ECLI:NL:RBOVE:2025:2615

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
ak_24_2844
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening terras- en exploitatievergunning voor horecabedrijf met gevolgen voor eigendomsbelangen van omwonenden

Op 29 april 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers, gezamenlijk eigenaar van een pand, beroep aantekenden tegen de verlening van een exploitatie- en terrasvergunning aan een horecabedrijf door de burgemeester van Deventer. De burgemeester had het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij van mening was dat zij geen belanghebbenden waren. Eisers stelden echter dat zij directe gevolgen ondervonden van de vergunningverlening, zoals overlast en aantasting van hun eigendomsbelangen. De rechtbank heeft op 21 februari 2025 de zaak behandeld en geconcludeerd dat eisers wel degelijk als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester onterecht had afgezien van het horen van eisers en dat het besluit om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de burgemeester opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij eisers gehoord moeten worden. Tevens is de burgemeester verplicht om de proceskosten en het griffierecht aan eisers te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/2844

uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen

[eiser 1] , uit [woonplaats 1] , eiser I,

[eiser 2], uit [woonplaats 2] , eiser
gezamenlijk te noemen eisers,
en

de burgemeester van Deventer, de burgemeester.

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde belanghebbende] , uit [vestigingsplaats] .

Inleiding

1. Bij het primaire besluit van 5 februari 2024 heeft de burgemeester een exploitatie- en terrasvergunning verleend aan horecabedrijf [derde belanghebbende], aan de [adres 1] in [vestigingsplaats] (hierna: vergunninghouder).
1.1.
Eisers zijn tegen deze vergunningverlening in bezwaar gegaan. Bij het bestreden besluit van 25 april 2024 heeft de burgemeester het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard omdat eisers geen belanghebbenden zouden zijn.
1.2.
Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld. De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 februari 2025 op zitting behandeld. Hierbij was eiser aanwezig, de burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] en [naam 2] en namens derde-partij was [naam 3] , bijgestaan door [naam 4] , aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het besluit van de burgemeester om het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk te verklaren in stand kan blijven.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Alleen een belanghebbende kan bezwaar indienen op grond van artikel 8:1 in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, van de Awb.
5. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een persoon een voldoende objectief, actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. Er moet daarbij wel sprake zijn van gevolgen van enige betekenis. [1] Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. [2] Bij het ontbreken van gevolgen van enige betekenis is een persoon geen belanghebbende.
6. Eisers zijn van mening dat hun eigendomsbelangen, als gezamenlijk eigenaar van het pand aan de [adres 2] te [plaats], worden geraakt door de exploitatie- en terrasvergunning die verleend is aan vergunninghouder. Volgens eisers ondervinden zij rechtstreekse gevolgen hiervan, die bestaan onder meer uit: geur, geluid, (fiets)parkeren, bezoekersstromen, overlast door horecabezoek, bereikbaarheid en aantasting van cultuurhistorische waarden. Verder is er sprake van gevolgen voor de gebruiksmogelijkheden van hun pand, zoals de verhuurbaarheid en de waarde. Daarnaast hebben eisers zicht op het terras van vergunninghouder, eisers hebben een foto als bewijsstuk overlegd. Het vergunde terras ligt op de looproute van hun pand naar de rest van het kernwinkelgebied. Doordat de looproute op het terras van vergunninghouder wordt dichtgezet, wordt ook de looproute richting het pand van eisers geblokkeerd. Volgens eisers ontstaat er samen met de omliggende terrassen een massief blok, dit tast de gevelwand aan en heeft directe gevolgen voor de cultuurhistorische waarde van hun pand. Ook voeren eisers aan dat zij wel als belanghebbende zijn aangemerkt in eerdere procedures aangaande andere horecagelegenheden aan de [adres 3] in [plaats]. Tot slot zijn eisers van mening dat zij, in strijd met artikel 7:3, onder a, van de Awb, niet zijn gehoord.
7. De burgemeester stelt dat eisers vanuit hun pand beperkt zicht hebben op het terras van vergunninghouder, het pand van eisers ligt immers niet op dezelfde voorgevelrooilijn als dat van vergunninghouder. Uit de overgelegde foto blijkt dat het zicht van eisers is beperkt tot een hoekje van het terras en dat het zicht wordt bemoeilijkt door tussenliggende terrassen, parasols en bomen. Daarnaast is van belang dat vergunninghouder geen alcohol schenkt en uiterlijk tot 17.00 uur geopend is. Volgens de burgemeester zijn de eventuele gevolgen voor de bedrijfssituatie van eisers dermate gering dat een persoonlijk belang ontbreekt. Verder geeft de burgemeester nog aan dat de vergunningverlening in onderhavige zaak slechts een administratieve wijziging betreft, de vergunning stond voorheen immers op naam van een vennootschap onder firma (vof) en is met het primaire besluit verleend aan een eenmanszaak. De bedrijfsactiviteiten blijven dan ook ongewijzigd. Deze administratieve wijziging kan dan ook niet van invloed zijn op de gebruiksmogelijkheden van het pand van eisers. Wat betreft het niet horen van eisers geeft de burgemeester aan dat hij op voorhand geen enkele twijfel had over de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar.
8. De rechtbank overweegt het volgende.
8.1.
De rechtbank stelt voorop dat de burgemeester een geheel nieuwe exploitatie- en terrasvergunning aan vergunninghouder heeft verleend, met inbegrip van het gebruik van het looppad als onderdeel van het terras. Dat de bedrijfsactiviteiten feitelijk ongewijzigd zijn, is daarom niet van invloed op de belanghebbendheid van eisers. De burgemeester kan dit eventueel betrekken bij de inhoudelijke beoordeling van de bezwaren van eisers tegen de exploitatie- en terrasvergunning.
8.2.
Het pand van eisers aan de [adres 2] te [plaats] ligt op ongeveer 40 meter afstand van horecabedrijf [derde belanghebbende] aan de [adres 1] in [plaats]. Eisers hebben vanuit hun pand beperkt maar wel direct zicht op het terras van vergunninghouder. Het pand van eisers ligt aan dezelfde gevelwand en in de directe omgeving van het terras van vergunninghouder. Daarnaast ligt het vergunde terras op de looproute van het pand van eisers in de richting van de kern van het winkelgebied. Doordat de vergunning is verleend is voorstelbaar dat het aantal bezoekers (hoe beperkt ook) toeneemt en dat de looproute in de richting van het pand van eisers geblokkeerd wordt. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eisers door onderhavige vergunningverlening gevolgen van enige betekenis ondervinden en daarmee dat eisers kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden in deze zaak.
8.3.
Aangezien de rechtbank tot de conclusie komt dat eisers dienen te worden aangemerkt als belanghebbenden heeft de burgemeester onterecht afgezien van het horen van eisers. Er is namelijk geen sprake van een bezwaar dat kennelijk niet-ontvankelijk is zoals omschreven in artikel 7:3, onder a, van de Awb.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit is in strijd is met artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. De burgemeester heeft ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Omdat de burgemeester de bezwaren van eisers tegen de exploitatie- en terrasvergunning nog niet inhoudelijk heeft beoordeeld, dient hij dat alsnog te doen en in dat kader eisers te horen. Omdat deze beoordeling in eerste instantie aan de burgemeester is en de rechtbank alleen de beoordeling van de burgemeester kan toetsen, kan de rechtbank nu niet vooruitlopen op de uitkomst van die beoordeling.
9.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de burgemeester een nieuw besluit op bezwaar moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. Om te voorkomen dat de partijen te lang in onzekerheid blijven verkeren, geeft de rechtbank de burgemeester hiervoor een termijn van acht weken. Voor de goede orde merkt de rechtbank daarbij op dat het primaire besluit van 5 februari 2024 door deze uitspraak niet wordt geschorst, zodat vergunninghouder vooralsnog van de exploitatie- en terrasvergunning gebruik kan blijven maken. Tegen het nieuwe besluit op bezwaar van de burgemeester kan opnieuw beroep worden ingesteld.
9.2.
Omdat het beroep gegrond is moet de burgemeester het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van de proceskosten. Dat betreft de kosten voor reis en verblijf. Deze kosten zijn vastgesteld op € 51,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 25 april 2024;
- draagt de burgemeester op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- bepaalt dat de burgemeester de proceskosten van € 51,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P.W. Esmeijer, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A.G. Bulte, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie hierover bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271.
2.Zie hierover bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737.