ECLI:NL:RBOVE:2025:2610

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
08/274798-24 (P) en 08/315938-24 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en medeplegen van poging tot inbraak door een 20-jarige man

Op 28 april 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 20-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 223 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en een meldplicht bij de reclassering. De man werd beschuldigd van een poging tot afpersing van twee werknemers van de Aldi in Deventer en van medeplegen van een poging tot inbraak in een snackbar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij hij op 27 augustus 2024 de werknemers van de Aldi had bedreigd met geweld om geld af te persen. Daarnaast had hij op 24 juni 2024 geprobeerd goederen te stelen van een snackbar door een putdeksel tegen de ruit te gooien. De rechtbank achtte de feiten bewezen op basis van de verklaringen van de slachtoffers en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugd en psychische problemen, en besloot tot een deels voorwaardelijke straf. De verdachte had spijt van zijn daden en toonde bereidheid om mee te werken aan een behandeltraject voor zijn verslavingsproblematiek.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/274798-24 (P) en 08/315938-24 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum vonnis: 28 april 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] ,
nu verblijvende in de [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 25 maart 2025 en 14 april 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.M. Noorlander, advocaat in Zutphen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08/274798-24
feit 1:op 27 augustus 2024 in Deventer heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , beiden werkzaam bij de Aldi, af te persen;
feit 2:op 27 augustus 2024, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/ [slachtoffer 2] , heeft geprobeerd de Aldi te bestelen.
parketnummer 08/315938-24
feit 1:op 24 juni 2024, met een of meer anderen of alleen, heeft geprobeerd goederen te stelen van [slachtoffer 3] en/of [bedrijf] B.V. en zich de toegang tot [bedrijf] B.V. heeft verschaft door een putdeksel/straatrooster op, tegen of door de ruit te gooien. Subsidiair is dit feit ten laste gelegd als (medeplegen van) vernieling van de ruit.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08/274798-24
feit 1
hij op of omstreeks 27 augustus 2024 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Aldi Nederland, in elk geval aan een derde, toebehoorde(n) door – met gezichtsbedekking – dreigend op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] af te lopen en/of daarbij zijn hand op en/of in zijn broek houdend en/of daarbij, met verheven stem, te zeggen:
  • ‘Geef me je kankerdoekoe en/of Je gaat me nu die kanker doekoe geven en/of Ik moet kanker dingen betalen en/of Doe die la open en/of Je gaat me nu geven anders kom ik terug met meer mensen en dan pakken we je en/of
  • ‘Ik heb doekoe’s nodig, anders kom ik terug met vrienden’, althans woorden van gelijke bedreigende aard of strekking’

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

feit 2
hij op of omstreeks 27 augustus 2024 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Aldi, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , althans een of meer personen, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door – met gezichtsbedekking – dreigend op die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] af te lopen en/of daarbij zijn hand op en/of in zijn broek houdend en/of daarbij, met verheven stem, te zeggen:
  • Geef me je kankerdoekoe en/of Je gaat me nu die kanker doekoe geven en/of Ik moet kanker dingen betalen en/of Doe die la open en/of Je gaat me nu geven anders kom ik terug met meer mensen en dan pakken we je en/of
  • “Ik heb doekoe's nodig, anders kom ik terug met vrienden’, althans woorden van gelijke bedreigende aard of strekking,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

parketnummer 08/315938-24
feit 1
hij op of omstreeks 24 juni 2024 te Zutphen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een of meerdere goederen van hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [bedrijf] B.V., in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
-
één of meermalen een putdeksel/metalen straatrooster, althans een goed, op/tegen/door het raam/de ruit van [slachtoffer 3] en/of [bedrijf] B.V. gegooid

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 juni 2024 te Zutphen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een raam/ruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [bedrijf] B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 08/274798-24 en het onder 1 primair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 08/315938-24 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte, geen bewijsverweer gevoerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 08/274798-24 en het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 08/315938-24 op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
08/274798-24, feit 1 [1]
de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 april 2025;
het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , namens de Aldi, van
27 augustus 2024, pagina’s 6 tot en met 8;
3. het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] van 27 augustus 2024, pagina’s 9 en 10.
08/315938-24, feit 1 primair [2]
de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 april 2024;
het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , namens [bedrijf] B.V. van 25 juni 2024 (pagina’s 7 tot en met 10).
Vrijspraak
08/274798-24, feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan. Zij overweegt daartoe het volgende.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij bedreigingen heeft geuit
“om geld te krijgen”.Verdachte heeft bekend dat hij daartoe de ten laste gelegde woorden heeft gebruikt en ook de aangeefster en getuige [slachtoffer 2] hebben daarover gelijkluidend verklaard. De rechtbank is, gelet op de verklaring van verdachte en de door hem gebruikte woorden, van oordeel dat verdachte het personeel van de Aldi heeft willen dwingen tot afgifte van een geldbedrag (feit 1) en dat hij niet (ook) heeft gepoogd zich een geldbedrag wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank overweegt dat, anders dan de officier van justitie, het gegeven dat verdachte ook heeft gezegd “doe die la open” niet los kan worden gezien van de woorden die hij daarvoor en daarna heeft gebruikt, zodat, gelet op de context, niet kan worden gezegd dat deze woorden voldoende zijn voor de bewezenverklaring van feit 2.
De rechtbank zal verdachte, gelet op het vorenstaande, vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08/274798-24
feit 1
hij op 27 augustus 2024 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag dat aan Aldi Nederland toebehoorde, door – met gezichtsbedekking – dreigend op die [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] af te lopen, daarbij zijn hand op zijn broek houdend en daarbij, met verheven stem, te zeggen:
  • ‘Geef me je kankerdoekoe’ en ‘Je gaat me nu die kanker doekoe geven’ en ‘Ik moet kanker dingen betalen’ en ‘Doe die la open’ en ‘Je gaat me nu geven anders kom ik terug met meer mensen en dan pakken we je’ en
  • ‘Ik heb doekoe’s nodig, anders kom ik terug met vrienden’,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 08/315938-24
feit 1 primair
hij op 24 juni 2024 te Zutphen tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een of meerdere goederen van hun gading, die aan de [bedrijf] B.V. toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak immers heeft één van zijn mededaders
-
een metalen straatrooster tegen de ruit van [bedrijf] B.V. gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08/274798-24
feit 1
het misdrijf:
poging tot afpersing;
parketnummer 08/315938-24
feit 1 primair
het misdrijf:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 225 voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering heeft geadviseerd en met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht het volwassenenstrafrecht toe te passen, maar bij het bepalen van de straf de LOVS-richtlijnen voor jeugdigen toe te passen. De raadsman heeft ook verzocht rekening te houden met de persoon van verdachte en het feit dat hij oprecht spijt heeft van zijn daden. De raadsman heeft verder verzocht een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en ervoor te zorgen dat het onvoorwaardelijke strafdeel het voorarrest van verdachte niet te boven zal gaan.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van winkelpersoneel en aan het medeplegen van een poging tot inbraak in een snackbar, waarbij schade werd veroorzaakt. Ter terechtzitting is duidelijk geworden dat verdachte impulsief heeft gehandeld. Hij was uit op (geldelijk) gewin en bevrediging van zijn eigen behoeften en heeft daarbij geen oog gehad voor de belangen van anderen. Medewerkers van een winkel moeten hun werk kunnen doen, zonder dat zij daarbij hoeven te vrezen voor hun eigen veiligheid. Met zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan gevoelens van angst en onveiligheid bij het winkelpersoneel in het bijzonder en bij de maatschappij in het algemeen. Horecaondernemers, zoals de eigenaar van [bedrijf] , moeten er vanuit kunnen gaan dat hun eigendommen worden gerespecteerd. De rechtbank overweegt voorts dat verdachte en zijn mededaders met de poging tot inbraak niet alleen schade, maar ook ongemak en praktische problemen hebben veroorzaakt.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 8 januari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van de over verdachte opgemaakte rapportages, te weten:
- de pro Justitia rapportage van 23 december 2024, opgemaakt door
N. van der Weegen, GZ-psycholoog;
  • het reclasseringsadvies van 6 maart 2025, opgemaakt door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker;
  • het aanvullend reclasseringsadvies van 8 april 2025, opgemaakt door
[reclasseringswerker] , reclasseringswerker.
In de pro Justitia rapportage is te lezen dat verdachte een turbulente jeugd heeft gekend. Na de scheiding van zijn ouders heeft hij met zijn moeder en broertje in meerdere plaatsen gewoond en meerdere scholen bezocht. Op school ging het niet goed en ook thuis ging het bergafwaarts, waardoor verdachte uit huis werd geplaatst en bij een pleeggezin en, later, in jeugdinstelling [locatie 1] werd ondergebracht. Uit de jeugdinstelling is verdachte meerdere malen weggelopen, waarna hij afwisselend bij zijn moeder verbleef en een zwervend bestaan leidde. Kort nadat verdachte voor de laatste keer wegliep uit de jeugdinstelling, pleegde hij de bewezen verklaarde feiten, waarna hij werd aangehouden. Verdachte lijdt aan ADHD en er is bij hem autisme vastgesteld. Ook is sprake van ernstige stoornissen in het gebruik van verdovende middelen, te weten 3MMC en cannabis, en is vastgesteld dat hij functioneert op zwakbegaafd niveau. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het bewezen verklaarde en belemmerden verdachte in het maken van andere keuzes voorafgaand aan en ten tijde van de bewezen verklaarde feiten. De psycholoog heeft, gelet daarop, geadviseerd om de feiten in verminderde mate toe te rekenen. Verdachte was negentien jaar oud toen hij de feiten pleegde. De psycholoog ziet een aantal indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. Verdachte komt jonger over dan hij is en beschikt over beperkte handelingsvaardigheden. Het is de vraag of verdachte baat heeft bij een pedagogische aanpak en in hoeverre daar nu nog noodzaak voor is. De “pedagogische setting” waarin verdachte sinds een aantal jaren verblijft, heeft ertoe geleid dat hij zijn problematiek als ernstiger inschat dan deze is en zichzelf onderschat. De psycholoog concludeert dat toepassing van het jeugdstrafrecht passend lijkt, maar dat dat misschien niet leidt tot een passende oplossing voor verdachte. Volgens de psycholoog is verdachte gebaat bij een behandeling van zijn verslavingsproblematiek en een frisse blik op zijn andere problematiek, met oog voor zijn verander- en leermogelijkheden. Een opname in een kliniek voor adolescenten met ontwikkelingsproblematiek, zwakbegaafdheid, gedragsproblemen en verslavingsproblemen is aangewezen. De psycholoog merkt op dat verdachte gemotiveerd is voor bovenstaand behandeltraject en dat hij bereid is daaraan mee te werken. Om te voorkomen dat hij toch impulsief besluit te vertrekken als hij het moeilijk heeft, wordt geadviseerd het behandeltraject binnen een kader van een (deels) voorwaardelijke straf te laten plaatsvinden in een kliniek met het beveiligingsniveau van een FPA.
De reclassering schat het risico op recidive en onttrekking aan voorwaarden in als hoog en kan zich vinden in de conclusies en het advies van de psycholoog. Zij adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen en een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • opname in FPA [locatie 2] (onderdeel van Trajectum), waar verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op 15 april 2025 verblijft, of een soortgelijke zorginstelling voor de duur van maximaal twee jaren;
  • ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • (hard)drugs- en alcoholverbod;
  • meewerken aan schuldhulpverlening;
  • locatiegebod (met elektronische monitoring).
Uit de adviezen van de deskundigen en ook ter terechtzitting is duidelijk geworden dat verdachte spijt heeft van zijn daden. Hij heeft het initiatief genomen om excuusbrieven aan de slachtoffers van de poging tot afpersing te schrijven. Dat siert hem. De rechtbank heeft ter terechtzitting ook de indruk gekregen dat verdachte oprecht gemotiveerd is om mee te werken aan het door de deskundigen geadviseerde traject.
Strafoplegging
Verdachte was negentien jaar oud ten tijde van het plegen van de feiten. Toepassing van het volwassenenstrafrecht is dan het uitgangspunt. Op grond van artikel 77c Sr kan de rechter ten aanzien van jongvolwassenen tot en met 22 jaar het jeugdstrafrecht toepassen, indien de rechter daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De reclassering adviseert om verdachte volgens het volwassenenstrafrecht te berechten. De psycholoog ziet weliswaar aanwijzingen voor toepassing van het jeugdstrafrecht, maar betwijfelt of dat tot een passende oplossing zal leiden. De rechtbank ziet, gelet op het vorenstaande, onvoldoende aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt en zal verdachte daarom volgens het volwassenen strafrecht berechten.
De rechtbank onderschrijft verder de overwegingen en conclusies van de deskundigen over de vaststelling van de (ontwikkelings)stoornissen bij verdachte, het niveau waarop hij functioneert en de gevolgen daarvan voor de mate van toerekenbaarheid. Zij neemt deze conclusies over als de hare.
De rechtbank is, rekening houdend met de adviezen van de psycholoog en de reclassering, van oordeel dat een gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot gevangenisstraf van 360 dagen, met aftrek van voorarrest. Daarvan zal een deel van 223 dagen voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van drie jaren en de algemene en bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geformuleerd in het rapport van
6 maart 2025 en het aanvullende advies van 8 april 2025, met uitzondering van de voorwaarden met betrekking tot schuldhulpverlening en het locatiegebod. De rechtbank ziet geen aanleiding om die voorwaarden op te leggen omdat verdachte geen schulden heeft en omdat hij zal worden opgenomen en behandeld in een kliniek.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 08/315938-24 heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 08/274798-24 en het onder 1 primair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 08/315938-24 heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
08/274798-24, feit 1, het misdrijf:
poging tot afpersing;
08/315938-24, feit 1 primair, het misdrijf:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
360 (driehonderdzestig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
223 (tweehonderd drieëntwintig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij IrisZorg reclassering op het adres Tarweweg 20, telefoonnummer 088-6061311, of een reclasseringsorganisatie binnen de regio van plaatsing. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht;
- opgenomen blijft in FPA [locatie 2] of zich laat opnemen in een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt twee jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- zich laat behandelen vanwege middelenproblematiek bij de ambulante verslavingszorg van IrisZorg of een soortgelijke instelling, indien de reclassering dit nodig acht, gedurende de hele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen, verdachte zich bij terugval in middelengebruik/verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld tijdens het behandeltraject laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering, in overleg met de behandelaar, nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- verblijft in een beschermd- of begeleid wonen voorziening, of soortgelijke instelling, indien de reclassering het nodig acht, zulks ter beoordeling van de reclassering. Verdachte dient daar te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geen (hard)drugs en alcohol gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod, zolang
reclassering dit nodig acht. De controle gebeurt met urineonderzoek en/of blaastesten. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Eshuis, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. M. Vodegel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 april 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024399627 d.d. 12 september 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024290302 van 12 september 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.