ECLI:NL:RBOVE:2025:2441

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
11567799 \ CV EXPL 25-692
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming na brandstichting door huurder

In deze zaak vordert de eiser, een commanditaire vennootschap, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning door de gedaagde, die de voordeur van zijn buurvrouw in brand heeft gestoken. De gedaagde erkent de brandstichting, maar stelt dat hij in een psychose verkeerde door overlast van de buurvrouw. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde tekort is geschoten in zijn verplichtingen als huurder, wat leidt tot de ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter wijst de vorderingen van de eiser grotendeels toe, ondanks de verzachtende omstandigheden die de gedaagde aanvoert. De kantonrechter benadrukt dat het aansteken van de voordeur niet kan worden gerechtvaardigd en dat de veiligheid van andere huurders voorop staat. De ontruiming wordt vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis, en de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11567799 \ CV EXPL 25-692
Vonnis van 15 april 2025
in de zaak van
de commanditaire vennootschap
[eiser] C.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. A.P. Maes,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. M. Mulderij-Anker.

1.De zaak in het kort

1.1.
[gedaagde] huurt een woning van [eiser]. [eiser] wil dat kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt en dat [gedaagde] de woning ontruimt omdat [gedaagde] de voordeur van zijn buurvrouw heeft aangestoken. [gedaagde] erkent dat hij dat heeft gedaan, maar voert aan dat de buurvrouw overlast veroorzaakte, waardoor hij in een psychose is beland. Hij stelt dat hij altijd een goede huurder is geweest en ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde niet gerechtvaardigd is. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] grotendeels toe en legt hierna uit waarom.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met provisionele vordering en producties van 13 februari 2025;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de aanvullende producties 7-10 van [eiser];
  • de mondelinge behandeling van 25 maart 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt die in het dossier worden bewaard;
  • het door [gedaagde] overgelegde politiedossier;
  • de akte van [eiser] van 27 maart 2025.
2.2.
Ten slotte is bepaald dat de kantonrechter vandaag uitspraak zal doen.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is eigenaar van de portiekwoning aan de [adres] (hierna: ‘het gehuurde’). Het gehuurde is gelegen op de tweede verdieping van een appartementencomplex. In het appartementencomplex bevinden zich nog vijf andere woningen.
3.2.
Sinds 1 oktober 2015 verhuurt [eiser] het gehuurde aan [gedaagde].
3.3.
Op 6 januari 2025 heeft [gedaagde] een brandbare vloeistof tegen de voordeur van zijn buurvrouw gespoten en de vloeistof met een aansteker aangestoken. De voordeur heeft vlam gevat. Op dezelfde dag heeft de buurvrouw aangifte gedaan van brandstichting en is [gedaagde] door de politie aangehouden op verdenking van (poging tot) brandstichting. [gedaagde] is drie dagen in verzekering gesteld en daarna vrijwillig bij Dimence verbleven.
3.4.
Sinds 31 januari 2025 woont [gedaagde] weer in het gehuurde. De buurvrouw is inmiddels verhuisd.

4.Het geschil

Wat vordert [eiser] en waarom?
in het incident
4.1.
[eiser] heeft een provisionele vordering ingesteld waarmee zij de kantonrechter vraagt [gedaagde] te veroordelen het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. [eiser] vordert daarbij ook dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten in het incident.
4.2.
Ter onderbouwing van haar vordering in het incident stelt [eiser] dat zij vanwege de onvoorspelbare houding van [gedaagde] en haar plichten tegenover de andere huurders, niet langer het risico kan lopen dat [gedaagde] verdere schade aan hen of haar eigendom toebrengt.
in de hoofdzaak
4.3.
In de hoofdzaak vordert [eiser] ontbinding van de huurovereenkomst en, voor zover dit niet al bij provisionele voorziening is toegewezen, ontruiming van het gehuurde binnen drie dagen na betekening van het vonnis. [eiser] vordert ook, voor het geval dat [gedaagde] in gebreke blijft met de ontruiming, dat zij de ontruiming zelf mag doen uitvoeren door een gerechtsdeurwaarder, zo nodig met behulp van de politie en/of justitie. Verder vordert [eiser] dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten in de hoofdzaak.
4.4.
Aan haar vorderingen in de hoofdzaak legt [eiser] ten grondslag dat [gedaagde] door de brandstichting toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van zijn contractuele verplichtingen van artikel 13.4 en 13.6 van de algemene voorwaarden bij de huurovereenkomst en de wettelijke verplichting om zich als een goed huurder te gedragen.
Wat vindt [gedaagde] daarvan?
4.5.
[gedaagde] erkent dat hij de deur van zijn buurvrouw heeft aangestoken, maar volgens hem rechtvaardigt dat niet de ontruiming van het gehuurde en de ontbinding van de huurovereenkomst. Daarom vraagt hij de kantonrechter de vorderingen van [eiser] af te wijzen en [eiser] te veroordelen tot betaling van de proceskosten. Voor het geval dat de ontruiming wel wordt toegewezen, verzoekt [gedaagde] de kantonrechter hem daarvoor een langere termijn te geven.
4.6.
De kantonrechter gaat hierna, voor zover dat nodig is voor zijn beslissing, verder in op de stellingen van beide partijen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW kan een overeenkomst worden ontbonden als een partij tekortkomt in de nakoming van zijn verbintenissen, tenzij de tekortkoming, op grond van haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding en de gevolgen daarvan niet rechtvaardigt. Bij de beoordeling of ontbinding mogelijk is, moet rekening worden gehouden met alle aangevoerde omstandigheden van het geval. In een huursituatie valt daaronder het woonbelang van de huurder en het belang van de verhuurder. Deze belangen moeten tegen elkaar worden afgewogen.
5.2.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat [gedaagde] brandbare vloeistof op de voordeur van de buurvrouw heeft gespoten en de deur daarmee heeft aangestoken. [eiser] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] daardoor tekortgeschoten is in de nakoming van zijn contractuele en wettelijke verplichting om zich als een goed huurder te gedragen. Zijn handelen was zodanig ernstig en gevaarzettend dat de huur niet langer kan worden voortgezet, aldus [eiser]. De brand had immers ernstige gevolgen kunnen hebben voor de buurvrouw, [gedaagde] zelf en had materiële schade kunnen toebrengen aan het eigendom van [eiser]. Volgens [eiser] weegt haar belang om haar eigendom te beschermen en haar plicht om de overige huurders veilig en rustig huurgenot te verschaffen zwaarder dan het woonbelang van [gedaagde]. [eiser] stelt dat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde daarom gerechtvaardigd is.
5.3.
[gedaagde] stelt dat het een eenmalig incident betrof. Hij voert aan dat hij al tien jaar een goede huurder is. Hij heeft erop gewezen dat hij zijn huur altijd (tijdig) heeft betaald, het gehuurde netjes en schoon heeft gehouden en nooit overlast heeft veroorzaakt. [gedaagde] heeft aangegeven zelf ook nooit overlast te hebben ervaren door andere bewoners, totdat de buurvrouw er kwam wonen. Hij heeft uitgelegd dat de overlast die zijn buurvrouw veroorzaakte, zijn psychische gezondheid heeft geschaad met als gevolg dat hij – tegen zijn wil – haar voordeur in brand heeft gestoken. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat [eiser], door niets te doen met zijn overlastmeldingen, tekortgeschoten is in haar zorgplicht tegenover hem. Hij heeft verder aangegeven dat hij in de woning wil blijven en de gevolgen van ontruiming en ontbinding voor hem zeer groot zullen zijn. Vanwege zijn werk(tijden) is hij gebonden aan Zwolle en terwijl de buurvrouw inmiddels is verhuisd, zal dat voor [gedaagde] erg lastig zijn. [gedaagde] stelt dat hij net te veel verdient om in aanmerking te komen voor een woning in de sociale huursector en net te weinig om een hogere huur te kunnen betalen of een huis te kunnen kopen. Het gevolg van een ontruiming zou kunnen zijn dat hij terechtkomt bij de daklozenopvang en dat is volgens [gedaagde] geen goede plek voor iemand die psychotisch ontregeld is geweest.
5.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan het aansteken van de voordeur van een buurvrouw niet anders worden gekwalificeerd dan slecht huurdersgedrag. Alhoewel [gedaagde] heeft aangegeven zijn handelen zeer te betreuren en daarvoor zijn excuses heeft gemaakt, heeft hij zich niet als een goed huurder gedragen en dat levert een tekortkoming op in de nakoming van zijn contractuele en wettelijke verplichtingen.
5.5.
De tekortkoming van [gedaagde] rechtvaardigt naar het oordeel van de kantonrechter ook ontruiming van het gehuurde en ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter realiseert zich dat dit ingrijpende gevolgen zal hebben voor [gedaagde]. Tegelijkertijd is het een feit van algemene bekendheid dat vuur onvoorspelbaar is en zich snel kan verspreiden, met het risico op ernstige gevolgen. Met het aansteken van de voordeur heeft hij gevaar veroorzaakt voor zichzelf en medebewoners van het complex. [gedaagde] heeft toegelicht dat hij blij is dat niemand gewond is geraakt en de schade beperkt is gebleven. Volgens hem heeft de voordeur heel kort vlam gevat en heeft hij gezien dat de vlam weer is uitgegaan, maar uit het politierapport volgt dat het vuur langer heeft gebrand en het ook heel anders had kunnen aflopen. In het proces-verbaal van het tweede forensisch brandonderzoek staat onder meer het volgende:

SAMENVATTING
Er waren meerdere sporen van inbranding te zien op verschillende plaatsen op de voordeur van aangever.
Er was naast inbranding op de eerder in beslaggenomen voordeurmat, ook een inbrandingspatroon te zien in het tapijt voor de voordeur, op de plaats waar de mat had gelegen.
CONCLUSIE/RESUME BRAND TECHNISCH SPORENONDERZOEK
Gelet op […], kon worden vastgesteld dat er op twee verschillende plaatsen brandhaarden waren ontstaan, c.q. op die plaatsen open vuur is gebracht of achtergelaten, te weten op de mat voor de voordeur en op de voordeur zelf. Het vuur was door de vloermat heen gebrand op het tapijt.
[…]
LEVENSGEVAAR TE DUCHTEN VOOR PERSONEN
[…]
Uit het sporenbeeld is gebleken dat de brandende vloeistof ook in de kier tussen de voordeur en het deurkozijn terecht is gekomen.
Verdachte heeft verklaard dat hij dit gedaan heeft omstreeks 06.00 uur, toen het nog donker was en er meerdere personen in het pand aanwezig waren.
Ofschoon de brand voor de voordeur uitgegaan was, verdachte verklaarde hierover dat de vlam omhoog schoot en ook meteen weer weg was, kon verdachte niet weten of er geen vuur was achtergebleven achter de voordeur van de woning van het slachtoffer.
Uit het brandbeeld op de vloermat en de inbranding op de voordeur blijkt echter dat het vuur langer heeft gebrand dan verdachte zegt.
Indien de brand niet was uitgegaan, zou er op die plaats in zeer korte tijd een grote rookontwikkeling zijn ontstaan die onomkeerbaar zou zijn geweest.
Verdachte heeft opzettelijke alle in het pand aanwezige bewoners in gevaar gebracht. […]
5.6.
Bij de politie heeft [gedaagde] onder meer verklaard:
“[…]
V: Was de buurvrouw thuis op het moment dat jij de vloeistof in brand stak?
A: Volgens mij wel.
V: Hoe wist je dat de buurvrouw thuis was?
A: Omdat ik geschreeuw hoorde. Het was mijn reactie op geschreeuw. Dit was ongeveer 10 minuten voor ik het aanstak.
Hoewel de buurvrouw niet thuis was op het moment van de brandstichting, blijkt uit de verklaring van [gedaagde] dat hij aannam dat zij wel thuis was. [gedaagde] heeft dus op de koop toegenomen dat de buurvrouw zich in de woning bevond waarvan hij de toegangsdeur in brand heeft gezet, daargelaten dat de vlammen gelukkig na korte tijd vanzelf zijn gedoofd. Je moet er niet aan denken wat er kon zijn gebeurd als de vlammen wel om zich heen hadden gegrepen en de buurvrouw in de woning (gelegen op de tweede etage) door rook en vuur was ingesloten.
5.7.
De stelling van [gedaagde] dat hij overlast van zijn buurvrouw heeft ervaren – waardoor hij in een psychose is geraakt die heeft geleid tot het aansteken van de voordeur – en [eiser] in dat kader tekortgeschoten is, is niet komen vast te staan. [gedaagde] heeft ter onderbouwing van zijn standpunt WhatsApp-berichten van twee andere bewoners en e-mails tussen hemzelf en Huis van Verhuur met betrekking tot zijn overlastmeldingen overgelegd. Daartegenover staat het door [eiser] overgelegde WhatsApp-verkeer tussen [gedaagde] en de begeleider van de buurvrouw waarin te lezen is dat de begeleider naar aanleiding van de overlastmeldingen van [gedaagde] verschillende keren (en tijdstippen) ter plekke op bezoek is geweest om de overlast waar te nemen, maar niets constateert of aangeeft dat de overlastmeldingen worden gemaakt terwijl de buurvrouw niet thuis is. Maar ook als de buurvrouw overlast zou hebben veroorzaakt, neemt dit de ernst van de tekortkoming niet weg en is de overlast geen rechtvaardiging om te handelen zoals [gedaagde] heeft gedaan. De psychische gesteldheid van [gedaagde] maakt dit niet anders en kan [eiser] niet worden tegengeworpen.
5.8.
De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] een groot belang heeft bij het behouden van de woning, maar [eiser] heeft de verplichting als verhuurder om (ook) het woongenot en de veiligheid van de andere huurders te waarborgen. Van [eiser] kan daarom niet worden gevraagd de huurovereenkomst met [gedaagde] nog langer te laten voortduren. Gelet op de ernst van de tekortkoming en het gevaarzettend karakter ervan, valt de belangenafweging uit in het voordeel van [eiser]. De ontbinding van de huurovereenkomst zal dan ook per vandaag worden uitgesproken. De termijn van ontruiming zal op 14 dagen worden gesteld.
5.9.
Anders dan [eiser] vordert, zal de kantonrechter haar niet machtigen om de ontruiming zelf te doen uitvoeren met de hulp van een deurwaarder en zo nodig met de hulp van politie en/of justitie. Artikel 556 lid 1 Rv schrijft voor dat een gedwongen ontruiming door een deurwaarder wordt uitgevoerd. Het zou in strijd zijn met deze regel als de kantonrechter [eiser] zou machtigen om de ontruiming zelf te doen uitvoeren. Verder heeft een deurwaarder geen machtiging nodig om de hulp van de politie en/of justitie in te roepen. Die bevoegdheid ontleent een deurwaarder al rechtstreeks aan artikel 556, 557 en 444 Rv. De gevorderde machtiging zal dan ook worden afgewezen.
Proceskosten
5.10.
[gedaagde] krijgt in deze hoofdprocedure ongelijk. Daarom moet hij de proceskosten van [eiser] betalen die zien op dit deel van de procedure. De proceskosten zijn de kosten die [eiser] heeft gemaakt om de hoofdprocedure te voeren. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. Dit zijn de kosten die [eiser] maakt om [gedaagde] ertoe te brengen aan het vonnis te voldoen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
120,21
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(1/2 punt × € 238,00)
Totaal
765,21
5.11.
Met betrekking tot de nakosten oordeelt de kantonrechter dat als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis vervolgens wordt betekend, [gedaagde] ook de kosten van de betekening moet betalen.
De uitvoerbaarheid bij voorraad wordt toegewezen
5.12.
De toegewezen vorderingen zullen, zoals door [eiser] gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Dit betekent dat dit vonnis meteen kan worden uitgevoerd, ook als hoger beroep wordt ingesteld.
De provisionele vordering
5.13.
Een voorlopige voorziening zoals [eiser] bij provisionele vordering heeft ingesteld, kan op grond van artikel 223 Rv alleen worden getroffen voor de duur van de procedure. Omdat met dit vonnis al wordt beslist in de hoofdzaak en daarin de vorderingen van [eiser] tot ontbinding en ontruiming zullen worden toegewezen onder uitvoerbaarverklaring bij voorraad, is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] geen belang meer heeft bij haar provisionele vordering. Daarom zal de door [eiser] gevorderde voorlopige voorziening worden afgewezen.
5.14.
[eiser] krijgt in het incident ongelijk. Daarom moet zij de proceskosten van [gedaagde] betalen die zien op dit deel van de procedure. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op € 204,00 (1 punt × € 204,00).

6.De beslissing

De kantonrechter
in het incident
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot vandaag begroot op € 204,00.
in de hoofdzaak
6.3.
ontbindt per vandaag de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde gelegen aan de [adres];
6.4.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres], inclusief het gebruik van de gemeenschappelijke ruimten, geheel te ontruimen en te verlaten en de sleutels ter beschikking van [eiser] te stellen;
6.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 765,21, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, en vermeerderd met de kosten van betekening van dit vonnis als [gedaagde] niet binnen deze termijn aan de proceskostenveroordeling voldoet en dit vonnis daarna is betekend;
6.6.
verklaart dit vonnis, met uitzondering van 6.1., uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. de Haan en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2025.