ECLI:NL:RBOVE:2025:2640

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
08-005166-25 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in drugs met aanzienlijke hoeveelheden amfetamine en MDMA

Op 1 mei 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk handelen in drugs. De verdachte is schuldig bevonden aan het vervoeren van een grote hoeveelheid amfetamine en MDMA, met een totaalgewicht van respectievelijk 90.053,31 gram en 2.985,21 gram. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 januari 2025 in Holten samen met een medeverdachte betrokken was bij het transport van deze drugs naar Duitsland. De politie had de voertuigen van de verdachte en de medeverdachte gevolgd na een ANPR-hit, waarbij in de Citroën Jumpy een verborgen ruimte met drugs werd aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij naar Duitsland ging om boodschappen te doen, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig en concludeerde dat hij wetenschap had van de drugs in het voertuig van de medeverdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een tweede tenlastelegging met betrekking tot ketamine, omdat niet was aangetoond dat dit als geneesmiddel in de zin van de Geneesmiddelenwet kon worden gekwalificeerd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-005166-25 (P)
Datum vonnis: 1 mei 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1988 in [geboorteplaats 1] ,
nu verblijvende in de P.I. [locatie] ,
hierna te noemen: verdachte of [verdachte] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 april 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.A.J. Brahm, advocaat in Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, op
6 januari 2025 in Holten, al dan niet samen met een ander:
feit 1:90.053,31 gram amfetamine en 2.985,21 gram MDMA opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengt en/of heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 2:geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten 9.952,90 gram ketamine, in voorraad heeft gehad en/of verkocht en/of afgeleverd en/of ter hand gesteld en/of anderszins binnen of buiten Nederlands grondgebied heeft gebracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 6 januari 2025 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, in elk geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengt en/of heeft verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of opzettelijk, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad, een (grote) hoeveelheid amfetamine en/of MDMA, te weten
ongeveer 90.053,31 gram amfetamine en/of 2.985,21 gram MDMA, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, danwel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 6 januari 2025 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, in elk geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al
dan niet opzettelijk, geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt, te
weten ongeveer 9.952,90 gram ketamine, in voorraad heeft gehad en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of ter hand gesteld en/of anderszins binnen of buiten
Nederlands grondgebied heeft gebracht.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten wegens het gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat [verdachte] slechts passief aanwezig is geweest door met de medeverdachte [medeverdachte] op te rijden in een apart voertuig en dat niet kan worden gesproken van een significante bijdrage en nauwe en bewuste samenwerking in de zin van medeplegen. [verdachte] had geen wetenschap van de aangetroffen drugs in het voertuig dat [medeverdachte] bestuurde. De raadsvrouw heeft verzocht om de belastende verklaring van [medeverdachte] , dat hij (de sleutels van) het betreffende voertuig van [verdachte] heeft gekregen, als onbetrouwbaar te beschouwen en als bewijsmiddel tegen [verdachte] terzijde te schuiven.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aanvullend aangevoerd dat de wettelijke grondslag voor de strafbaarheid van dat feit ontbreekt, nu ketamine geen geneesmiddel is in de zin van artikel 40 van de Geneesmiddelenwet.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feit 1: amfetamine en MDMA
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
ANPR-hit, staande houding en aantreffen drugs
Op 6 januari 2025 ontving de politie een ANPR-melding over een Citroën Jumpy met het Belgische kenteken [kenteken 1] (hierna: de Citroën). Dit kenteken is in het ANPR-systeem geplaatst met als doel dit voertuig te controleren, omdat bij een eerdere controle was gebleken van een ingebouwde verborgen ruimte. De Citroën reed op de A1 ter hoogte van Hoevelaken en kwam uit de richting van Amersfoort, gaande in de richting van Hengelo. De Citroën werd gevolgd door een Seat Leon (hierna: de Seat). In Holten werden beide voertuigen staande gehouden. [medeverdachte] was de bestuurder van de Citroën en [verdachte] was de bestuurder van de Seat. Uit de ANPR-registraties is gebleken dat de Citroën en de Seat in ieder geval tussen Meerkerk en Apeldoorn en in Holten bij elkaar in de buurt reden.
Na de staande houding werd de Citroën doorzocht waarbij een professionele verborgen ruimte in de laadruimte werd aangetroffen. In deze verborgen ruimte bevond zich een groot aantal sealpakketten met daarin een witte substantie.
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft de inhoud van de veiliggestelde pakketten nader onderzocht en heeft vastgesteld dat de inbeslaggenomen partij onder meer uit 90.053,31 gram amfetamine en 2.985,21 gram MDMA bestond.
Verdachte heeft verklaard dat hij onderweg was naar Duitsland.
Groepchat ‘ [chatnaam] ’
Uit onderzoek van de inbeslaggenomen telefoon van [verdachte] is gebleken dat [verdachte] en [medeverdachte] deelnamen aan een Signal groepchat genaamd ‘ [chatnaam] ’ met als deelnemers ‘ [accountnaam 1] ’, ‘ [accountnaam 2] ’, ‘ [accountnaam 3] ’, ‘ [accountnaam 4] ’ en ‘ [accountnaam 5] ’. Op 16 december 2024 is [medeverdachte] door [verdachte] aan die groep toegevoegd. [verdachte] nam deel aan die groep onder de naam ‘ [accountnaam 1] ’ en [medeverdachte] onder de naam ‘ [accountnaam 3] ’.
Op 5 januari 2025 om 23.42 uur stuurde [verdachte] in die groep: “Morgen rond 6” en “Alles gaat via deze groep”. Op 6 januari 2025 om 7.14 uur stuurde [verdachte] “We zijn vetrokken”, waarop contactpersoon [accountnaam 2] om 10.13 uur reageerde met “Top”. Vervolgens stuurde [accountnaam 2] om 10.47 uur “Hoe gaat het met de auto?” en “Hebben jullie Olie bij? Die ene die [naam] zei”. Om 12.10 uur stuurde [accountnaam 2] vervolgens “Hallo”. [verdachte] en [medeverdachte] waren op laatst genoemd tijdstip al aangehouden door de politie.
Bewijsoverwegingen feit 1
De rechtbank stelt aan de hand van de bovengenoemde feiten en omstandigheden vast dat [verdachte] - als bestuurder van een personenauto - over een aanzienlijke afstand (vanaf Oosterhout tot aan Holten) de Citroën heeft gevolgd die [medeverdachte] bestuurde. In die Citroën is een professionele verborgen ruimte aangetroffen met daarin onder meer een grote hoeveelheid amfetamine en MDMA.
Verder stelt de rechtbank vast dat [verdachte] onder de naam ‘ [accountnaam 1] ’ samen met [medeverdachte] en drie andere onbekend gebleven personen heeft deelgenomen aan een Signal groep waarin [verdachte] op 6 januari 2025 het tijdstip van vertrek meedeelde. Uit de inhoud van de bovengenoemde Signal-berichten (in het bijzonder die van [accountnaam 2] ) leidt de rechtbank af dat [verdachte] de leden van de groep op de hoogte moest houden of hield van het verloop van de rit.
De rechtbank stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat het bij (grote) drugstransporten gebruikelijk is dat een volgauto meerijdt ter beveiliging en begeleiding van het drugstransport en de chauffeur van het drugsvoertuig.
Wetenschap
[verdachte] heeft verklaard dat hij naar Duitsland reed om boodschappen te gaan doen in Kleve en dat [medeverdachte] toevallig ook naar Duitsland moest. [medeverdachte] had problemen met zijn auto en vroeg aan [verdachte] of hij achter hem aan wilde rijden om te kunnen helpen als de auto technische gebreken zou vertonen. [verdachte] heeft aldus een alternatief scenario geschetst waarin hij geen wetenschap heeft gehad van de in de Citroën aangetroffen drugs.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. De verklaring van [verdachte] staat op zichzelf en wordt niet ondersteund door objectieve gegevens uit het dossier of anderszins. Daarnaast ligt het niet voor de hand om een route vanuit Brabant via Holten - waar [verdachte] en [medeverdachte] zijn aangehouden - te nemen als Kleve de eindbestemming van [verdachte] was. De rechtbank acht de uitleg van [verdachte] daarover, dat hij een afslag heeft gemist, ongeloofwaardig. [verdachte] heeft immers verklaard dat hij daar vaker boodschappen deed en dus bekend was met de route naar Kleve. Bovendien ziet de rechtbank niet in waarom [verdachte] in de Signal groep derden - waarvan hij de naam niet wil noemen - op de hoogte moest houden van het tijdstip dat zij zijn vertrokken, van het verloop van de rit en van de status van de auto waar [medeverdachte] in reed, als [verdachte] enkel naar Duitsland zou gaan om boodschappen te doen. De rechtbank acht de verklaring van [verdachte] daarom niet aannemelijk en ongeloofwaardig en zal daaraan voorbijgaan.
Bij gebreke van een logische verklaring voor het volgen van de Citroën met de lading harddrugs, moet worden uitgegaan van de uiterlijke verschijningsvorm zoals die uit het dossier kan worden afgeleid. [verdachte] heeft de Citroën constant gevolgd en onderhield contact via de Signal groep met derden over het moment van vertrek. Uit het berichtverkeer werd ook duidelijk dat deze derden verwachtten dat zij op de hoogte gehouden zouden worden van het verloop van de rit en de status van de auto. Op basis van deze uiterlijke verschijningsvorm kan het niet anders zijn dan dat [verdachte] wetenschap had van de aanwezigheid van amfetamine en MDMA in de Citroën.
Bovendien overweegt de rechtbank dat zij in haar overtuiging wordt gesterkt dat verdachte strafrechtelijk betrokken is bij het ten laste gelegde feit en zich bezig houdt met drugs gerelateerde zaken, door hetgeen is aangetroffen op de onder hem inbeslaggenomen telefoon. Zo werd aan [verdachte] via Signal gevraagd of hij “nog gecheckt heeft voor die blotters” (LSD-zegels) en er wordt gecommuniceerd over dat [verdachte] een geldbedrag ter hoogte van € 25.530,00 moest ophalen. Ook is er een video op de telefoon van [verdachte] aangetroffen waarop hij een groot geldbedrag vasthield. Verder is door [verdachte] een afbeelding verstuurd van een op harddrugs gelijkend blok, waarna door het tegencontact werd gevraagd hoe duur die is en [verdachte] “22,5” antwoordde. Op de vraag “Is t colo” antwoordde [verdachte] bevestigend. Verder werd aan [verdachte] gevraagd of hij “vandaag ergens 100 gram Keta kon fixen”.
Gelet op al het voorgaande - in onderling verband en samenhang bezien - acht de rechtbank bewezen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van amfetamine en MDMA in de Citroën.
Verlengde uitvoer
Uitvoer in de zin van de Opiumwet (OW) is een ruim begrip, waaronder de verlengde uitvoer kan worden begrepen. In artikel 1, vijfde lid, van de OW is bepaald dat onder buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen, bedoeld in artikel 2 van de OW, is begrepen: “het buiten het grondgebied van Nederland brengen van de voorwerpen of goederen, waarin die middelen verpakt of geborgen zijn en het met bestemming naar het buitenland vervoeren, ten vervoer aannemen of ten vervoer aanbieden, het ten uitvoer dan wel ten wederuitvoer aangeven.” Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen voor verlengde uitvoer is niet vereist dat de drugs Nederland daadwerkelijk hebben verlaten.
[verdachte] heeft verklaard dat hij onderweg was naar Duitsland. De rechtbank acht daarom bewezen dat [verdachte] (samen met [medeverdachte] ) de drugs buiten het grondgebied van Nederland ging brengen en zich dus schuldig heeft gemaakt aan (verlengde) uitvoer in de zin van de Opiumwet.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat bij het begaan van het feit sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de (mede)daders. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, dient rekening te worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en het belang van de rol van de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de bovengenoemde gedragingen van [verdachte] , namelijk het volgen (en dus het in de gaten houden) van de Citroën met de drugslading en het op de hoogte houden van derden in de Signal groep, van dusdanig gewicht zijn dat sprake is geweest van een intellectuele en materiële bijdrage aan de verlengde uitvoer van amfetamine en MDMA en het vervoeren daarvan. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte] , waarbij [medeverdachte] de taak had om de drugsauto te besturen en [verdachte] een toezichts- en coördinerende functie had.
Betrouwbaarheidsverweer
Nu de rechtbank de verklaring van [medeverdachte] niet bezigt voor het bewijs zal zij voorbij gaan aan het betrouwbaarheidsverweer dat de raadsvrouw met betrekking tot de verklaring van [medeverdachte] heeft gevoerd.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de verlengde uitvoer en het vervoeren van amfetamine en MDMA, zoals onder 1 is tenlastegelegd.
3.3.2
Feit 2: Geneesmiddelenwet (ketamine)
Gelet op de rapportage van het NFI en de niet uiteenlopende standpunten van de officier van justitie en de verdediging stelt de rechtbank vast dat in de Citroën een hoeveelheid van 9.952,90 gram bruto (vrijwel) zuivere ketamine HCI (ketamine) is aangetroffen. De rechtbank stelt op basis van de brief van 27 februari 2025 van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport eveneens vast dat deze hoeveelheid ketamine voldoet aan de omschrijving van het begrip ‘werkzame stof’ als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder x.l, van de Geneesmiddelenwet. Tot slot stelt de rechtbank vast dat aan [verdachte] geen registratie is verleend als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, voor kort gezegd het verrichten van (handels)activiteiten met werkzame stoffen. Daarmee staat vast dat [verdachte] het verbod zoals vastgelegd in artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet heeft overtreden.
[verdachte] wordt echter verweten dat hij in strijd heeft gehandeld met het verbod zoals vastgelegd in artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, kort gezegd het verrichten van (handels)activiteiten met
geneesmiddelen zonder handelsvergunning. Dat sprake is van een geneesmiddel in de zin van artikel 40 van de Geneesmiddelenwet is niet gebleken. De rechtbank zal [verdachte] om die reden vrijspreken van het hem onder 2 ten laste gelegde feit.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit onder 1 heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 6 januari 2025 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengt en heeft vervoerd, een grote hoeveelheid amfetamine en MDMA, te weten 90.053,31 gram amfetamine en 2.985,21 gram MDMA, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en in artikel 10 OW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
de eendaadse samenloop van
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod,
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft - in het geval van een bewezenverklaring - verzocht om een deels voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen, gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies. De raadsvrouw heeft verzocht om het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de (verlengde) uitvoer en het vervoeren van een forse hoeveelheid amfetamine en MDMA, namelijk ruim negentig kilogram in totaal. Dit zijn stoffen die sterk verslavend werken en die schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstallen of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Daar komt nog bij dat de productie en verkoop van harddrugs vaak gepaard gaat met ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit, waarbij het gebruik van geweld niet wordt geschuwd. Daarnaast wordt door de uitvoer van drugs de (internationale) handel in verdovende middelen en alle nadelige effecten daarvan in stand gehouden. Verdachte heeft hieraan een bijdrage geleverd. Hij heeft zich niet bekommerd om de risico’s en gevolgen van zijn handelen. De rechtbank rekent hem dit aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 6 maart 2025. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een Opiumwet-feit (in 2024) en voor feiten die zien op middelengebruik in het verkeer.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 21 maart 2025. Hieruit blijkt dat de reclassering - vanwege de ontkennende houding van verdachte - geen delict gerelateerde factoren kan aanwijzen. Op basis van het strafblad van verdachte ziet de reclassering enige risico’s ten aanzien van zijn middelengebruik. Dit middelengebruik is vermoedelijk het gevolg van een traumatische ervaring in 2020 waarvoor verdachte niet is behandeld, wat risico’s meebrengt ten aanzien van zijn psychosociaal functioneren. Bij een bewezenverklaring acht de reclassering het niet ondenkbaar dat de financiën van verdachte hierbij een rol hebben gespeeld. Hoewel de relatie met zijn echtgenote als steunend wordt gezien, kan de reclassering deze niet aanmerken als beschermende factor, omdat verdachte ook ten tijde van deze relatie met justitie in aanraking kwam. In het geval van een bewezenverklaring acht de reclassering diagnostisch onderzoek wenselijk, omdat een dergelijk onderzoek naar verwachting meer duidelijkheid kan geven over de aanleiding tot het delict gedrag. De reclassering adviseert bij een veroordeling oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In geval van de uitvoer van harddrugs van een hoeveelheid van meer dan 20.000 gram in organisatorisch verband vermelden de LOVS-oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van minimaal 72 maanden. In dit geval gaat het om een hoeveelheid harddrugs van ruim vier keer zoveel, namelijk 93.038,52 gram.
De rechtbank heeft er bij het bepalen van de straf in het bijzonder rekening mee gehouden dat hier sprake is van de verlengde uitvoer van een forse hoeveelheid harddrugs en dat verdachte reeds feiten op zijn strafblad heeft staan die verband houden met verdovende middelen en dat hij geen openheid van zaken heeft willen geven. Gelet op de aard en ernst van dit feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij geen mogelijkheid bestaat een deel voorwaardelijk op te leggen.
Alles afwegende, acht de rechtbank - conform de eis van de officier van justitie - een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden. Gelet op de op te leggen straf acht de rechtbank geen gronden aanwezig tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
6.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het inbeslaggenomen telefoontoestel (voorwerpnummer 1) verbeurd dient te worden verklaard, omdat op dat toestel belastende gegevens zijn aangetroffen.
6.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot het beslag.
6.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst van 9 april 2025 vermelde telefoontoestel (voorwerpnummer 1, PL0600-2025007599-G3367777) moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft met behulp van welke het bewezen feit is begaan, nu daarop belastende informatie is aangetroffen in de vorm van chatgesprekken.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a en 55 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1
de eendaadse samenloop van
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod,
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
voorlopige hechtenis
-
wijst afhet verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis;
de in beslag genomen voorwerpen
-
verklaart verbeurdhet in beslag genomen voorwerp, te weten het op de beslaglijst genoemde
telefoontoestelmet voorwerpnummer 1 (PL0600-2025007599-G3367777).
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.S. de Waard en
mr. R. Horstink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J. ten Brink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2025.
Buiten staat
Mr. Jordaans en mr. Horstink zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2025007599, gesloten op
26 februari 2025, en het aanvullend dossier, gesloten op 12 maart 2025. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van 6 januari 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 15-19):
Op 6 januari 2024 waren wij belast met algemene surveillance.
ANPR-hit
Omstreeks 08.54 uur zagen wij dat er een voertuig, Citroën Jumpy, voorzien van het
Belgische kenteken [kenteken 1] een melding gaf op de Automatic Numberplate Recognition (ANPR). Wij zagen dat het voertuig een hit genereerde op de Al ter hoogte van Hoevelaken komende uit de richting van Amersfoort, gaande in de richting van Hengelo.
Meerijdend voertuig
Wat ons direct opviel, was dat het Belgische voertuig gevolgd werd door een grijze
Seat Leon voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 2] .
Staande houding Citroën Jumpy
Wij, verbalisanten, hebben vervolgens op de A1 ter hoogte van verzorgingsplaats De Bolder (de rechtbank begrijpt: in Holten) de Citroën Jumpy voorzien van kenteken [kenteken 1] een volgteken/stopteken gegeven.
De bestuurder gaf middels zijn Nederlandse rijbewijs op te zijn, genaamd:
[medeverdachte] , [accountnaam 3] , geboren op [geboortedatum 2] 1983 te [geboorteplaats 2].
Staande houding Seat Leon
Wij, verbalisanten, hebben op de Al ter hoogte van verzorgingsplaats De Bolder de Seat Leon voorzien van kenteken [kenteken 2] een volgteken/stopteken gegeven.
De bestuurder gaf op te zijn:
[verdachte] Geboren [geboortedatum 1] -1988 te [geboorteplaats 1] .
Situatie voertuig Citroën Jumpy
Ik, verbalisant, deed bij inspectie van het voertuig de volgende bevindingen.
Onder de tweede zitrij van het voertuig aan de zijkant van de Citroën Jumpy zag ik
dat er onder het zitvlak van het voertuig een holle ruimte zat. Wat verder opviel was dat er aan de achterzijde van deze holle ruimte een houten afdekplaat zat. Ik zag dat deze houten afdekplaat op de kale laadvloer van de Citroën Jumpy geplaatst was op een schuin haakse wijze. Ik zag dat de laadvloer niet geheel vlak was maar dat er ruimte was van ongeveer 5 millimeter op sommige locaties tussen de laadvloer en de afdekplaat. Ik heb getracht met mijn vinger door deze ingang te gaan en voelde aldaar een hard plastic object. Ik pakte dit object beet en voelde dat dit een sealverpakking was welke afgesloten was met een sealmachine. Ik heb vervolgens met een endoscoop door een openstaande kier naar binnen geschenen en zag meerdere sealpakketten met daarin een witte substantie.
Onderzoek Citroën Jumpy
Op een later moment is de Citroën Jumpy nader bestudeerd om de werking van de verborgen ruimte te achterhalen. Hierbij werd gezien dat er in de eerder omschreven schuiflades een constructie was gemaakt.
De betimmerde inbouw is door middel van een koevoet door ons opgetild waarna er een groot aantal sealverpakkingen met witte substantie zichtbaar werden.
Leeg halen verborgen ruimte
Bij het leeg halen van de bovenstaand verborgen ruimte zijn meerdere doorzichtige zakken met daarin witte en bruine substantie aangetroffen.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van 6 januari 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 58):
Veiligstellen sporendragers:Bij het veiligstellen uit de verborgen ruimte van de gesealde pakketten met mogelijke verdovende middelen heb ik de volgende goederen veiliggesteld:
3367771
3367765
3367769
De volgende goederen heb ik veiliggesteld:
3367787
3367792
3367793
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van 7 januari 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 62-63):
Wij, verbalisanten, hebben de drugs die inbeslaggenomen is uit de drugskluis gehaald. Nadat de drugs in ons dienstvoertuig is gezet zijn wij met de drugs richting de Forensische Opsporing (FO) gereden. Alhier is de drugs door collega's van FO overgenomen en getest op de soorten drugs.
GoederenGoednummer : PL0600-2025007599-3368364
Object : Verdovende mid (Opium)
Aantal : 93 stuks
Spoor identificatienr. : [code 1]
Goednummer : PL0600-2025007599-3367765
Object : Verdovende mid (Opium)
Aantal : 1 stuks
Spoor identificatienr. : [code 2]
Goednummer : PL0600-2025007599-3367769
Object : Verdovende mid (Opium)
Aantal : 1 stuks
Spoor identificatienr. : [code 3]
Goednummer : PL0600-2025007599-3367771
Object : Verdovende mid (Opium)
Aantal : 1 stuks
Spoor identificatienr. : [code 4]
Goednummer : PL0600-2025007599-3367787
Object : Verdovende mid (Opium)
Aantal : 1 stuks
Spoor identificatienr. : [code 5]
Goednummer : PL0600-2025007599-3367792
Object : Verdovende mid (Opium)
Aantal : 1 stuks
Spoor identificatienr. : [code 6]
Goednummer : PL0600-2025007599-3367793
Object : Verdovende mid (Opium)
Aantal : 1 stuks
Spoor identificatienr. : [code 7]
4.
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 9 januari 2025, inclusief de bijgevoegde NFI-rapporten, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 117 en 134-140):
Onderzoek - afsplitsingen7 Afgesloten breathable evidence bags met nummers:A: 83 plastic vacuüm verpakkingen met daarin een plastic vacuüm verpakking met daarin een plastic vacuüm verpakking met daarin witte kleverige natte substantie ( [code 1] )
De volgende onderzoeksitems zijn in het onderzoek afgenomen:
Uniek Voorwerp : [code 8]
Object omschrijving : A: 83 plastic vacuüm verpakkingen met daarin een plastic vacuüm verpakking met daarin een plastic vacuüm verpakking met daarin witte kleverige natte substantie
Nettogewicht : 87040 gram
Rapport NFiDENT
Resultaten en conclusie
[Afbeelding]
Aanvullende informatieAmfetamine is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
Rapport NFiDENT
Resultaten en conclusie
[Afbeelding]
Aanvullende informatieAmfetamine is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
Rapport NFiDENT
Resultaten en conclusie
[Afbeelding]
Aanvullende informatieAmfetamine is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
Rapport NFiDENT
Resultaten en conclusie
[Afbeelding]
Aanvullende informatieMDMA is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
Rapport NFiDENT
Resultaten en conclusie
[Afbeelding]
Aanvullende informatieMDMA is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
Rapport NFiDENT
Resultaten en conclusie
[Afbeelding]
Aanvullende informatieAmfetamine is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
Rapport NFiDENT
Resultaten en conclusie
[Afbeelding]
Aanvullende informatieMDMA is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van 1 februari 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 90):
Naar aanleiding van een aanvraag bevel raadplegen kentekengegevens ANPR werd een vordering ontvangen in een periode van 06-01-2025 om 00:00 uur, tot en met
06-01-2025 om 10:00 uur.
Uit ontvangen bestanden, van hierboven genoemde vordering zijn locaties naar voren gekomen, waar beide voertuigen, te weten: Citroën Jumpy: [kenteken 1] en Seat: [kenteken 2] , werden geregistreerd door de Automatic Number Plate Recognition, verder te noemen ANPR, ter hoogte van:
-A27 Meerkerk : 06-01-2025 08:19 uur.
-A27 Nieuwegein : 06-01-2025 08:21 uur.
-Al Hoevelaken : 06-01-2025 08:55 uur.
-Al Apeldoorn : 06-01-2025 09:13 uur.
Beide voertuigen reden tussen Meerkerk en Apeldoorn, in elkaars omgeving, aangezien ze beide binnen dezelfde locatie en minuut een ANPR-hit genereerden.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen van 16 maart 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (aanvullend dossier, pagina’s 37 en 40):
Door de rechter-commissaris werd een machtiging afgegeven, voor een onderzoek uit te voeren in een periode van 6 december 2024 tot en met 6 januari 2025, aan de onder verdachte [verdachte] , verder te noemen [verdachte] , aan de inbeslaggenomen iPhone, met goednummer: 3367777.
Uit onderzoek met de applicatie Cellebrite Reader, is het volgende gebleken:
GESPREKSGROEP: [chatnaam] :
Op 16/12/2024 werd ' [accountnaam 3] ' door [verdachte] , toegevoegd.
Deelnemers gespreksgroep, [chatnaam] :
- [accountnaam 1] (owner)
- [accountnaam 2]
- [accountnaam 3]
- [accountnaam 4]
- [accountnaam 5]
5/1/2025:
- 23.42 uur stuurde [verdachte] : “morgen rond 6” en “alles gaat via deze groep”.
6/1/2025:
- 7.14 uur stuurde [verdachte] , het bericht “we zijn vertrokken”
- 10.13 uur stuurde [accountnaam 2] het bericht “top”
- 10.47 uur stuurde [accountnaam 2] , het bericht “hoe gaat het met de auto? Hebben jullie olie bij? Die ene die [naam] zei”
- 12.10 uur stuurde [accountnaam 2] , het bericht “hallo”
7.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte ( [verdachte] ) van 6 januari 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 187):
V: Waar naartoe was jij onderweg?
A: Ik ging boodschappen halen in Duitsland.
8.
Het proces-verbaal ter terechtzitting van 17 april 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik was de gebruiker van het contact ‘ [accountnaam 1] ’ op Signal.