In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 16 april 2025 uitspraak gedaan in een incident tussen de rechtspersoon naar buitenlands recht, Protector Forsikring SA, en [partij B]. De eiser, Protector, heeft verzocht om een drietal voorlopige deskundigenberichten te gelasten en een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft het verzoek van [partij B] afgewezen, omdat er onvoldoende aanleiding was voor het gelasten van de deskundigenonderzoeken. De rechtbank oordeelde dat er al meerdere procedures tussen partijen hebben plaatsgevonden en dat de huidige stand van zaken niet voldoende duidelijkheid biedt over de geschilpunten. De rechtbank benadrukte dat het aan [partij B] is om aannemelijk te maken dat hij schade heeft geleden als gevolg van het ongeval op 4 juni 2005. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat [partij B] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering tot voorlopige voorziening, omdat deze niet samenhangt met de hoofdvordering. De kosten van de incidenten zijn voor rekening van [partij B]. De zaak zal op 28 mei 2025 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.