreft het subsidiair en het meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
Op 7 maart 2024 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden voor de Ramspolbrug in Kampen, waarbij meerdere voertuigen betrokken waren. Verdachte reed op die dag, als bestuurder van een personenauto, op de N50. Hij kwam uit de richting van Ens en ging in de richting van Kampen. Verdachte was goed bekend met de verkeerssituatie ter plekke, omdat hij vaak op die weg reed. Hij naderde op enig moment de (beweegbare) Ramspolbrug die op dat moment geopend was voor een passerende boot. Er stonden vier voertuigen achter elkaar stil voor de brug. Dat de betreffende brug geopend was, was kenbaar via de waarschuwingsverlichting die zich op meerdere plekken langs de weg bevond vanaf een afstand van 900 meter vóór de Ramspolbrug. Verdachte had zijn aandacht gedurende enige tijd gericht op de middenconsole van zijn dashboard. Vervolgens botste hij met een snelheid van ongeveer honderd km/u achterop de rij stilstaande voertuigen voor de brug, waardoor een kettingbotsing werd veroorzaakt. Het achterste voertuig - waar verdachte tegenaan is gebotst - was de auto waarin [slachtoffer 1] (als bestuurder) en [slachtoffer 2] (als passagier) zaten.
Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer 2] meervoudig letsel opgelopen dat bestond uit een fractuur TH10 B2 (een wervelfractuur), waarvoor zij een noodzakelijke operationele ingreep (een percutane fixatie) heeft moeten ondergaan, meerdere ribfracturen en een sternumfractuur. Vanwege dit letsel was [slachtoffer 2] vanaf 7 maart 2024 tot en met 18 maart 2024 in het ziekenhuis opgenomen.
[slachtoffer 1] heeft aan het ongeval een fractuur in zijn pols overgehouden, waarvoor hij gips heeft moeten dragen. Dit letsel heeft hem - privé en op het werk - drie maanden belemmerd.
Bewijsoverwegingen
Primair: artikel 6 WVW
Voor een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Daarvoor moet ten minste komen vast te staan dat sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onoplettendheid en/of onachtzaamheid van verdachte. Of sprake is van een dergelijke (mate van) schuld hangt volgens vaste jurisprudentie af van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden van het geval. Daarnaast geldt dat niet alleen uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld zoals hiervoor bedoeld.
Het rijgedrag van verdachte
De rechtbank stelt voorop dat verdachte, net als iedere andere verkeersdeelnemer, de voortdurende zorgplicht heeft om te anticiperen op komende verkeerssituaties en zich te vergewissen van de eventuele aanwezigheid van ander verkeer.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte deze zorgplicht onvoldoende in acht genomen. Verdachte was ter plaatse goed bekend. Hij wist dus dat hij de Ramspolbrug naderde en dat die brug mogelijk geopend kon zijn. Verdachte heeft desondanks besloten om op dat moment zijn aandacht gedurende enige tijd te vestigen op het middenconsole van zijn dashboard. Ondanks het bewijsverweer van de verdediging met betrekking tot dit punt, acht de rechtbank de (gedetailleerde) verklaring van verdachte daarover betrouwbaar en aannemelijk, nu hij tijdens het politieverhoor spontaan heeft verklaard dat hij op de middenconsole aan het scrollen was zonder dat daarover specifiek vragen werden gesteld. Verdachte heeft deze verklaring ook niet met zoveel woorden ter zitting betwist en heeft juist ook daar weer bevestigd dat het zou kunnen zijn dat hij vlak voor het ongeval handelingen verrichtte op de middenconsole. De rechtbank gaat dan ook uit van deze verklaring. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij er niet bij was met zijn hoofd wegens omstandigheden in de privé- en werksfeer en dat hij daardoor die dag niet in de auto had moeten stappen. De waarschuwingslichten voor de geopende brug langs de weg heeft verdachte niet gezien. Deze lichten en bijbehorende waarschuwingsborden zijn al vanaf 900 meter voor de Ramspolbrug zichtbaar voor weggebruikers. Verdachte botste vervolgens op de auto van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met een snelheid van ongeveer honderd km/u. Hij weet niet zeker of hij heeft geremd voordat hij de botsing veroorzaakte, nu hij hun auto vlak voor de botsing pas zag. Uit de getuigenverklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat hij geen remsporen op het wegdek heeft gezien na het ongeval.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte niet voortdurend de controle over het door hem bestuurde voertuig heeft gehouden, dat hij niet heeft geanticipeerd op het voor hem rijdend verkeer, dat hij zijn aandacht gedurende enige tijd onvoldoende bij de weg heeft gehad en dat hij zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was het voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was. Als gevolg daarvan kon verdachte, toen hij eenmaal had opgemerkt dat het voor hem rijdende verkeer stilstond, niet (tijdig) remmen en veroorzaakte hij een botsing met het laatste stilstaande voertuig in de rij. Dit heeft vervolgens tot een kettingbotsing geleid. Verdachte had bij normale oplettendheid, die van de gemiddelde bestuurder mag worden verwacht, nog ruim op tijd kunnen reageren en zijn snelheid aan kunnen passen om vervolgens tijdig te kunnen remmen en tot stilstand te komen.
Dat verdachte ten tijde van het ongeval last had van de zon en in een emotionele toestand verkeerde maakt dit niet anders. Deze omstandigheden worden door de verdediging aangevoerd als omstandigheden die in disculperende zin zouden moeten meewegen. De rechtbank is echter van oordeel dat deze omstandigheden (in het bijzonder het slechte zicht door de zon) juist extra voorzichtigheid van weggebruikers vergen en dat deze voorzichtigheid in een dergelijke situatie ook geboden is. De bestuurders van de vier andere stilstaande voertuigen voor de brug hebben - ondanks dezelfde ongunstige stand van de zon hun voertuig immers wel tijdig tot stilstand kunnen brengen. Verdachte had naar het oordeel van de rechtbank dus beter moeten en kunnen opletten.
Aanmerkelijke schuld
Gezien het geheel aan gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen, merkt de rechtbank het rijgedrag van verdachte aan als aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam.
Het letsel van de slachtoffers
Als gevolg van het ongeval hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] letsel opgelopen zoals hiervoor omschreven.
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 1] (een gebroken pols) is aan te merken als lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, gelet op het feit dat het herstel drie maanden heeft geduurd.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 2] is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel, gelet op het feit dat medisch ingrijpen noodzakelijk was vanwege de breuk in haar rugwervel, dat zij gedurende elf dagen in het ziekenhuis is opgenomen en dat zij nog steeds (meer dan een jaar na het ongeval) last heeft van de nadelige gevolgen van dit letsel.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 7 maart 2024 te Kampen, als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting Ens, gaande in de richting van Kampen, daarmede heeft gereden over de N50 en naderend, een in die weg gelegen geopende beweegbare brug (Ramspolbrug), voor welke voornoemde brug meerdere motorrijtuigen op die weg stilstonden, aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie,
- daarbij niet voortdurend de controle over het door hem bestuurde voertuig heeft gehouden, en
- niet heeft geanticipeerd op het voor hem rijdende verkeer en zijn snelheid niet heeft aangepast, en
- zijn aandacht gedurende enige tijd heeft gericht op de in zijn voertuig bevindende
middenconsole van zijn dashboard, en
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem bestuurde personenauto niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was zijn personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en
vervolgens, toen het voor hem uit rijdende verkeer tot stilstand was gekomen, met nagenoeg onverminderde snelheid gebotst tegen een voor hem uit rijdend voertuig (personenauto) (welke op zijn beurt is gebotst tegen meerdere andere voertuigen), en aldus heeft hij, verdachte, zich zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan anderen,
- genaamd [slachtoffer 1] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en
- genaamd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een taakstraf voor de duur van 160 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen (hierna: rijontzegging) voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de privéomstandigheden waarin verdachte zich ten tijde van het ongeval bevond en met de impact die het ongeval op hem heeft gehad. Verder heeft de raadsman bepleit dat het strafblad van verdachte niet in negatieve zin meegewogen dient te worden bij de strafoplegging, nu verdachte in het verleden slechts is veroordeeld voor snelheidsovertredingen en de snelheid van verdachte in deze kwestie geen rol heeft gespeeld. De raadsman heeft daarnaast verzocht om geen rijontzegging aan verdachte op te leggen, omdat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk als interim-directeur en -adviseur en voor het voortbestaan van zijn eigen bedrijf. Tot slot is aangevoerd dat oplegging van een rijontzegging in deze zaak disproportioneel is, gelet op het feit dat de kantonrechter vorig jaar deze zaak al in zijn beslissing heeft betrokken toen hij al een voorwaardelijke rijontzegging aan verdachte heeft opgelegd voor een snelheidsovertreding.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich als bestuurder van een personenauto schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval door aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam te rijden. Verdachte was afgeleid, omdat hij de middenconsole in zijn auto aan het bedienen was en omdat hij er op die dag met zijn gedachten niet bij was. Verdachte heeft de waarschuwingslichten en -borden voor de geopende brug - die vanaf 900 meter afstand vóór de brug langs de weg zichtbaar zijn en functioneerden - over het hoofd gezien en heeft daardoor een kettingbotsing met vier auto’s veroorzaakt. Hij is met ongeveer honderd km/u achterop het voertuig van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gebotst. Verdachte verkeerde op het moment van het veroorzaken van het ongeval naar eigen zeggen in een emotionele toestand vanwege privéomstandigheden. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij op die dag en onder die omstandigheden toch heeft besloten om als autobestuurder aan het verkeer deel te nemen en daarmee mensenlevens op het spel te zetten. Verdachte mag van geluk spreken dat er geen dodelijke slachtoffers zijn gevallen door zijn handelen, of beter gezegd het gebrek daaraan door zijn snelheid niet aan te passen aan de situatie ter plekke. Als gevolg van het ongeval hebben twee slachtoffers letsel opgelopen. [slachtoffer 1] is daarvan inmiddels volledig hersteld, maar voor [slachtoffer 2] is dat een ander verhaal. Zij heeft zwaar lichamelijk opgelopen door het ongeval en lijdt tot op de dag van vandaag nog aan pijnklachten die zij levenslang zal blijven houden, zo blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 13 januari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte recent meermaals is veroordeeld voor snelheidsovertredingen in het verkeer. De laatste veroordeling stamt uit november 2024, waardoor artikel 63 Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing is.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij meermalen heeft geprobeerd om contact te zoeken met de slachtoffers, maar dat de politie dit heeft afgeraden, nu de slachtoffers daar niet uitdrukkelijk toestemming voor hadden gegeven. Verdachte vond dit lastig, want hij wilde juist graag contact leggen. Uiteindelijk heeft verdachte een brief aan de slachtoffers geschreven - die is bij de pleitnota van de verdediging gevoegd - waaruit blijkt dat hij verantwoordelijkheid neemt voor zijn daad en er spijt van heeft. Dit is de rechtbank ook gebleken uit zijn verklaring ter terechtzitting. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte zich bewust is van de gevolgen van het ongeval en dat hij hiervoor verantwoordelijkheid neemt.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en met wat in vergelijkbare gevallen doorgaans als straf wordt opgelegd. Voor een ongeval als het onderhavige, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en zwaar lichamelijk letsel, stellen de LOVS-oriëntatiepunten een taakstraf voor de duur van 120 uren en een onvoorwaardelijke rijontzegging voor de duur van zes maanden.
De rechtbank heeft een lagere gradatie van schuld in de zin van artikel 6 WVW bewezenverklaard. De officier van justitie is bij zijn strafeis uitgegaan van ernstige schuld (een schuldgradatie hoger). Dit betekent dat de rechtbank een lagere straf zal opleggen dan die door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank weegt bij de strafbepaling in het voordeel van verdachte mee dat hij zijn verantwoordelijkheid voor het verkeersongeval heeft genomen, zoals hierboven is omschreven. Feit blijft wel dat verdachte een ernstig verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij twee slachtoffers letsel hebben opgelopen, waarvan één zwaar lichamelijk letsel.
Wat betreft de rijontzegging ziet de rechtbank in dit geval aanleiding om enigszins af te wijken van de LOVS-oriëntatiepunten vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals ter terechtzitting besproken. De rechtbank weegt daarbij mee dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk en zijn eigen bedrijf. Door de verdediging is verzocht om geen rijontzegging op te leggen. Vanwege de ernst van het bewezenverklaarde acht de rechtbank een (deels) onvoorwaardelijke rijontzegging echter wel op zijn plaats. De rechtbank zal aan verdachte een rijontzegging opleggen voor een kortere duur dan die door de LOVS-oriëntatiepunten wordt voorgesteld en zal dit verdisconteren in de duur van de daarnaast op te leggen taakstraf.
Alles afwegende, acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 140 uren en een rijontzegging voor de duur van acht maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 62 Sr en artikel 179 WVW.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
140 (honderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
70 (zeventig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat een gedeelte van
5 (vijf) maandenvan deze bijkomende straf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. de Waard, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. R. Horstink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J. ten Brink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2025.
Buiten staat
Mr. R. Horstink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024106537-1, gesloten op
16 augustus 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Primair
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 april 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 7 maart 2024 op de N50 in Kampen met mijn auto tegen de auto van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ben gebotst, terwijl zij stilstonden voor de geopende Ramspolbrug. Dit was het laatste voertuig in de rij voertuigen die stilstond voor de geopende brug. Op het moment dat ik de auto zag, klapte ik er ook al op. Ik reed op dat moment ongeveer 100 km/u en ik weet niet eens meer of ik heb geremd. Ik heb de waarschuwingsborden en -verlichting voor de openstaande brug niet gezien. Als ik tijdens het politieverhoor heb gezegd dat ik mijn aandacht bij het middenconsole van mijn dashboard heb gehad, dan wil ik dat niet in twijfel trekken. Het zou kunnen dat ik vlak voor het ongeval handelingen op de middenconsole heb verricht. Ik kende de weg waar het ongeval heeft plaatsgevonden goed, omdat ik daar vaak rijd. Ik had op het moment van het ongeval veel aan mijn hoofd en ik had achteraf gezien niet in de auto moeten stappen op die dag.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 7 mart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 24):
V: Heb je op enig moment je snelheid geminderd? zoja waarom?
A: Volgens mij heb ik niet eens geremd, ik heb de auto wel gezien, maar ben er op
geklapt. Ik had last van de zon en ik zat op de middenconsole van dashboard om te
scrollen. Opeens zag ik vanuit de zon die auto naar voren komen.
V: Wat deed je op de middenconsole?
A: Er zit een scherm en zat in het scherm te scrollen naar een telefoon nummer van
iemand. Die persoon wilde ik gaan bellen.
V: Hield je een mobiel apparaat vast tijdens het rijden? bijvoorbeeld een mobiele
telefoon
A: Nee, het scherm krijg je in de display van het scherm in mijn dasboard. Daar kan
ik de telefoon bedienen, maar ook de muziek en navigatie.
Dit scherm zit in het midden van mijn dashboard en kan ik met mijn rechterhand
bedienen.
3.
Het proces-verbaal aanrijding misdrijf van 16 augustus 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 2, 4, 6 en 8):
Locatie ongeval
Datum : 7 maart 2024
Locatienaam : N50
Plaats : Kampen
Vermoedelijke toedracht
Betreffende een kop-staart aanrijding tussen vijf voertuigen.
Vier voertuigen stonden stil op de rijbaan, omdat de slagbomen op de brug gesloten waren en het verkeerslicht op rood stond.
De verdachte is met zijn personenauto op deze vier stilstaande voertuigen gereden. Hierdoor is er een aanrijding ontstaan tussen deze voertuigen en zijn er twee slachtoffers gewond geraakt. De slachtoffers zaten in het laatste stilstaande voertuig in de rij.
Verdachte
Ik, [verbalisant] ([code]), heb [verdachte] als verdachte aangemerkt, omdat ik uit bovenstaande omstandigheden heb afgeleid dat ten aanzien van deze bestuurder van een personenauto sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan dan wel betrokkenheid bij het ongeval.
Letsel
Bij het ongeval hebben onderstaande personen letsel opgelopen.
Achternaam : [slachtoffer 1]
Voornamen : [slachtoffer 1]
Achternaam : [slachtoffer 2]
Voornamen : [slachtoffer 2]
Contact met nabestaande en/of slachtoffer
Op 24 juli 2024 heb ik contact gehad met [slachtoffer 1] .
[slachtoffer 1] gaf aan dat de polsbreuk is geheeld. Heeft nog wel last van de pols en bezoekt nog een fysiotherapeut. [slachtoffer 1] gaf aan dat na 3 maanden wel weer werkbaar was in privé en met werk.
[slachtoffer 2] heeft meerdere dagen in het Isala Zwolle gelegen en is daar ook geopereerd. Zij is toen overgeplaatst naar het ziekenhuis nabij haar woonplaats. Thuis heeft zij nadien meerdere weken op bed moeten liggen. Sinds kort zit zij in een revalidatie therapie traject. Zij heeft nog erg veel pijn. De verwachting is dat de rug fractuur blijvend letsel is.

4.Het schriftelijk bescheid, te weten de geneeskundige verklaring van Isala van

7 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 28-29):

Betreft[slachtoffer 1]
Bovengenoemde patiënt werd op de Spoedeisende Hulp gezien op 07-03-2024.
Aanvullend onderzoekX-pols: antebrachifractuur, anatomische stand.
ConclusieStatus na kopstaart ongeval auto (100 km/uur)-auto (0 km/uur) op snelweg deze ochtend, komt met een antebrachifractuur met anatomische stand waarvoor onderarmgips met revisie in eigen ziekenhuis.

5.Het schriftelijk bescheid, te weten de geneeskundige verklaring van Isala van

13 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 35):

Betreft[slachtoffer 2]
Bovengenoemde patiënte was opgenomen van 07-03-2024 tot en met 13-03-2024 op de afdeling Chirurgie.
Conclusie
Opname na HET auto versus auto waarbij:
- Fractuur TH10 B2 waarvoor percutane fixatie;
- Ribfracturen waarvoor conservatief beleid gericht op pijnstilling,
- Sternumfractuur zonder aanwijzingen voor cor contusie.
6.
Het schriftelijk bescheid, te weten de ontslagbrief van Noordwest Ziekenhuisgroep van 13 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 43):
betreft [slachtoffer 2]
Bovengenoemde mevrouw was opgenomen van 13-03-2024 tot en met 18-03-2024 op de afdeling Chirurgie in verband met multi trauma.
7.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] van 22 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 54):
Op 7 maart 2024 reden wij over de N50. Tijdens het rijden zag ik al de waarschuwingslichten van de Rampspolbrug (de rechtbank begrijpt: de Ramspolbrug). Dit was ongeveer 900 meter voor de brug. Ik heb later op het wegdek geen remsporen gezien.