ECLI:NL:RBOVE:2025:2438

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
11268105 \ CV EXPL 24-3063
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur voor architectonische diensten en geschil over aanpassingen aan ontwerp

In deze zaak heeft eiser, een architect, een ontwerp gemaakt voor de verbouwing van een monumentale boerderij in opdracht van FOR B.V. De kantonrechter oordeelt dat eiser aan zijn verplichtingen heeft voldaan door een principeverzoek bij de gemeente in te dienen. Ondanks dat de gemeente adviseert dat er aanpassingen aan het ontwerp nodig zijn, is er niet afgesproken dat deze aanpassingen door eiser uitgevoerd moesten worden. FOR B.V. moet zich houden aan de afspraken en de resterende betaling van € 5.139,00 voldoen. De kantonrechter wijst de vordering van eiser toe, inclusief rente en kosten, en stelt FOR B.V. in het ongelijk. De procedure omvat correspondentie tussen partijen over de betaling van de factuur en de uitvoering van de aanpassingen, waarbij FOR B.V. aanvoert dat het ontwerp incompleet is, maar dit wordt door de kantonrechter verworpen.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11268105 \ CV EXPL 24-3063
Vonnis van 15 april 2025
in de zaak van
[eiser] H.O.D.N. [bedrijf],
te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. N. Vonk,
tegen
FOR B.V.,
te Meppel,
gedaagde partij,
hierna te noemen: FOR,
procederend in persoon.

1.Korte samenvatting van de zaak

In deze zaak heeft [eiser] een ontwerp gemaakt voor de verbouwing van een monumentale boerderij van FOR. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] aan zijn opdracht heeft voldaan met het indienen van een principeverzoek bij de gemeente. Dat er vervolgens een advies van de gemeente is gekomen waarin staat dat er nog aanpassingen nodig zijn aan het ontwerp, maakt dat niet anders. Er is namelijk niet afgesproken dat het doorvoeren van de aanpassingen onderdeel was van de verplichtingen van [eiser]. Daarom moet FOR zich nu ook aan haar deel van de afspraken houden.

2.De feiten

2.1.
FOR is een BV die zich onder meer bezighoudt met de ontwikkeling en realisatie van (nieuw)bouwprojecten. FOR is eigenaar van een monumentale boerderij aan de [adres] (hierna: de boerderij). FOR wil de boerderij transformeren naar drie woningen. Daarvoor is een vergunning van de gemeente Meppel (hierna: de gemeente) vereist. Voorafgaand aan de daadwerkelijke vergunningaanvraag kan een principeverzoek worden ingediend om een voorlopig advies van de gemeente te krijgen over de kans van slagen van de vergunningaanvraag.
2.2.
[eiser] is een architect die zich onder meer bezighoudt met het maken van ontwerpen voor de transformatie van onroerend goed. FOR heeft [eiser] benaderd om een ontwerp voor de verbouwing van de boerderij te maken en in te dienen bij de gemeente.
2.3.
Partijen zijn op 12 januari 2024 overeengekomen dat [eiser] tegen betaling van € 7.139,00 werkzaamheden zal verrichten in opdracht van FOR. Partijen hebben overeenstemming bereikt over de werkzaamheden en kosten zoals vermeld in de offerte van [eiser] van 9 januari 2024. In die offerte staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“Hierbij de offerte voor het maken van de documentatie voor het principeverzoek (ook wel adviesaanvraag, conceptaanvraag of vooroverleg omgevingsvergunning genoemd) (…).
Adviesaanvraag:
  • Intekenen bestaande situatie (op basis van reeds gemaakte tekeningen)
  • Maken van vergunningsdocumentatie
(…)
  • Indienen van het principeverzoek
  • Overleg met de gemeente
(…)
Eventuele verzoeken voor aanvullende informatie door de gemeente vallen buiten de offerte.
(…)
Facturering 30% bij aanvang werkzaamheden en 70% bij indienen principeverzoek.”
2.4.
Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden DNR2011 (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing. Deze algemene voorwaarden houden, voor zover van belang, het volgende in:
“Artikel 56 Betaling van advieskosten
1 De opdrachtgever betaalt de advieskosten op declaratie van de adviseur. Opdrachtgever en adviseur komen bij de opdracht een betalingsschema in termijnen overeen. De adviseur declareert de advieskosten volgens het overeengekomen betalingsschema of, bij gebreke daarvan, in maandelijkse termijnen naar rato van de voortgang van de werkzaamheden.
(…)
4 De opdrachtgever betaalt het gedeclareerde bedrag, voor zover niet anders is overeengekomen, binnen 30 dagen na de datum van de betreffende declaratie.”
2.5.
[eiser] heeft de documentatie voor het principeverzoek opgesteld en op 22 februari 2024 gedeeld met FOR. Met instemming van beide partijen is het principeverzoek vervolgens door FOR ingediend bij de gemeente.
2.6.
Op 22 februari 2024 heeft [eiser] een factuur gestuurd voor de verrichte werkzaamheden met een betalingstermijn van 30 dagen.
2.7.
De gemeente heeft het principeverzoek in behandeling genomen en geadviseerd dat er nog enkele aanpassingen aan het ontwerp worden gemaakt.
2.8.
In de periode van 7 maart 2024 tot 22 mei 2024 is er tussen partijen via WhatsApp gecorrespondeerd over (het uitblijven van) de betaling van de factuur. Deze gesprekken houden, voor zover van belang, het volgende in:
Op 19 april 2024 schrijft FOR aan [eiser]:
“Ook ga ik er van uit dat je de benodigde wijzigingen aan het ontwerp nog uitvoeren voor het verlenen van principemedewerking van de gemeente. Deze is er namelijk nog niet. Ik begrijp dat geschreeuw over geld niet als ik nog geen vergunning heb.”
Daarop reageert [eiser] op 19 april 2024:
“Ik heb de factuur gestuurd conform de offerte. (…) Uit coulantie wil ik het ontwerp gerust nog zonder meerkosten aanpassen op basis van de feedback van de gemeente, mits je eerst de factuur betaalt.”
Op 6 mei 2024 schrijft [eiser] aan FOR, nadat FOR het advies van de gemeente met [eiser] heeft gedeeld:
“Als jij ervoor zorgt dat ik deze week het volledige bedrag op mijn rekening heb, wil ik je nog wel helpen om de kleine aanpassingen te maken zonder extra kosten (ook al valt dat buiten de offerte).”
Op 12 mei 2025 schrijft FOR aan [eiser]:
“Ik kan je vandaag € 2.000,00 overmaken. Rest dan zsm. Ik wil je nog wel vragen de wijzigingen door te voeren en eventueel voor de eindklanten het ontwerp uit te voeren. Dit kan dan op voorschotbasis.”
Op 14 mei 2025 schrijft [eiser] aan FOR:
“(…) Ik heb vorige week gezegd dat als ik het volledige bedrag die week niet zou ontvangen ik niet meer voor je wil werken in de toekomst. Het volledige bedrag is 7139 euro, ik heb tot nu toe slechts 2000 euro ontvangen. Omdat je een deel hebt overmaakt zal ik nogmaals coulantie tonen: Als je deze week nogmaals 2000 euro overmaakt, en de week het resterende bedrag van 3139 euro, zal ik onze samenwerking niet beeindigen. (…) * de week erna het resterende bedrag van 3139”
Op 17 mei 2025 schrijft FOR aan [eiser]:
“Ik doe echt m’n uiterste best om alles zsm te betalen. Als je niet verder wil met het ontwerp dan is het ontwerp waardeloos voor mij en moet ik een nieuw ontwerp laten maken. Ik wil je gewoon netjes alles betalen en vooraf betalen voor de uren die je erin stopt. Nu die 3k betalen en dan volgende week nog een keer gaat sowieso niet lukken.”
2.9.
Op 13 mei 2025 heeft FOR € 2.000,00 overgemaakt aan [eiser].

3.De procedure

Welke stukken zijn ingediend door de partijen?
3.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding en een akte overlegging producties (nr. 1 t/m 15d);
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek met producties (nr. 16 t/m 19).
3.2.
FOR heeft hierna, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd.
3.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
4. Het geschil
Wat wil [eiser]?
4.1.
[eiser] vordert – samengevat – veroordeling van FOR tot betaling van € 5.139,00, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [eiser] heeft de opdracht conform de overeenkomst uitgevoerd en afgerond. Op FOR rust een betalingsverplichting op grond van de overeenkomst en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden.
4.3.
FOR voert verweer. FOR concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser].
4.4.
FOR voert het volgende aan. FOR vindt dat zij de gevorderde kosten niet hoeft te betalen, omdat [eiser] een incompleet ontwerp heeft aangeleverd. Zonder de aanpassingen en/of de volledige CAD bestanden is het ontwerp van [eiser] onbruikbaar en dan betaalt FOR voor een ontwerp waar zij niets mee kan. Bovendien heeft FOR hierdoor een andere architect moeten inschakelen en inmiddels meer directe en indirecte kosten moeten maken dan [eiser] in deze procedure vordert.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Nakoming van de betalingsverplichting
5.1.
[eiser] vordert nakoming van de betalingsverplichting die op FOR rust. Volgens [eiser] is deze betalingsverplichting ontstaan, omdat hij de opdracht conform de overeenkomst heeft uitgevoerd en afgerond. Hij onderbouwt dat door te wijzen op de offerte, waarin staat dat FOR opdracht heeft gegeven voor het maken van de documentatie voor het principeverzoek. De stukken die [eiser] heeft opgesteld waren voldoende om een voorlopig advies te geven, want de documentatie is door de gemeente in behandeling genomen en inhoudelijk beoordeeld. [eiser] heeft daarvoor een factuur verzonden aan FOR en volgens de overeenkomst en de algemene voorwaarden moet FOR daarom betalen.
5.2.
FOR heeft niet betwist dat er een betalingsverplichting ontstaat zodra [eiser] de opdracht conform de overeenkomst heeft uitgevoerd en afgerond. Ook heeft FOR niet betwist dat [eiser] de documentatie voor het principeverzoek heeft opgesteld en dat deze documentatie door de gemeente in behandeling is genomen. Dit staat dus vast. Maar FOR betwist dat [eiser] daarmee aan zijn verplichtingen onder de overeenkomst heeft voldaan, omdat er nog aanpassingen nodig waren en deze niet door [eiser] zijn doorgevoerd.
5.3.
Partijen zijn het dus niet eens over de afspraken waarvan [eiser] in deze procedure nakoming vordert. Bij de vraag wat partijen precies zijn overeengekomen kijkt de kantonrechter niet alleen naar wat er op papier staat, maar ook naar de overige omstandigheden. Op basis daarvan beoordeelt de kantonrechter welke zin partijen redelijkerwijs aan de schriftelijke bepalingen mochten toekennen en wat partijen redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.4.
De kantonrechter begrijpt dat FOR vindt dat zij een incompleet ontwerp heeft gekregen en daarom daarvoor niet hoeft te betalen. Dit verweer gaat niet op. Volgens FOR waren partijen overeengekomen dat [eiser] een ontwerp zou maken voor de herontwikkeling van de boerderij en FOR verwachtte daarom dat [eiser] ook de aanpassingen zou doorvoeren. Maar de kantonrechter overweegt dat in de offerte expliciet is benoemd dat verzoeken voor aanvullende informatie door de gemeente buiten de offerte vallen. Dit is door FOR ook niet betwist, zodat dit vast komt te staan. Van FOR – die zich professioneel bezighoudt met (nieuw)bouwprojecten – kan worden verwacht dat zij begrijpt dat het indienen van een principeverzoek alleen ziet op het verkrijgen van een (niet bindend) advies van de gemeente en dat het verkrijgen van de daadwerkelijke vergunning daar niet onder valt. Dit geldt temeer nu nog extra is benoemd dat verzoeken voor aanvullende informatie van de gemeente buiten de offerte vallen. In het licht van deze omstandigheden kon FOR aan de gemaakte schriftelijke afspraken redelijkerwijs niet de betekenis toekennen dat [eiser] op basis van de offerte ook de (eventuele) aanpassingen zou doorvoeren. Dat het ontwerp zonder de aanpassingen onbruikbaar of incompleet zou zijn, is door [eiser] bovendien gemotiveerd betwist: dat er nog enkele aanpassingen moeten worden gedaan is niet ongebruikelijk en de – door de gemeente helder opgesomde – aanpassingen kunnen eenvoudig door een andere architect worden verricht. Daarvoor is volgens [eiser] voldoende dat de bestanden in een pdf-format worden gedeeld. Bovendien heeft [eiser] in dit geval ook de volledige DWG-bestanden met FOR gedeeld. Ook dit alles is door FOR niet meer weersproken, zodat dit vast komt te staan.
5.5.
Ook komt niet vast te staan dat [eiser] zich op een later moment alsnog heeft verplicht tot het doorvoeren van de aanpassingen. FOR heeft dit weliswaar via WhatsApp meermaals verzocht, maar [eiser] stelt dat hij alleen heeft aangeboden om de aanpassingen alsnog kosteloos door te voeren als het oorspronkelijke bedrag zou worden betaald. [eiser] stelt hij nooit akkoord is gegaan met enige aanvullende opdracht om de wijzigingen door te voeren. FOR beroept zich er ook op dat hij € 2.000,00 heeft betaald, maar volgens [eiser] zag die betaling op de gedeeltelijke aflossing van de factuur van 22 februari 2024 en niet op het doorvoeren van de nodige aanpassingen aan het ontwerp. Dit alles is door FOR niet weersproken, zodat dit vast komt te staan.
5.6.
Dat betekent dat [eiser] aan zijn verplichtingen onder de overeenkomst heeft voldaan. Omdat partijen hebben afgesproken dat FOR daarvoor € 7.139,00 zal betalen en hij slechts € 2.000,00 heeft betaald, kan [eiser] nakoming vorderen van de overige € 5.139,00.
5.7.
Ook het verweer dat FOR een andere architect heeft moeten inschakelen en inmiddels meer directe en indirecte kosten moeten maken dan [eiser] in deze procedure vordert, kan niet slagen. De kantonrechter begrijpt het verweer zo dat FOR een beroep doet op verrekening van deze kosten met de vordering van [eiser]. Dit beroep slaagt niet, omdat FOR niet (voldoende) heeft gesteld dat zij een prestatie te vorderen heeft van [eiser]. De kosten die FOR stelt te hebben gemaakt voor een andere architect zijn niet onderbouwd en kunnen bovendien niet op [eiser] worden verhaald, omdat – zoals hiervoor is overwogen – [eiser] aan zijn verplichtingen onder de overeenkomst heeft voldaan en er geen sprake is van een tekortkoming.
5.8.
Dat betekent dat de kantonrechter de vordering zal toewijzen en FOR zal veroordelen om de overige € 5.139,00 aan [eiser] te voldoen.
De bijkomende kosten
5.9.
[eiser] vordert FOR te veroordelen tot betaling van de contractuele rente over de hoofdsom vanaf 23 april 2024. Deze contractuele rente bestaat uit de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) verhoogd met 3%. Deze vordering is niet weersproken en zal worden toegewezen.
5.10.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 631,95 toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5.11.
[eiser] vordert FOR te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden vastgesteld op € 394,56 voor kosten deurwaardersexploten, € 320,00 voor griffierecht en € 339,00 voor salaris gemachtigde (1,0 punt(en) × € 339,00), totaal € 1.053,56. De gevorderde wettelijke rente over de beslagkosten is toewijsbaar vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
5.12.
FOR is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
0,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
952,42
5.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt FOR om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 5.139,00, te vermeerderen met de contractuele rente (te weten: wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW verhoogd met 3%) over het toegewezen bedrag, met ingang van 23 april 2024, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt FOR om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 631,95 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf 31 juli 2024 tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt FOR in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 1.053,56, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.4.
veroordeelt FOR in de proceskosten van € 952,42, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening als FOR niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.5.
veroordeelt FOR tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2025.