ECLI:NL:RBOVE:2025:2436

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
11338822 \ CV EXPL 24-3585
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over erfgrens tussen buren met betrekking tot hedera en kersenboom

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee buren over de erfgrens en de gevolgen van beplanting. Partij A vordert in conventie het verwijderen of snoeien van een hedera en een kersenboom die te dicht op de erfgrens staan, evenals schadevergoeding voor de schade die de hedera heeft veroorzaakt aan hun gevel. Partij B vordert in reconventie schadevergoeding voor het verwijderen van de hedera in hun tuin. De kantonrechter heeft op 15 april 2025 een tussenvonnis gewezen. De vordering van partij A tot verwijdering van de hedera is afgewezen, maar partij B is wel veroordeeld tot het teruggesnoeid houden van de hedera. De vordering van partij B tot schadevergoeding is eveneens afgewezen. Beide partijen zijn in de gelegenheid gesteld om nadere toelichting te geven op hun vorderingen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en partijen zijn aangemoedigd om een minnelijke regeling te overwegen.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11338822 \ CV EXPL 24-3585
Vonnis van 15 april 2025
in de zaak van

1.[partij A 1],

te [woonplaats 1],
2.
[partij A 2],
te [woonplaats 2],
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [partij A],
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
tegen

1.[partij B 1],

te [woonplaats 3],
2.
[partij B 2],
te [woonplaats 4],
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [partij B],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 20,
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties 1 tot en met 8,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- de aanvullende productie 21 van [partij A],
- de mondelinge behandeling van 13 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de spreekaantekeningen van mr. B. van den Berg namens [partij A]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Deze zaak gaat om een geschil rondom de erfgrens tussen twee buren. In conventie vorderen [partij A] het verwijderen dan wel het snoeien van de hedera en de kersenboom. Ook vorderen [partij A] de vergoeding van schade veroorzaakt door de hedera. In reconventie vorderen [partij B] vergoeding van schade ontstaan door het verwijderen van de hedera in hun tuin.
2.2.
De kantonrechter zal een tussenvonnis wijzen, waarin de vordering van [partij A] in conventie tot het verwijderen van de hedera wordt afgewezen. [partij B] worden wel veroordeeld tot het teruggesnoeid houden van de hedera. Ook wordt de vordering van [partij B] tot het betalen van schade in reconventie afgewezen. Verder moeten partijen een nadere toelichting geven op de andere twee vorderingen in conventie: [partij A] over de omvang van de schade door de hedera en [partij B] over hun beroep op verjaring van de vordering van [partij A] tot het verwijderen van de kersenboom. Partijen worden in de gelegenheid gesteld om zich bij akte hierover uit te laten. Dit wordt hierna toegelicht.

3.De feiten

3.1.
Sinds 8 juli 2003 zijn [partij A] eigenaar van de woning aan de [adres 1]. Sinds 2 mei 2005 zijn [partij B] eigenaar van de naastgelegen woning op [adres 2]. [partij B] verhuren deze woning.
3.2.
Bij brief van 12 oktober 2023 hebben [partij A] [partij B] verzocht om hun hedera (de klimop) en de kersenboom in hun achtertuin nabij de erfgrens met [partij A] te verwijderen:
‘‘In jouw tuin ([adres 2]) staat een grote kersenboom die te dicht op de erfgrens staat. Tevens bedekt de klimop vanuit de tuin, mijn muur, gevel en ondertussen ook een gedeelte van het dak waar mijn zonnepanelen zich bevinden.
Ik wil je hierbij, nu officieel na eerdere verzoeken, vragen deze boom, overige begroeiing met de potentie hetzelfde te veroorzaken binnen deze erfgrens, volgens wetgeving samen met de overlast gevende klimop direct en volledig met wortel en al te verwijderen.’’
3.3.
Vanaf 5 december 2023 hebben de gemachtigde van [partij A] en [partij B] schriftelijk gecommuniceerd met elkaar met als insteek het verwijderen dan wel het snoeien van de hedera en de kersenboom.
3.4.
Op 22 maart 2024 heeft de gemachtigde van [partij A] telefonisch overleg gehad met [partij B] De gemachtigde van [partij A] heeft de inhoud van het telefoongesprek op dezelfde dag schriftelijk bevestigd aan [partij B] hebben vervolgens de e-mail van de gemachtigde van [partij A] aangevuld bij e-mail van 24 maart 2024 en als volgt gereageerd:
‘‘Dank voor uw samenvatting. Er is een punt dat hierin ontbreekt. In ons gesprek gaf u aan dat de heer [partij A 1] heeft aangeboden de kosten van een eventuele verwijdering van de boom te willen betalen. Daarop hebben wij aangegeven dit aanbod te accepteren. We hebben aangegeven hiervoor geen gebruik te maken van de reeds bestaande offerte van de heer [partij A 1]. We vragen zelf een offerte op bij een partij van onze keuze. Deze omissie hebben we in vet gecorrigeerd in uw samenvatting. Daarnaast hebben we de aanhef aangepast.
Geachte heer Schuiling en mevrouw Ferdinand,
Na ons telefoongesprek vanochtend op 22 maart 2024 bevestig ik schriftelijk het volgende: U geeft cliënt toestemming om de overhangende takken van de kersenboom te verwijderen, dan wel dat u bereid bent dit zelf te doen. Het verwijderen van de kersenboom is een optie, op voorwaarde dat de kosten niet voor uw rekening komen. U overweegtbij een partij van uw keuzeeen offerte te laten opstellen voor werkzaamheden in uw achtertuin, waarbij de kosten voor het verwijderen van de kersenboom zouden worden meegenomen, waarbij deze niet hoger zullen zijn dan het huidige offertebedrag.Ik heb aangegeven dat de keer [partij A 1] bereid is deze kosten te betalen.Wat betreft de klimop, gaat u niet akkoord met volledige verwijdering, maar toont u bereidheid tot snoeien. U zult deze besproken werkzaamheden binnen een maand na dit schrijven kunnen uitvoeren, waarbij de klimop tot ruim enkele meters vanaf de zonnepanelen wordt weggesnoeid. Ik zal hetgeen besproken is aan cliënt voorleggen en u informeren over vervolgstappen in dezen.’’[dikgedrukte tekst is oorspronkelijk; kantonrechter]
3.5.
Op 25 september 2024 hebben [partij A] [partij B] in rechte betrokken.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[partij A] vorderen - samengevat - dat de kantonrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Primair:
Hedera:[partij B] zal veroordelen om binnen 4 weken na betekening van het vonnis de hedera tot en met de wortel te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom,
Kersenboom:[partij B] zal veroordelen om binnen 4 weken na betekening van het vonnis de kersenboom tot en met de wortel te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom,
Schadevergoeding:Schuiling zal veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 12.795,75, vermeerderd met wettelijke rente,
II. Subsidiair:
Hedera:[partij B] zal veroordelen om binnen 4 weken na betekening van het vonnis de hedera terug te snoeien en teruggesnoeid te houden tot onder de erfafscheiding en tevens alle overtollige hedera tegen het eigendom van [partij A] te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom,
Kersenboom:[partij B] zal veroordelen om de kersenboom tweemaal per jaar terug te doen snoeien tot de erfgrens en teruggesnoeid te houden en de verwijderde takken af te (laten) voeren, op straffe van een dwangsom,
III. Zowel primair als subsidiair:
[partij B] zal veroordelen in de proceskosten (en nakosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten.
4.2.
[partij B] voeren verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
4.4.
[partij B] vorderen - samengevat - dat de kantonrechter [partij A] zal veroordelen om een bedrag van € 178,85 aan schadevergoeding te betalen.
4.5.
[partij A] voeren verweer.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
Er zijn geen afspraken gemaakt
5.1.
Ten eerste is de vraag of partijen rechtens afdwingbare afspraken hebben gemaakt ter beëindiging van hun geschil. [partij B] stellen dat dit het geval is omdat de gemachtigde van [partij A] op 22 maart 2024 telefonisch een aanbod heeft gedaan dat zij hebben geaccepteerd. [partij A] betwisten dit.
5.2.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De gemachtigde van [partij A] heeft in zijn e-mail van 22 maart 2024 samengevat hetgeen tijdens het telefoongesprek met [partij B] is besproken. De gemachtigde van [partij A] heeft zijn e-mail afgesloten met de zin:
‘Ik zal hetgeen besproken is aan cliënt voorleggen en u informeren over vervolgstappen in dezen.’ In reactie hierop hebben [partij B] een correctie aangebracht in de tekst. Hierna is het stil gebleven en hebben partijen geen uitvoering gegeven aan de e-mail. De kantonrechter is van oordeel dat, mede gelet op de inhoud van de tussen de gemachtigde van [partij A] en [partij B] gewisselde e-mails, onvoldoende blijkt van feiten en omstandigheden die erop wijzen dat [partij B] er gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat er een overeenkomst tot stand is gekomen. Daarbij is in de eerste plaats van belang dat de gemachtigde van [partij A] heeft aangegeven, zoals hiervoor geciteerd, hetgeen met [partij B] aan de telefoon was besproken nog nader te moeten voorleggen aan zijn cliënten. [partij B] hebben alleen al om deze reden er niet gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat er al een onvoorwaardelijk aanbod van [partij A] lag dat zij hadden kunnen accepteren. Met [partij A] diende immers eerst nog te moeten worden overlegd. In de tweede plaats geldt dat [partij B] in hun e-mail, als reactie op de e-mail van de gemachtigde van [partij A], niet zonder meer een akkoord op een voorstel hebben gegeven, maar juist wijzigingen van hun kant hebben voorgesteld. Daar is vervolgens niet op gereageerd; niet door [partij A] evenmin door hun gemachtigde. Uit die radiostilte hebben [partij B] niet zomaar mogen afleiden dat de door hen voorgestelde wijzigingen akkoord waren. Daarvoor was nodig geweest dat zij daar expliciet om vroegen en het gevraagde akkoord ook zouden krijgen. Tussen partijen is dan ook geen afspraak tot stand gekomen.
[partij B] hebben tijdens de mondelinge behandeling nog aangeboden om een opname van het desbetreffende telefoongesprek met de gemachtigde van [partij A] in het geding te brengen, waaruit wat hen betreft wel van een uitdrukkelijk, namens [partij A] gedaan voorstel zou blijken, maar hieraan zal voorbijgaan worden. De kantonrechter oordeelt dat [partij B] hiermee te laat zijn. [partij B] hebben ruimschoots de gelegenheid gehad om die opname, die naar hun zeggen een relevante onderbouwing vormt van hun standpunt in dit verband, eerder in de procedure in te brengen. Zij hebben dat niet gedaan bij hun conclusie van antwoord, en zij hebben dit evenmin gedaan door deze opname tijdig voorafgaand aan de zitting te overleggen. De goede procesorde staat eraan in de weg om hen alsnog die gelegenheid te geven.
Al met al betekent dit dat [partij B] onvoldoende feiten en omstandigheden hebben gesteld die erop wijzen dat zij er gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat er een overeenkomst tot stand is gekomen.
De hedera
5.3.
[partij A] vorderen primair verwijdering van de hedera. Zij leggen aan deze vordering ten grondslag dat de hedera – die in de tuin van [partij B] begint – schade heeft veroorzaakt aan hun gevel en vanwege de dreiging van verdere schade volledig moet worden verwijderd.
5.4.
[partij B] zijn van mening dat de hedera niet volledig hoeft te worden verwijderd. [partij B] voeren aan dat zij de hedera inmiddels volledig verwijderd hebben van de gevel van [partij A] Ook is de stam van de hedera op twee plekken doorgesneden. In de toekomst zullen zij ervoor zorgdragen dat de hedera geen schade meer veroorzaakt voor [partij A] en volledig verwijderd blijft van de erfgrens, aldus [partij B]
5.5.
De kantonrechter stelt vast dat [partij B] na de dagvaarding hun hedera hebben verwijderd die tegen de gevel van [partij A] was gegroeid. De vraag resteert of [partij B] de hedera nog tot de wortel moeten verwijderen. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben [partij A] onvoldoende onderbouwd dat zij hierbij een rechtens te respecteren belang hebben. Voorop staat dat het [partij B] als eigenaren van een huis met tuin vrijstaat hun eigendom naar eigen goeddunken te gebruiken en in te richten, zolang zij daarbij hun buren geen hinder toebrengen of anderszins onrechtmatig tegenover hen handelen. In het geval [partij B] schade zullen berokkenen aan de eigendommen van [partij A] handelen zij onrechtmatig en kan dat een reden zijn om tot het oordeel te komen dat de hedera moet worden verwijderd, zoals [partij A] hebben gevorderd. [partij B] hebben echter toegezegd dat zij in de toekomst ervoor zullen zorgdragen dat de hedera verwijderd blijft van de erfgrens – te weten tot de dilatatievoeg – en dat zij regelmatig de hedera zullen snoeien. Aangezien de hedera van [partij B] zich op dit moment op voldoende afstand bevindt van het perceel van [partij A], vindt de kantonrechter deze toezegging voldoende voor het oordeel dat er op dit moment geen concrete dreiging is van (verdere) schade aan de eigendommen van [partij A] Nu [partij A] op dit moment geen hinder ondervinden van de hedera en er evenmin een concrete dreiging daarop bestaat voor de toekomst, zal de primaire vordering worden afgewezen.
5.6.
[partij A] vorderen subsidiair het terugsnoeien en teruggesnoeid houden van de hedera en de overtollige hedera te verwijderen en verwijderd te houden. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben [partij A] geen belang meer bij het terugsnoeien en het verwijderen van de (overtollige) hedera omdat [partij B] hiertoe inmiddels zijn overgegaan. Wel hebben [partij A] er belang bij, en ook recht op, dat [partij B] in de toekomst de hedera teruggesnoeid houden en verwijderd houden tot aan de erfafscheiding, zodat deze onderdelen van de vordering worden toegewezen. [partij A] hoeven immers niet te dulden dat de hedera zich op hun perceel bevindt (zie artikel 5:44 Burgerlijk Wetboek, BW). Nu [partij B] hebben toegezegd dat zij zich hieraan vrijwillig zullen houden, is er geen aanleiding om aan deze veroordeling een dwangsom te verbinden.
De kersenboom
5.7.
[partij A] vorderen primair verwijdering van de kersenboom. [partij A] stellen dat de kersenboom van [partij B] te dicht op de erfgrens tussen hun beide percelen staat, zoals volgt uit artikel 5.3.3. van de Verordening fysieke leefomgeving (Vfl) van de gemeente Deventer. Omdat de boom te dicht op de erfgrens staat, zijn [partij A] van mening dat de kersenboom verwijderd moet worden.
5.8.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Volgens artikel 5:42, eerste en tweede lid, van het BW is het niet geoorloofd om binnen twee meter van de erfgrens bomen te hebben. Op grond van een verordening of plaatselijke gewoonte kan een kleinere afstand zijn toegelaten. De kantonrechter stelt vast dat dit het geval is nu in artikel 5.3.3. van de Vfl van de gemeente Deventer is opgenomen dat in afwijking van artikel 5:42 BW het niet geoorloofd is om binnen 0,5 meter van de erfgrens bomen te hebben. Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Vfl gold op basis van de Algemene Plaatselijke verordening een regel met vergelijkbare strekking.
5.9.
Tussen partijen is niet in geschil dat de kersenboom te dicht op de erfgrens staat. Dit betekent dat sprake is van een onrechtmatige situatie en [partij B] in beginsel de kersenboom moeten verwijderen. Tijdens de mondelinge behandeling hebben [partij B] zich op het standpunt gesteld dat de kersenboom er al 20 jaar staat. In 2005 toen zij eigenaar werden van de woning, stond de kersenboom er al en de vorige bewoners zouden de boom hebben geplant, aldus [partij B] [partij A] stellen zich daartegenover op het standpunt dat het kan zijn dat de kersenboom er al 20 jaar staat, maar dat zij een mogelijke verjaring tijdig hebben gestuit. Ook betwisten [partij A] dat de vorige bewoners de kersenboom hebben geplant.
5.10.
De kantonrechter interpreteert deze stelling van [partij B] zo, dat zij zich erop beroepen dat de vordering tot verwijdering van de kersenboom is verjaard. Omdat [partij B] dit pas naar voren hebben gebracht tijdens de mondelinge behandeling, heeft de kantonrechter op dit punt behoefte aan een nadere toelichting van [partij B] zullen gelet op de betwisting van [partij A] in de gelegenheid worden gesteld om de voornoemde stellingen bij akte nader te onderbouwen. [partij A] kunnen daarop vervolgens reageren bij antwoordakte.
5.11.
Voor het geval [partij B] zich op verjaring kunnen beroepen, zal de primaire vordering van [partij A] tot verwijdering van de kersenboom bij eindvonnis worden afgewezen. In dat geval komt de kantonrechter toe aan de beoordeling van de subsidiaire vordering. Subsidiair vorderen [partij A] dat [partij B] de kersenboom tweemaal per jaar terugsnoeien tot de erfgrens en teruggesnoeid houden op grond van artikel 5:44 BW. Deze vordering is op de wet gegrond en door [partij B] is niet betwist dat zij hiertoe over zouden moeten gaan, zodat deze vordering toewijsbaar is. Omdat [partij B] ook in dit geval toegezegd hebben dat zij hiertoe zullen overgaan, is er geen aanleiding om aan de veroordeling een dwangsom te verbinden. Tot slot overweegt de kantonrechter alvast dat in het geval [partij B] onvoldoende kunnen onderbouwen dat sprake is van verjaring, de primaire vordering van [partij A] tot verwijdering van de kersenboom bij eindvonnis zal worden toegewezen, omdat er dan geen grond is om aan te nemen dat [partij A] zich kunnen verzetten tegen de verwijdering van de kersenboom, die staat waar die op grond van de plaatselijke verordening niet mag staan.
De schade
5.12.
[partij A] vorderen een bedrag van € 12.795,75 aan schade. [partij A] leggen hieraan ten grondslag dat de hedera schade heeft veroorzaakt aan hun gevel en dat [partij B] de schade moeten betalen. Ter onderbouwing voor het schadebedrag hebben [partij A] verwezen naar een offerte van [bedrijf].
5.13.
[partij B] betwisten dat dat de hedera schade heeft veroorzaakt. [partij B] voeren aan dat er geen sprake is van een causaal verband. Volgens [partij B] gaat het slechts om twee losse hoekbakstenen. De kosten die hiermee gemoeid zijn, willen zij betalen. Ter onderbouwing heeft [partij B] verwezen naar een offerte van Sneller Geveltechniek Deventer. [partij B] voeren daarnaast aan dat zij, als sprake is van schade, sowieso niet aansprakelijk zijn voor schade die is ontstaan voordat [partij A] hen heeft gemaand om de hedera te verwijderen.
5.14.
De kantonrechter oordeelt als volgt. [partij A] vorderen vergoeding van schade die is ontstaan doordat de hedera die afkomstig is uit de tuin van [partij B], schade heeft veroorzaakt aan de gevel van de woning van [partij A] De kantonrechter stelt voorop dat indien vanuit de tuin van [partij B] afkomstige hedera schade aanricht aan de eigendommen van [partij A], [partij B] daar tegenover [partij A] voor aansprakelijk zijn en verplicht zijn de ontstane schade te vergoeden. Daarbij geldt echter dat op grond van artikel 5:42 lid 4 BW pas vergoeding verschuldigd is voor schade die veroorzaakt is vanaf het moment dat [partij B] zijn aangemaand om de hedera te verwijderen. De achtergrond van deze beperking op de schadevergoedingsplicht is erin gelegen dat bij de hinderregeling van artikel 5:42 BW door de wetgever tot uitgangspunt is genomen dat geen schadevergoeding verschuldigd behoort te zijn, zolang de eigenaar van het andere erf niet weet dat wegneming van de hinderende beplanting verlangd wordt. [1] [partij B] hebben er een beroep op gedaan, dat zij pas vanaf de brief van 12 oktober 2023 (voldoende duidelijk) weten dat [partij A] de hedera weg willen, en dat zij dus niet aansprakelijk zijn voor schade van voor die datum.
5.15.
In dit geval hebben [partij A] op 12 oktober 2023 [partij B] schriftelijk aangemaand om tot verwijdering van de hedera over te gaan. In november 2024 hebben [partij B] de hedera tegen de gevel van [partij A] verwijderd. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat vaststaat dat de hedera tegen de gevel van [partij A] is aangegroeid, en dat [partij B] voor schade die daardoor is ontstaan aansprakelijk zijn. [partij B] zijn echter enkel aansprakelijk voor de schade die is veroorzaakt vanaf de aanmaning van 12 oktober 2023, tot aan de verwijdering in november 2024. Op voorhand acht de kantonrechter het wel aannemelijk dat [partij A] ook in deze periode enige schade hebben geleden, maar bestaat er gelet op het debat tussen partijen nog onvoldoende uitsluitsel over de hoogte van de schade.
5.16.
De kantonrechter ziet in dit geval aanleiding om [partij A] in de gelegenheid te stellen om bij akte te onderbouwen wat hun schade is – specifiek – tussen 12 oktober 2023 en november 2024. Omdat dit punt in het partijdebat nog weinig aandacht heeft gekregen, stelt de kantonrechter [partij A] ook in de gelegenheid om dat nader te onderbouwen indien zij van mening zijn dat zij [partij B] al eerder dan 12 oktober 2023 hebben aangemaand – en zij derhalve eerder aanspraak kunnen maken op een schadevergoeding. Voorts dienen [partij A] voor het geval de schade niet kan worden onderbouwd, toe te lichten op welke wijze bij benadering de schade door de kantonrechter kan worden vastgesteld. [partij B] mogen hierop vervolgens bij antwoordakte reageren.
in reconventie
5.17.
[partij B] vorderen vergoeding van de door hun geleden schade van € 178,85. [partij B] leggen daaraan ten grondslag dat [partij A] door de schutting heen hun hedera hebben afgeknipt. Volgens [partij B] moeten [partij A] de kosten betalen van het bezorgen van zes nieuwe planten hedera en de tijd die gemoeid is met het opnieuw aanplanten.
5.18.
[partij A] betwisten dat zij onrechtmatig hebben gehandeld. Ook voeren [partij A] aan dat [partij B] niet hebben aangetoond dat herplanting noodzakelijk is en daarnaast hebben [partij B] de gevorderde kosten onvoldoende onderbouwd.
5.19.
De kantonrechter overweegt als volgt. [partij B] hebben onbetwist gesteld dat [partij A] de hedera in de tuin van [partij B] hebben verwijderd. Dit betekent dat [partij A] onrechtmatig hebben gehandeld omdat zij niet planten op andermans perceel mogen verwijderen. Het recht om zelf overhangende of doorschietende planten te verwijderen (artikel 5:44 BW) geldt alleen voor zover dat kan vanaf het eigen perceel. Dit handelen van [partij A] is een vorm van eigenrichting die niet door de beugel kan. Hoewel dit eigenmachtige verwijderen van planten door [partij A] uit de tuin van [partij B] moet worden afgekeurd, betekent dat niet automatisch dat [partij A] ook aansprakelijk zijn voor de door [partij B] gestelde schade. [partij B] hebben tijdens de mondelinge behandeling erkend dat de hedera weer zal aangroeien, zodat er geen aanleiding is om [partij A] te veroordelen tot het betalen van nieuwe planten. Deze vordering zal daarom worden afgewezen. Gelet op de uitkomst – [partij B] stellen terecht het onrechtmatige handelen van [partij A] aan de orde, maar lijden geen schade – worden de proceskosten van de reconventie tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Conclusie
5.20.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter een tussenvonnis wijzen. De kantonrechter zal [partij B] in de gelegenheid stellen om zich uit te laten over de kersenboom en [partij A] over de schade. Vervolgens worden beide partijen in de gelegenheid gesteld om bij antwoordakte op elkaars aktes te reageren.
5.21.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5.22.
Het staat partijen uiteraard vrij om op basis van dit vonnis (alsnog) een minnelijke regeling te beproeven.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
dinsdag 29 april 2025voor het nemen van een akte:
  • door [partij B] over hetgeen is opgenomen onder r.o. 5.10.,
  • door [partij A] over hetgeen is opgenomen onder r.o. 5.16.,
vervolgens kunnen partijen op de rol van twee weken daarna een antwoordakte nemen op elkaars aktes,
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
6.3.
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2025. (CS)

Voetnoten

1.Zie de Parlementaire Geschiedenis BW Boek 5 1981, p. 192.