ECLI:NL:RBOVE:2025:257

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
08-289892-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door slaapapneu van beroepschauffeur

Op 17 januari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 48-jarige man, die als beroepschauffeur betrokken was bij een ernstig verkeersongeval op 8 februari 2022 te Sibculo, waarbij twee personen om het leven kwamen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaren. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van het ongeval door onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, terwijl hij leed aan obstructief slaapapneu syndroom (OSAS). De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks eerdere waarschuwingen van politieagenten over zijn slingerende rijgedrag en zijn eigen kennis van zijn medische toestand, had doorgereden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet in verontschuldigbare onmacht verkeerde, omdat hij had moeten beseffen dat hij een gevaar voor het verkeer vormde. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf en taakstraf had geëist, grotendeels toegewezen. De rechtbank heeft ook de schadevergoedingsvorderingen van de nabestaanden van de slachtoffers gedeeltelijk toegewezen, waarbij de affectieschade werd erkend.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-289892-22 (P)
Datum vonnis: 17 januari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1976 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 13 december 2024 en 8 januari 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.J.H. van der Wal, advocaat in Hengelo, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door en/of namens [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , nabestaanden van de slachtoffers, voorgedragen verklaringen. Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partijen door [naam 4] , medewerker van Slachtofferhulp Nederland, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 13 december 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:als bestuurder van een vrachtauto met oplegger een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] om het leven zijn gekomen;
subsidiair:als bestuurder van een vrachtauto met oplegger zich zodanig op de weg heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt en/of het verkeer werd gehinderd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 8 februari 2022 te Sibculo, in de gemeente Hardenberg, in elk
geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig (bedrijfsauto met aanhanger [vrachtauto met oplegger]), zijnde een
samenstel van voertuigen zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen,
komende uit de richting van Vriezenveen en/of gaande in de richting van Ommen,
daarmede rijdende over de weg, de N36, zeer, aanmerkelijk, onvoorzichtig,
onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- ondanks/terwijl verdachte voor genoemde datum door zijn vriendin op lange ademstops is gewezen en/of
- ondanks/terwijl hij op 22 november 2021 en 24 november 2021 door politieagenten met een door hem bestuurde vrachtauto is stilgehouden en/of is gewezen op het door hem vertoonde slingerende rijgedrag en/of
- ondanks/terwijl verdachte in de periode voor 8 februari 2022 overdag vermoeid was en/of concentratieproblemen ervoer en/of
- ondanks/terwijl een slaaponderzoek met screenend onderzoek op slaapapneu was aangevraagd en/of een gesprek tussen verdachte en huisarts had plaatsgevonden op of omstreeks 18 januari 2022, waarin het vermoeden van slaapapneu was uitgesproken, althans waarin is gesproken over slaapapneu, en/of
- ondanks/terwijl een slaaponderzoek met screenend onderzoek op slaapapneu had plaatsgevonden op 25 januari 2022 en de uitslag bekend was op 26 januari 2022, waarin een sterk vermoeden voor ernstige slaapapneu werd geconstateerd, en/of
- terwijl voornoemd samenstel van voertuigen (inbegrepen de lading) een massa van ongeveer 52.557 kilogram had en/of
- terwijl voornoemd samenstel van voertuigen met 2.557 kilogram was overbeladen, althans met 2.557 kilogram de maximaal toegestane maximummassa van 50.000 kilogram overschreed,
- terwijl ter plaatse sprake was van druk verkeer, althans meerdere voertuigen aanwezig waren, op de door hem bereden rijstrook en/of de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer en/of
- terwijl hij reed op een recht weggedeelte van de N36 en/of tegemoetkomend verkeer reeds op korte afstand was genaderd,
- in strijd met artikel 22 onder a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 heeft gereden met een snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur en/of
- zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate, op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
- niet (voortdurend) de controle over het door hem bestuurde samenstel van voertuigen heeft gehouden en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- een of meerdere keren met het door hem bestuurde samenstel van voertuigen richting de wegas en/of de andere weghelft is gereden om (vervolgens) naar rechts te sturen en/of zodoende op zijn eigen weghelft te blijven en/of
- ( uiteindelijk) in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (dubbele) doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevonden, heeft overschreden en/of zich met het door hem bestuurde samenstel van voertuigen geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken strepen, -welke strepen op die weg (de N36) waren aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide richtingen-, heeft bevonden en /of
- geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de N36) is gebotst, althans in aanrijding is gekomen met, achtereenvolgens een bedrijfsauto (Renault Master met kenteken [kenteken 1] ) en/of (na deze botsing) frontaal is gebotst, althans in aanrijding is gekomen met, een andere bedrijfsauto (Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 2] ), en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen (genaamd [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] ) werden gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 februari 2022 te Sibculo, gemeente Hardenberg als bestuurder van een voertuig (voertuig), daarmee rijdende op de weg, N Weg, hij op of omstreeks 8 februari 2022 te Sibculo, in de gemeente Hardenberg, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto met aanhanger [vrachtauto met oplegger]), zijnde een samenstel van voertuigen zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen, komende uit de richting van Vriezenveen en/of gaande in de richting van Ommen, daarmede rijdende over de weg, de N36,
- ondanks/terwijl verdachte voor genoemde datum door zijn vriendin op lange ademstops is gewezen en/of
- ondanks/terwijl hij op 22 november 2021 en 24 november 2021 door politieagenten met een door hem bestuurde vrachtauto is stilgehouden en/of is gewezen op het door hem vertoonde slingerende rijgedrag en/of
- ondanks/terwijl verdachte in de periode voor 8 februari 2022 overdag vermoeid was en/of concentratieproblemen ervoer en/of
- ondanks/terwijl een slaaponderzoek met screenend onderzoek op slaapapneu was aangevraagd en/of een gesprek tussen verdachte en huisarts had plaatsgevonden op of omstreeks 18januari 2022, waarin het vermoeden van slaapapneu was uitgesproken, althans waarin is gesproken over slaapapneu, en/of
- ondanks/terwijl een slaaponderzoek met screenend onderzoek op slaapapneu had plaatsgevonden op 25 januari 2022 en de uitslag bekend was op 26 januari 2022, waarin een sterk vermoeden voor ernstige slaapapneu werd geconstateerd, en/of
- terwijl voornoemd samenstel van voertuigen (inbegrepen de lading) een massa van ongeveer 52.557 kilogram had en/of
- terwijl voornoemd samenstel van voertuigen met 2.557 kilogram was overbeladen, althans met 2.557 kilogram de maximaal toegestane maximummassa van 50.000 kilogram overschreed,
- terwijl ter plaatse sprake was van druk verkeer, althans meerdere voertuigen aanwezig waren, op de door hem bereden rijstrook en/of de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer en/of
- terwijl hij reed op een recht weggedeelte van de N36 en/of tegemoetkomend verkeer reeds op korte afstand was genaderd,
- in strijd met artikel 22 onder a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 heeft gereden met een snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur en/of
- niet (voortdurend) de controle over het door hem bestuurde samenstel van voertuigen heeft gehouden en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- een of meerdere keren met het door hem bestuurde samenstel van voertuigen richting de wegas en/of de andere weghelft is gereden om (vervolgens) naar rechts te sturen en/of zodoende op zijn eigen weghelft te blijven en/of
- ( uiteindelijk) in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (dubbele) doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevonden, heeft overschreden en/of zich met het door hem bestuurde samenstel van voertuigen geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken strepen, -welke strepen op die weg (de N36) waren
aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide richtingen-, heeft bevonden en /of
- geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de N36) is gebotst, althans in aanrijding is gekomen met, achtereenvolgens een bedrijfsauto (Renault Master met kenteken [kenteken 1] ) en/of (na deze botsing) frontaal is gebotst, althans in aanrijding is gekomen met, een andere bedrijfsauto (Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 2] ), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, nu verdachte zeer onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden, waardoor het verkeersongeval aan zijn schuld is te wijten in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994).
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair tenlastegelegde feit. De raadsman stelt dat verdachte ten tijde van het ongeval in verontschuldigbare onmacht verkeerde. Het verkeersongeval is zeer waarschijnlijk veroorzaakt doordat verdachte in slaap viel, ten gevolge van obstructief slaapapneu. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat sprake is van afwezigheid van alle schuld, in de vorm van verontschuldigbare onmacht, zodat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de behandeling ter terechtzitting en de bewijsmiddelen, die als bijlage aan dit vonnis zijn gehecht, het navolgende vast.
Op 8 februari 2022 omstreeks 17:15 uur reed verdachte als bestuurder van een vrachtauto met oplegger, op de N36, buiten de bebouwde kom van Sibculo, in de gemeente Hardenberg, komende uit de richting van Vriezenveen en gaande in de richting van Ommen. Er was op dat moment veel verkeer op de weg. Het wegdek was voorzien van dubbel doorgetrokken strepen. Ter hoogte van hectometerpaal 21,5 hield verdachte met zijn vrachtauto met oplegger onvoldoende rechts en kwam hij met voornoemde combinatie op de andere rijstrook, bestemd voor het verkeer in de tegengestelde richting, terecht. De vrachtauto waarin verdachte reed, kwam hierdoor in aanrijding met een bedrijfsauto, een Renault Master voorzien van kenteken [kenteken 1] , die werd bestuurd door [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ). Vervolgens botste de vrachtauto van verdachte frontaal op een bedrijfsauto, een Volkswagen Caddy voorzien van kenteken [kenteken 2] , die werd bestuurd door [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ). [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn ten gevolge van het ongeval ter plaatse overleden.
De ter plaatse geldende maximumsnelheid voor vrachtauto’s was 80 km/u. Verdachte reed, kort voor en tijdens het ongeval, met een snelheid van 90 km/u.
Omstreeks 16:27 uur diezelfde dag, was er 37.000 kilogram aan dierlijke meststoffen in de oplegger geladen waarmee verdachte reed. In de oplegger was na deze lading een totale massa van 52.557 kilogram aan dierlijke meststoffen opgeslagen. De maximaal toegestane maximummassa van de oplegger was 50.000 kilogram.
In de periode voorafgaand aan het ongeval was verdachte – als bestuurder van de voornoemde vrachtauto met oplegger – tweemaal in dezelfde week door politieagenten aangesproken op zijn rijgedrag. Op 22 november 2021 ontvingen politieagenten een melding dat er een vrachtauto, rijdend op de N36, erg zou slingeren. Verdachte was de bestuurder van deze vrachtauto. De politieagenten hebben verdachte de vrachtauto laten stilzetten en wezen verdachte erop dat hij goed moest opletten op wat hij deed. Twee dagen later, op 24 november 2021, zagen politieagenten, die op dat moment waren belast met een ander opsporingsonderzoek, verdachte rijden in een vrachtauto met oplegger. Zij zagen dat verdachte meerdere keren met zijn linker wielen geheel op de verkeerde weghelft terechtkwam. Tegemoetkomend verkeer probeerde verdachte te waarschuwen, door groot licht te voeren. De politieagenten beoordeelden het verkeersgedrag van verdachte als dusdanig gevaarlijk dat zij, ondanks dat zij bezig waren met een ander opsporingsonderzoek, besloten om het voertuig van verdachte aan de kant te zetten. Eén en van de agenten waarschuwde verdachte meermalen voor zijn rijgedrag en de grote kans op ongevallen die dit met zich mee kan brengen.
Naar aanleiding van voornoemde voorvallen heeft verdachte een consult bij zijn huisarts gevraagd. Daar kon hij op 18 januari 2022 terecht. De lezingen over hetgeen er bij de huisarts is besproken lopen uiteen. De huisarts noteerde over verdachte in het huisartsenjournaal “
slaapapneu, al wel jaren maar schaamt zich ervoor”. Daarnaast rapporteerde de huisarts over concentratiestoornissen, vermoeidheid overdag en dat de partner van verdachte ademstops bij verdachte had waargenomen. Uit het journaal van de huisarts blijkt niet dat verdachte melding heeft gemaakt van de voornoemde incidenten in het verkeer op 22 en 24 november 2021. De conclusie van de huisarts was dat verdachte vermoedelijk leed aan slaapapneu. Verdachte betwist hetgeen is opgetekend in het huisartsenjournaal. Hij heeft ontkend dat hij zich schaamde voor slaapapneu en dat hij over schaamte heeft gesproken met de huisarts . Ook heeft hij de concentratiestoornissen, waarover door de huisarts werd gerapporteerd, ontkend. De door zijn partner waargenomen ademstops heeft verdachte naar eigen zeggen wel gemeld bij de huisarts.
Naar aanleiding van het voornoemde consult vond er een slaaponderzoek (met screenend onderzoek op slaapapneu) plaats op 25 januari 2022. Een dag later, op 26 januari 2022, ontving de huisarts de uitslag van het onderzoek. Uit het onderzoek kwam een forse verdenking op Obstructief Slaapapneu Syndroom naar voren (hierna: OSAS). De huisarts heeft verzuimd verdachte op de hoogte te brengen van deze uitslag. Verdachte heeft ook niet op eigen initiatief geïnformeerd naar de uitslag van het onderzoek. Hij heeft zijn werkgever niet ingelicht over de verkeersincidenten in november 2021, het consult bij de huisarts en het slaaponderzoek. Op 8 februari 2022 heeft het dodelijk ongeval op de N36 plaatsgevonden. Op 11 augustus 2022 onderging verdachte een slaapregistratie. Hierop werd bij verdachte de diagnose ernstige OSAS gesteld. De rechter-commissaris heeft in onderhavig strafrechtelijk onderzoek dr. P.L.I. Dellemijn, neuroloog (hierna: de deskundige), als deskundige benoemd. Uit de onderzoeksrapportage van deze deskundige komt naar voren dat met grote mate van waarschijnlijkheid gesteld kan worden dat verdachte al voor het ongeval op 8 februari 2022 leed aan OSAS. De deskundige acht het zeer waarschijnlijk dat er bij verdachte op 8 februari 2022 sprake is geweest van ongewenst in slaap vallen achter het stuur van de vrachtwagen.
Ter zitting heeft verdachte, evenals bij de politie, verklaard dat hij zich niets meer kan herinneren van het ongeval.
De overwegingen van de rechtbank
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 WVW 1994 is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid en/of onoplettendheid van verdachte. Daarbij is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en verder naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. De rechtbank zal hierbij tevens op het verweer van de raadsman – met betrekking tot het beroep op verontschuldigbare onmacht – ingaan.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte de vrachtauto met oplegger heeft bestuurd in de uitoefening van zijn beroep. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat verdachte, als beroepschauffeur, een extra verantwoordelijkheid en daarmee grotere zorgplicht heeft. De zogenoemde Garantenstellung. Hiervan is te meer sprake nu verdachte een zwaar voertuig, namelijk een vrachtauto met daarachter een met mest volgeladen tankwagen heeft bestuurd, waarbij in het geval van een aanrijding andere verkeersdeelnemers groter gevaar lopen dan bij een aanrijding met een lichter voertuig, zoals een personenauto.
Vaststaat dat verdachte als bestuurder van een vrachtauto met oplegger niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden. Hij reed ten tijde van het ongeval met een snelheid van 90 km/u, een overschrijding van de ter plaatse geldende maximumsnelheid met 10 km/u, terwijl zijn tankwagen ook nog eens te zwaar beladen was. Verdachte is over de dubbel doorgetrokken streep gereden en op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer terecht gekomen. Op deze weghelft is hij vervolgens in aanrijding gekomen met twee tegemoetkomende bestelauto’s. De bevindingen van de politie en de verklaringen van de getuigen wijzen erop dat de verdachte ten tijde van het ongeval geen handelingen heeft verricht die een chauffeur (bij bewustzijn) in een dergelijke situatie instinctief zou verrichten, teneinde de gevolgen van zulk afwijkend rijgedrag te voorkomen of te beperken, zoals remmen of uitwijken. Gelet hierop en op de bevindingen van de deskundige in de onderzoeksrapportage van 20 mei 2024 overweegt de rechtbank dat aannemelijk is geworden dat de verdachte ten tijde van de aanrijding op 8 februari 2022 in slaap is gevallen achter het stuur ten gevolge van OSAS en dat hij hierdoor met zijn voertuig op de verkeerde weghelft is gekomen, waarna de aanrijding met de slachtoffers volgde.
Verontschuldigbare onmacht
Ten aanzien van het verweer van de verdediging dat verdachte ten tijde van het ongeval verkeerde in verontschuldigbare onmacht overweegt de rechtbank als volgt.
Voor een succesvol beroep op verontschuldigbare onmacht is vereist dat de verdachte aannemelijk maakt dat hij buiten zijn eigen schuld in een toestand is geraakt waarin hij lichamelijk of geestelijk niet in staat was naar behoren te functioneren. Daarbij kan gedacht worden aan een slaapstoornis. De rechtbank ziet zich in deze zaak daarmee gesteld voor beantwoording van de vraag of het voor verdachte voorzienbaar was dat hij tijdelijk zijn bewustzijn zou kunnen verliezen en of hem aldus een beroep op verontschuldigbare onmacht toekomt. De rechtbank acht daarbij de omstandigheden zoals deze zich in de maanden voorafgaand aan het ongeval hebben voorgedaan van belang. Zoals hierboven onder de feiten en omstandigheden reeds uiteengezet is verdachte in november 2021 in de periode van één week tweemaal door politieagenten gewezen op slingerend, gevaarzettend, rijgedrag. Op 18 januari 2022 meldde hij zich bij zijn huisarts. De deskundige heeft gerapporteerd dat het, gelet op de notities in het journaal van de huisarts, onwaarschijnlijk is dat er tijdens dit consult niet is gesproken over slaapapneu. Verdachte heeft bovendien naar aanleiding van voornoemd consult meegewerkt aan een slaaponderzoek naar slaapapneu. Gelet daarop is de rechtbank met de deskundige van oordeel dat het onwaarschijnlijk is dat er tijdens het huisartsconsult niet is gesproken over slaapapneu. Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte – hoewel hij nog niet was gediagnostiseerd met OSAS – met de mogelijkheid dat hij daar aan leed ernstig rekening had moeten houden. Er waren immers wel degelijk concrete aanwijzingen voor de aanwezigheid van slaapapneu. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte, gelet op hetgeen hij op dat moment wist omtrent zijn medische situatie, rekening had moeten houden met het optreden van symptomen van slaapapneu, waaronder het ongewild in slaap vallen. Hij zou er verstandig aan hebben gedaan om, in afwachting van de resultaten van het onderzoek, niet als beroepschauffeur op te treden. Daarnaast lag het op de weg van verdachte om na voornoemd slaaponderzoek uit eigen beweging contact op te nemen met de huisarts over de resultaten hiervan. Bovendien had het in de rede gelegen dat verdachte zijn werkgever zou informeren over de eerdere incidenten alsmede het huisartsbezoek, hetgeen verdachte heeft verzuimd. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden was het voor verdachte voorzienbaar dat hij tijdelijk zijn bewustzijn zou kunnen verliezen en is er derhalve naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van verontschuldigbare onmacht.
Conclusie
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat verdachtes rijgedrag, mede in het licht van de ‘Garantenstellung’, als zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam moet worden aangemerkt en dat hij schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994
.De rechtbank is derhalve van oordeel dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 februari 2022 te Sibculo, in de gemeente Hardenberg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto met oplegger), zijnde een samenstel van voertuigen zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen, komende uit de richting van Vriezenveen en gaande in de richting van Ommen, daarmede rijdende over de weg, de N36, zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- ondanks dat verdachte voor genoemde datum door zijn vriendin op lange ademstops is gewezen en
- ondanks dat hij op 22 november 2021 en 24 november 2021 door politieagenten met een door hem bestuurde vrachtauto is stilgehouden en is gewezen op het door hem vertoonde slingerende rijgedrag en
- ondanks dat verdachte in de periode voor 8 februari 2022 overdag vermoeid was en ondanks dat een slaaponderzoek met screenend onderzoek op slaapapneu was aangevraagd en een gesprek tussen verdachte en huisarts had plaatsgevonden op of omstreeks 18 januari 2022, waarin is gesproken over slaapapneu, en
- ondanks dat een slaaponderzoek met screenend onderzoek op slaapapneu had plaatsgevonden op 25 januari 2022 en de uitslag bekend was op 26 januari 2022, waarin een sterk vermoeden voor ernstige slaapapneu werd geconstateerd, en
- terwijl voornoemd samenstel van voertuigen (inbegrepen de lading) een massa van ongeveer 52.557 kilogram had en
- terwijl voornoemd samenstel van voertuigen met 2.557 kilogram was overbeladen, althans met 2.557 kilogram de maximaal toegestane maximummassa van 50.000 kilogram overschreed,
- terwijl ter plaatse sprake was van druk verkeer, althans meerdere voertuigen aanwezig waren, op de door hem bereden rijstrook en de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer en
- terwijl hij reed op een recht weggedeelte van de N36 en tegemoetkomend verkeer reeds op korte afstand was genaderd,
- in strijd met artikel 22 onder a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 heeft gereden met een snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur, en
- zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate, op het overige verkeer en de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en
- niet (voortdurend) de controle over het door hem bestuurde samenstel van voertuigen heeft gehouden en
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan zoveel mogelijk rechts te houden en
- ( uiteindelijk) in strijd met het gestelde in artikel 76 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (dubbele) doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevonden, heeft overschreden en zich met het door hem bestuurde samenstel van voertuigen geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken strepen, -welke strepen op die weg (de N36) waren aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide richtingen-, heeft bevonden en
- geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de N36) in aanrijding is gekomen met, achtereenvolgens een bedrijfsauto (Renault Master met kenteken [kenteken 1] ) en na deze botsingfrontaal in aanrijding is gekomen met een andere bedrijfsauto (Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 2] ), en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden gedood.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 van de WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen (hierna: ontzegging van de rijbevoegdheid) voor de duur van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, bij de strafoplegging rekening gehouden dient te worden met de lichamelijke gesteldheid van verdachte. Verdachte heeft zwaar lichamelijk letsel aan het ongeval over gehouden en is sindsdien arbeidsongeschikt.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft gelet op de aanwijzingen die er bestonden dat hij mogelijk leed aan slaapapneu de op hem rustende verantwoordelijkheid als beroepschauffeur veronachtzaamd en de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht door te gaan rijden terwijl er onduidelijkheid was over de vraag of hij hiertoe medisch gezien wel in staat was. Op alle verkeersdeelnemers, en in het bijzonder op beroepschauffeurs, rust een zorgplicht en verdachte is in dit opzicht ernstig tekort geschoten. Verdachte heeft door zijn handelen als hierboven omschreven een verschrikkelijk ongeval veroorzaakt, als gevolg waarvan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hun leven hebben verloren. Met het overlijden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is de nabestaanden een groot en onherstelbaar leed toegebracht. Dit gemis is door de nabestaanden op indringende wijze verwoord tijdens het (doen) voorlezen van hun slachtofferverklaringen ter terechtzitting. Uit de slachtofferverklaringen van de weduwe en de zus van [slachtoffer 2] en van de broer van [slachtoffer 1] , blijkt hoe moeilijk zij het met dit abrupte verlies hebben en nog steeds worstelen met de vraag hoe zij daarmee moeten leren leven. Een strafoplegging, in welke vorm of omvang dan ook, zal dit verlies en de pijn niet ongedaan kunnen maken.
Hoewel verdachte dit niet heeft gewild, is het ongeval en het tragische gevolg ervan wel aan hem te wijten. Feit is dat door zijn toedoen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] het leven is ontnomen. Dat rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 8 november 2024. Hieruit blijkt dat verdachte, zij het geruime tijd geleden, eerder is veroordeeld ter zake van overtreding van artikel 6 WVW 1994.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de onderzoeksrapportage van de deskundige van 20 mei 2024, waarin het een en ander over de persoonlijke omstandigheden van verdachte is vermeld. Hieruit komt het volgende naar voren. Na het ongeval heeft verdachte zes weken in het ziekenhuis gelegen. Tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis werd hij zes keer geopereerd, waaronder aan zijn linkerelleboog. Daarnaast was zijn linkerschouder gebroken. Er was huid en spierweefsel van de bovenarm verdwenen. Hiervoor onderging verdachte een huidtransplantatie. Verdachte ondervindt tot op heden de fysieke en mentale gevolgen van het ongeval. Verdachte kampt met depressieve klachten. Hij heeft EMDR-behandelingen gevolgd vanwege de traumabeleving door het ongeval.
Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte naar voren gebracht dat verdachte tot op heden nog arbeidsongeschikt is. Het is nog maar de vraag of verdachte volledig zal herstellen van het ongeval.
De op te leggen straf of maatregel
De rechtbank gaat bij de strafoplegging uit van de oriëntatiepunten voor straftoemeting en de afspraken van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij een ander is gedood en waarbij sprake is van ernstige schuld is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren. Het uitgangspunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij een ander is gedood en waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld is een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf enerzijds rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en het onherstelbare leed dat de nabestaanden is toegebracht. Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte dit alles nooit heeft gewild en zelf ook zeer lijdt onder de gevolgen van het ongeval. In de voornoemde omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om een straf op te leggen die tussen de voornoemde oriëntatiepunten ligt. De rechtbank zal om die reden de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf geheel voorwaardelijk opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 240 uren, een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van drie jaren passend.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
Na te noemen personen hebben zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces en hebben gevorderd verdachte te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding tot na te noemen bedragen:
[naam 1]
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende post:
- affectieschade: € 2.500,00.
[naam 3]
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende post:
- affectieschade: € 2.500,00.
[naam 5]
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende post:
- affectieschade: € 17.500,00.
[naam 6]
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende post:
- affectieschade: € 17.500,00.
[naam 7]
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • gemiste overwerkuren: € 74,76;
  • tegemoetkoming verlofuren: € 122,58.
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende post:
- affectieschade: € 17.500,00.
[naam 2]
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • tegemoetkoming verlofuren: € 115,77;
  • eigen risico 2023: € 385,00
  • korting salaris ziekteverzuim: € 679,91
  • reiskosten psycholoog: € 174,24.
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende post:
- affectieschade: € 17.500,00.
De benadeelde partijen vorderen vermeerdering van de gevorderde bedragen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van
[naam 1] en [naam 3] voor toewijzing vatbaar zijn te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ook de door [naam 7] en
[naam 2] gevorderde materiële schadeposten zijn voor toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] en [naam 2] dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering van de affectieschade, omdat de vordering onvoldoende onderbouwd is.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak dan wel het bepleite ontslag van alle rechtsvervolging. De raadsman heeft, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, het volgende aangevoerd. De verdediging refereert zich ten aanzien van de vorderingen van [naam 1] en [naam 3] aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de door [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] en [naam 2] gevorderde affectieschade heeft de raadsman primair aangevoerd dat deze vorderingen afgewezen dienen te worden. Er is volgens de raadsman niet gebleken van zeer uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan hen een beroep op de hardheidsclausule uit artikel 6:108, vierde lid, onder g, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) toekomt. Subsidiair dient de door de voornoemde benadeelde partijen gevorderde affectieschade gematigd te worden. De door
[naam 7] en [naam 2] gevorderde materiële schadeposten kunnen niet worden geschaard onder de limitatief opgesomde schadeposten in artikel 6:108 BW en moeten om die reden afgewezen worden.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Affectieschade
Sinds 1 januari 2019 is het voor nabestaanden van overleden slachtoffers mogelijk om vergoeding van affectieschade te vorderen op grond van artikel 6:108, derde en vierde lid, BW. Het overlijden van het slachtoffer moet dan het gevolg zijn van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is. De rechtbank benadrukt dat deze vergoeding uit de aard daarvan een symbolisch karakter heeft, omdat zij geen volledige compensatie kan bieden voor het verdriet van de naasten. Op welk bedrag aanspraak gemaakt kan worden , is geregeld in het Besluit vergoeding affectieschade. De rechtbank stelt vast dat alle voornoemde vorderingen zijn ingediend door nabestaanden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn overleden ten gevolge van het primair bewezen verklaarde feit. Aanspraak op vergoeding van immateriële schade bestaat evenwel slechts indien en voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft. De wetgever heeft bepaald dat een beperkte kring van gerechtigden aanspraak mag maken op affectieschade. Het betreft ouders, partners en kinderen van het slachtoffer alsmede gevallen waarin er sprake is van een duurzame zorgrelatie in gezinsverband. Voorts is in artikel 6:108, vierde lid, onder g BW een zogenoemde hardheidsclausule opgenomen, die onder uitzonderlijke omstandigheden een recht op vergoeding toekent aan een persoon die niet tot de vaste kring van gerechtigden behoort. De rechtbank zal hieronder de ingediende vorderingen bespreken.
-
De vordering van [naam 1]
De rechtbank overweegt dat [naam 1] – de weduwe van [slachtoffer 2] – op grond van artikel 6:108, vierde lid, BW valt binnen de kring van gerechtigden die aanspraak kunnen maken op affectieschade. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat [naam 1] als gevolg van het primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden in de vorm van affectieschade. De opgevoerde immateriële schadepost is niet betwist en naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk. Op grond van het Besluit vergoeding affectieschade kan [naam 1] , als weduwe van [slachtoffer 2] aanspraak maken op een vergoeding van een bedrag van € 20.000,--. De rechtbank stelt vast dat er door de verzekeraar van [naam 1] reeds een bedrag van € 17.500,-- is uitgekeerd. Het gevorderde bedrag, te weten een bedrag van € 2.500,--, komt overeen met het verschil tussen het in het voornoemde besluit vastgestelde forfaitaire bedrag en de reeds uitgekeerde vergoeding. De rechtbank zal het gevorderde bedrag toewijzen. De rechtbank zal het toegewezen bedrag vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten de datum van het overlijden van [slachtoffer 2] op 8 februari 2022.
-
De vordering van [naam 3]
De rechtbank overweegt dat [naam 3] – als degene voor wie [slachtoffer 1] ten tijde van de gebeurtenis duurzaam in gezinsverband de zorg had – op grond van artikel 6:108, vierde lid, BW valt binnen de kring van gerechtigden die aanspraak kunnen maken op affectieschade. [naam 3] woonde bij [slachtoffer 1] in huis. [slachtoffer 1] vervulde de rol van ouder/verzorger. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat [naam 3] als gevolg van het primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden in de vorm van affectieschade. De opgevoerde immateriële schadepost is niet betwist en naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk. Op grond van het Besluit vergoeding affectieschade kan [naam 3] , in de categorie “zorg in gezinsverband”, aanspraak maken op een vergoeding van een bedrag van € 20.000,--. De rechtbank stelt vast dat door de verzekeraar van [naam 3] reeds is toegezegd dat een bedrag van € 17.500,-- zal worden uitgekeerd. Het gevorderde bedrag, te weten een bedrag van € 2.500,--, komt overeen met het verschil tussen het in het voornoemde besluit vastgestelde forfaitaire bedrag en de uit te keren vergoeding. De rechtbank zal het gevorderde bedrag toewijzen. De rechtbank zal het toegewezen bedrag vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten de datum van het overlijden van [slachtoffer 1] op 8 februari 2022.
-
De vorderingen van [naam 2] , [naam 5] , [naam 7] en [naam 6]
De vorderingen die door bovengenoemde nabestaanden zijn ingediend als respectievelijk zus, zwager, broer en schoonzus van [slachtoffer 2] en vallen niet onder een van de categorieën gerechtigden uit de wet. Zij doen een beroep op de hardheidsclausule. Uit de toelichtingen bij de vorderingen van de benadeelde partijen blijkt dat [slachtoffer 2] enkele maanden bij [naam 2] en [naam 5] in huis heeft gewoond. Ook heeft [slachtoffer 2] ongeveer een jaar bij
[naam 7] en [naam 6] in huis gewoond. Hieruit blijkt zonder meer dat er sprake was van een betrokken en liefdevolle relatie, maar er zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bijzondere omstandigheden gesteld om een beroep op de wettelijke hardheidsclausule te rechtvaardigen. Gelet op het voorgaande wordt geen uitzondering gemaakt op het uitgangspunt van de wet. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in de vordering van affectieschade. De vorderingen kunnen in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Materiële schade
-
De vorderingen van [naam 2] en [naam 7]
De rechtbank stelt voorop dat een benadeelde partij op grond van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in het strafproces vergoeding kan vorderen van de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden indien voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat dit verband niet. De rechtbank zal de gevorderde materiële schadeposten afwijzen, nu dit geen rechtstreekse schade betreft.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [naam 1] en [naam 3] hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Wetboek van Strafrecht (Sr) opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met de in het dictum genoemde aantal dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr en artikel 179 WVW 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het
primairten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, meermalen gepleegd
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
2 (twee) jaren;
de vordering van [naam 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 1] toe tot een bedrag van € 2.500,-- (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 1] van een bedrag van € 2.500,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.500,--, (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 35 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de vordering van [naam 3]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 3] toe tot een bedrag van € 2.500,-- (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 3] van een bedrag van € 2.500,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.500,--, (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 35 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de vordering van [naam 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 2] af tot een bedrag van € 1.354,92;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [naam 2] , voor een deel van € 17.500,-- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
de vordering van [naam 7]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 7] af tot een bedrag van € 197,34;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [naam 7] , voor een deel van € 17.500,-- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
de vordering van [naam 5]
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam 5] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
de vordering van [naam 6]
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam 6] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. S. Timmermans en
mr. T.M. Weeda, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Kleinlugtenbeld, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022059525. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 december 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Van het ongeval kan ik mij niets meer herinneren. Ik heb meegewerkt aan een slaaponderzoek. Ik heb niet geïnformeerd naar de uitslag van het slaaponderzoek. Ik heb mijn werkgever niet geïnformeerd over de incidenten op 22 november 2021 en 24 november 2021 en over mijn huisartsbezoek.
2.
Het proces-verbaal van aanrijding misdrijf van 20 oktober 2022, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 12 e.v.:
Locatie ongeval
Datum: 8 februari 2022
Omstreeks: 17:16 uur
Locatienaam: N36
Ter hoogte van: Hectometerpaal 21.6
Plaats: Sibculo
Gemeente: Hardenberg
Betrokken 1 (voertuig)
Voertuig Bestelauto [kenteken 1] Renault Master
Bestuurder
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [slachtoffer 1]
Betrokken 2 (voertuig)
Voertuig Bestelauto [kenteken 2] Volkswagen Caddy
Bestuurder
Achternaam: [slachtoffer 2]
Voornamen: [slachtoffer 2]
Betrokken 3 (voertuig)
Voertuig Vrachtauto [kenteken 3] Volvo Fh
Bestuurder
[verdachte]
Door Vrachtauto [kenteken 3] Volvo Fh voortbewogen aanhanger [kenteken 4] D-Tec Fv2006
3.
Het proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer van 18 oktober 2022, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 44 e.v.:
2.3.2
Verkeersmaatregelen ter plaatse
• Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximum snelheid op de N36
100 km/u als bedoeld in artikel 21 onder a RVV1990.
• Voor vrachtauto's 80 km/u als bedoeld in artikel 22 onder a RVV 1990.
• De rijbaan van de N36 was, ter hoogte van de plaats van het ongeval, voorzien van
dubbele doorgetrokken asstrepen. Tussen de dubbele doorgetrokken asstrepen was een
groene kleurvulling aangebracht om de maximum snelheid van 100 km/u te
benadrukken.
4.4
Onderzoek tachograaf Volvo
Wij hebben uit de tachograaf gegevens, kort voor en tijdens het tijdstip van het ongeval een
overschrijding van de toegestane maximum snelheid vastgesteld. Uit de
tachograafgegevens bleek dat de Volvo kort voor en tijdens het ongeval met een snelheid
van 90 km/u had gereden.
4.5
GPS gegevens Volvo
De GPS gegevens tonen een gereden snelheid van 90 km/u, kort voor het tijdstip
van het ongeval
5.2
Toedracht, oorzaak en gevolg
De bestuurder van de Volvo reed, voorafgaand aan het ongeval, over de N36, komende uit
de richting van Vriezenveen en gaande in de richting van Ommen. De bestuurder van de
Renault reed, voorafgaand aan het ongeval, over de N36 komende uit de richting van
Ommen en gaande in de richting van Vriezenveen. De bestuurder van de Volkswagen reed,
voorafgaand aan het ongeval, over de N36, achter de Renault, in dezelfde richting.
Ter hoogte van hectometerpaal 21,5 hield de bestuurder van de Volvo zijn voertuig niet
zoveel mogelijk rechts, overschreed de dubbele doorgetrokken asstrepen en kwam op de
andere rijstrook, bestemd voor het verkeer in tegengestelde richting.
Wij troffen op het wegdek sporen aan waaruit bleek dat de bestuurder van de Volvo op de
rijstrook bestemd voor het verkeer in tegengestelde richting met de linker voorzijde tegen de
linker voorzijde van de Renault was gebotst en met de voorzijde tegen de Volkswagen was
gebotst.
4.
Het proces-verbaal van technisch onderzoek van 8 september 2022, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 85 e.v.:
2.8
Lading
In de oplegger was dierlijke meststof opgeslagen ten tijde van het ongeval. Wij troffen in de cabine enkele documenten "vervoersbewijzen dierlijke meststoffen" aan.
Eén van deze bewijzen was gedateerd op 8 februari 2022 16:27 uur, afgebeeld op foto 20.
Op dit document stond vermeld dat er 37000 kg was geladen op locatie 7152 BW
perceelnummer 16. Deze locatie en het tijdstip kwamen overeen met gegevens uit het GPS
systeem van de Volvo.
Maximale massa samenstel: 50000 kg
Totale massa: 52557 kg (toegestaan 50000 kg) over belading van minder dan 10 %
5.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344 eerste lid, onder 4 Sv, onderzoeksrapportage (Neurologische expertise in Strafzaak tegen verdachte [verdachte] , geboren [geboortedatum 1] 1976), opgesteld door dr. P.L.I, Dellemijn van 20 mei 2024, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 6 van de rapportage e.v.:
5.1.1.
Ontstaan van de klachten en behandelingen
Op 11.08.2022 kreeg hij een slaapregistratie waarop de diagnose ernstige OSAS werd gesteld.
5.1.3.
Medische voorgeschiedenis
Op 18.01.2022 besloot hij naar de huisarts te gaan. Hij was de laatste jaren wat vermoeider, maar had geen hoofdpijn. Zijn ex-vriendin benoemde dat hij ademstops heeft die wel
15 sec duren. Hij kreeg een onderzoek op slaapapneu met een vingermeter en een smart watch. Op 26.01.2022 bleek volgens de huisarts een forse verdenking op OSA. Deze uitslag is hem niet verteld. Hij heeft hier ook nooit naar gevraagd. Hij kreeg van de huisarts ook geen leefregels, noch het advies om geen auto te rijden.
5.6.
Samenvatting van het dossier en de anamnese van onderzochte
De door de eigen huisarts relevante geachte regels in het huisartsenjournaal betreffen een consult op 18.01.2022 die noteerde: ‘slaapapneu, al wel jaren maar schaamt zich ervoor. Concentratiestoornissen, vermoeid overdag, geen hoofdpijn.
Vriendin, sinds een jaar, benoemt dat hij tot wel 15 sec ademstops heeft. Conclusie: vermoeden slaapapneu. Beleid: Osasense (slaaponderzoek met screenend onderzoek op slaapapneu bij Osasense); ‘na onderzoek retour voor verder plan.
5.7.
Overwegingen
Op 18.01.2022 consulteerde betrokkene de huisarts met de vraag wat er aan de hand kon zijn. Desgevraagd ontkent dat betrokkene al jaren slaapapneu had of dacht te hebben en zich hiervoor schaamde, zoals vermeld in huisartsendossier. Betrokkene zegt mij nu dat er veel
vrachtwagenchauffeurs zijn die een kastje gebruiken, maar het er nooit over hebben. Hij ontkent op 18.01.2022 geklaagd te hebben over concentratiestoornissen. Zijn vriendin zou het wel gehad hebben over ademstops. Er zijn dus een aantal inconsistenties tussen de berichtgeving van de huisarts en de anamnese van verdachte. Gezien de notities in het consult van de huisarts d.d. 18.01.2022 acht ik het onwaarschijnlijk dat er niet
gesproken is over slaapapneu (OSAS). Bij het beleid staat beschreven dat verdachte na onderzoek retour zou komen voor verder plan.
Op basis van de anamnese met concentratieproblemen, nachtelijke apneus van 15 tellen, adipositas, het Osasense slaap onderzoek d.d. 25.01.2022 met nachtelijke pulse oxymetrie en ODI > 60 kan met grote mate van waarschijnlijkheid gesteld worden dat verdachte voor het ongeval al leed aan OSAS. Deze waarschijnlijkheid neemt verder toe na een afwijkende polysomnografie.
Het is zeer waarschijnlijk dat er op basis van het uitgevoerde onderzoek na 8 februari 2022 en op basis van het strafdossier bij verdachte sprake is geweest van ongewenst in slaap vallen achter het stuur van de vrachtwagen.
6.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344 eerste lid, onder 4 Sv, Schouwverslag, opgesteld door S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts van 8 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Cliënt [slachtoffer 2]
Geboren op [geboortedatum 2] -1987
Gezien bevindingen bij schouw en modus van impact is BE op slag dood geweest.
7.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344 eerste lid, onder 4 Sv, Schouwverslag, opgesteld door S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts van 8 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Cliënt [slachtoffer 1]
Geboren op [geboortedatum 3] -1971
Gezien bevindingen bij schouw en modus van impact is BE op slag dood geweest.
8.
Het mutatierapport van 11 februari 2022, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 264 e.v.:
HoofdincidentTitel: Slingerende Vrachtauto
Pleegdatum/tijd: Op maandag 22 november 2021 om 15:13 uur
Plaats voorval: : N36 ter hoogte van hectometerpaal 26.0, Beerze, binnen de gemeente Ommen
Toelichting bij incident
Melding dat er op de N36 een vrachtwagen erg zou slingeren. Zodanig dat de vrachtwagen
volgens melder soms zelfs op de verkeerde weghelft terecht zou komen. Aangezien wij zelf niets hebben geconstateerd bleef er niets van over. [verdachte] wel gezegd er goed op de letten wat hij doet.
Betrokkene: [verdachte] (man), geboren op [geboortedatum 1]
1976 te [geboorteplaats] , nationaliteit Nederlandse,
[adres] , telefoonnummer
[telefoonnummer]
Betrokken: vrachtauto (Tankwagen),
Volvo Fh, kleur onbekend, Nederland, kenteken [kenteken 3]
9.
Het proces-verbaal van bevindingen van 15 februari 2022, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 256 e.v.:
Op woensdag 24 november 2021 waren wij, verbalisanten, in dienst van de politie Noord
Nederland belast met een tactisch opsporingsonderzoek. Wij reden vanuit Assen, via de N33 bij Gieten de N34 op in de richting van Emmen. Ter hoogte van Borger zagen wij in de verte een vrachtwagen met oplegger rijden. Ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat deze vrachtwagen deels op de linker weghelft reed en zeer abrupt weer terug stuurde naar de rechter weghelft. Wij zagen dat het de bestuurder van de vrachtwagen erg instabiel reed. Hiermee
bedoelen wij dat hij niet in een nette rechte lijn reed. Hierna zagen wij op enig moment dat de vrachtwagen in een vrij vloeiende beweging zich naar links bewoog. Wij zagen dat de vrachtwagen met zijn linker banden op en over de middenstreep bewoog en zo met zijn linker banden geheel op de verkeerde weghelft reed. Wij zagen tegemoetkomend verkeer seinen met groot licht. De bestuurder van de vrachtwagen voor ons stuurde de tweede keer
geleidelijk terug naar zijn eigen weghelft. Ondanks dat wij op dat moment erg druk waren met het opsporingsonderzoek konden wij niet anders dan dit voertuig aan de kant te laten zetten daar het gedrag van de bestuurder te gevaarlijk was. Wij waren er oprecht van overtuigd dat het rijgedrag van de bestuurder van de vrachtwagen wel eens een ernstig ongeval zou kunnen veroorzaken. Terwijl wij de meldkamer aan de telefoon hadden zagen wij dat de vrachtwagen nog twee keer net zijn linker wielen volledig over de middenstreep reed en op de verkeerde weghelft kwam. Op parkeerplaats de Blikken, ter hoogte van hectometerpaal 61.3 stond de vrachtwagen omstreeks 16.17 uur stil en konden wij samen met de collega motorrijder in gesprek met de bestuurder.
De bestuurder bleek te zijn:
Naam: [verdachte]
Achternaam: [verdachte]
Het kenteken van de vrachtwagen was [kenteken 3] en het kenteken van de oplegger was [kenteken 4] . Na controle heeft [verdachte] zijn weg weer vervolgd nadat ik, verbalisant [verbalisant] ,
hem meerdere malen heb gewaarschuwd voor zijn rijgedrag en de grote kans op
ongevallen die dit met zich mee kan brengen.
10.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 11 februari 2022, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 148 e.v.:
Op 8 februari 2022, omstreeks 17.15 uur, reed ik als bestuurder van een personenauto
over de N36 vanuit de richting Almelo in de richting Ommen. Voor mij reed een wit bestelbusje en daarvoor een tankwagen. Op een bepaald moment zie ik ook dat de bestuurder van deze tankwagen redelijk snel naar links ging en hierbij de doorgetrokken streep overschreed. Ik zag geen remlichten bij deze tankwagen.
11.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 11 februari 2022, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 142 e.v.:”
Gisteren omstreeks 17.15 uur reed ik als bestuurder van een personenauto over de N36
komende uit de richting Hardenberg en gaande in de richting Almelo. Het was gewoon druk op de weg. Rijdende in de lange flauwe bocht naar rechts zie ik een vrachtwagen vanuit
tegenovergestelde richting naderen. Deze vrachtwagen is de voorste in de rij en zag ineens, gezien zijn rijrichting, naar links gaan. Ook kan ik bijna met zekerheid zeggen dat die vrachtwagen niet vol in de remmen is gegaan