ECLI:NL:RBOVE:2025:2505

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
331673 KG RK 25-186
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter wegens niet toestaan pleitnota in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de verzoeker op 8 april 2025 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. E.C. Rozeboom, rechter bij de Rechtbank Overijssel. De verzoeker was van mening dat de rechter partijdig was omdat hij niet was toegestaan om een pleitnota voor te dragen tijdens de zitting. De wrakingskamer heeft het verzoek op 15 april 2025 in het openbaar behandeld, waarbij de verzoeker aanwezig was, maar mr. Rozeboom niet. De gemachtigden van het college van burgemeester en wethouders van Twenterand, partij in de zaak, hebben ook niet deelgenomen aan de zitting. De verzoeker stelde dat het verbod om de pleitnota voor te dragen, in strijd was met de uitnodiging die hij had ontvangen, waarin stond dat een pleitnota niet noodzakelijk was. De rechter heeft echter toegelicht dat in bestuursrechtelijke procedures pleitnota's niet gebruikelijk zijn en dat de zitting is ingericht om vragen te stellen en beide partijen de gelegenheid te geven hun standpunten te verwoorden. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen concrete feiten of omstandigheden zijn die wijzen op vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer concludeert dat de rechter een grote vrijheid heeft in het bepalen van de gang van zaken tijdens de zitting en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die wijzen op partijdigheid. Het verzoek tot wraking is daarom ongegrond verklaard.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: 331673 KG RK 25-186
Beslissing van 22 april 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker tot wraking.

1.De procedure

1.1.
Op 8 april 2025 heeft verzoeker het verzoek tot wraking gedaan van mr. E.C. Rozeboom, rechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder ZWO 25/963.
1.2.
De mondelinge behandeling van genoemde zaak heeft plaatsgevonden in Zwolle op 8 april 2025 door mr. Rozeboom. Van de behandeling is een proces-verbaal opgemaakt. Na afloop van die behandeling heeft de rechtbank op 8 april 2025 van verzoeker een schriftelijk verzoek tot wraking ontvangen. Dit verzoek is door verzoeker op dezelfde dag schriftelijk aangevuld. Op 14 april 2025 heeft de rechtbank nog een schriftelijke aanvulling op het wrakingsverzoek ontvangen.
1.3.
Mr. Rozeboom heeft niet berust in de wraking. Zij heeft schriftelijk gereageerd.
1.4.
Het wrakingsverzoek van verzoeker is op 15 april 2025 in het openbaar behandeld. Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen. Mr. Rozeboom is niet verschenen. [naam 1] en [naam 2], gemachtigden van het college van burgemeester en wethouders van Twenterand, partij in de zaak met nummer ZWO 25/963, hebben laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
Ter zitting van 8 april 2025 heeft verzoeker de door hem opgestelde pleitnota niet mogen overleggen en niet mogen voorlezen. Door de rechter is daarbij verwezen naar de brief gedateerd 20 maart 2025 waarin verzoeker is uitgenodigd voor de zitting. Verzoeker heeft deze brief na afloop van de zitting nogmaals gelezen en hierin staat: “Een pleitnota is daarom niet noodzakelijk”. Tijdens de behandeling op 8 april 2025 heeft mr. Rozeboom verzoeker echter verboden de pleitnota voor te dragen. Voor dat verbod bood de tekst van de uitnodiging geen grondslag, aldus verzoeker. Door deze gang zaken heeft verzoeker een onwaarheid in het verweerschrift van het college niet aanvullend aan de orde kunnen stellen en is het college processueel bevoordeeld. Aldus is de rechter niet voldoende onafhankelijk en te zeer gemeentelijk vooringenomen.

3.Het standpunt van mr. Rozeboom

3.1.
De rechter heeft niet in de wraking berust en schriftelijk op het wrakingsverzoek gereageerd. Zij erkent dat zij de heer [verzoeker] niet heeft toegestaan om zijn pleitnota voor te dragen. Ter zitting is toegelicht dat het in bestuursrecht niet de bedoeling is om met pleitnota’s te werken omdat de rechter begint met het stellen van vragen. Ook is uitgelegd dat wanneer de vragen van de rechter zijn besproken, beide partijen de gelegenheid krijgen het woord te voeren. Ter zitting zijn beide partijen in de gelegenheid gesteld te reageren op de vragen van de rechter en hebben zij ruimte gekregen voor hun laatste woord. Beide partijen zijn gelijk behandeld.

4.De beoordeling

4.1.
De wrakingskamer moet de vraag beantwoorden of de rechter partijdig is of dat zij die indruk bij verzoeker heeft gewekt. Die indruk gaat niet alleen maar over het persoonlijke gevoel van verzoeker, maar moet ‘geobjectiveerd’ zijn. Dat wil zeggen dat een willekeurige andere persoon in de plaats van verzoeker op grond van bepaalde feiten en omstandigheden óók moet hebben gedacht dat de rechter partijdig is. Het uitgangspunt is dat de rechter vanwege haar aanstelling als rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dat kan anders zijn als sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid, waaruit kan worden afgeleid dat zij vooringenomen is.
4.2.
De klacht van verzoeker is gericht tegen de beslissing van mr. Rozenboom om verzoeker niet toe te staan een pleitnota voor te dragen. Uit het proces-verbaal van de zitting van 8 april 2025 blijkt dat mr. Rozenboom aan verzoeker de gang van zaken tijdens de zitting heeft uitgelegd. Hierbij heeft zij kenbaar gemaakt dat er geen pleitnota’s worden gebruikt. De heeft vragen gesteld aan verzoeker en verweerder en daarna zijn beide partijen in de gelegenheid gesteld het woord te voeren.
4.3.
De wrakingskamer heeft op basis van de stukken en de toelichting van verzoeker tijdens de mondelinge behandeling van zijn wrakingsverzoek op 15 april 2025 geen concrete feiten of omstandigheden vastgesteld waaruit de vooringenomenheid van mr. E.C. Rozenboom is af te leiden of dat de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond. Uit het feit dat mr. E.C. Rozenboom het verzoeker niet heeft toegestaan een pleitnota voor te dragen, kan de wrakingskamer dit niet afleiden. De rechter heeft een grote vrijheid bij het bepalen van de gang van zaken tijdens de zitting. Alleen als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren van partijdigheid van de rechter, is sprake van een grond voor wraking.
4.4
Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoeker verklaard dat hij weliswaar ter zitting heeft kunnen reageren op een pertinente onwaarheid in het gemeentelijk verweerschrift, maar zonder nadere onderbouwing. Die nadere onderbouwing was nu juist opgenomen in zijn pleitnota. De wrakingskamer is van oordeel dat verzoeker de nadere onderbouwing aan het eind van de zitting naar voren had kunnen brengen toen dat hij het woord kreeg. Dat verzoeker dat niet heeft gedaan omdat hij het gevoel had dat de rechter hem zou hebben onderbroken en dit zou hebben belet, is geen concreet feit of concrete omstandigheid waaruit de vooringenomenheid van mr. Rozenboom is af te leiden. Ook volgt hieruit niet dat de objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid bestond. Daarom moet het verzoek worden afgewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer verklaart het verzoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door de mr. U. van Houten, voorzitter, mr. H. Stam en mr. B.C. van Haren, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2025.
de griffier, de voorzitter
is niet in staat deze
beslissing mede te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.