ECLI:NL:RBOVE:2025:2408

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
08.319694.24 (P), 08.031795.22 en 96.158954.22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van drugshandel en wapenbezit met bijbehorende straffen

Op 17 april 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van drugshandel en het voorhanden hebben van wapens. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk handelen in drugs, waaronder MDMA, GHB, cocaïne en amfetamine, en het voorhanden hebben van verschillende vuurwapens, waaronder een automatisch machinepistool en een pistool. De feiten vonden plaats op 6 oktober 2024, waarbij de verdachte in de nabijheid van een station werd waargenomen door verbalisanten. Tijdens de achtervolging zijn er verschillende drugs en wapens aangetroffen, zowel op de verdachte als in zijn woning. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij ook eerder voorwaardelijk opgelegde straffen ten uitvoer zijn gelegd. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de samenleving en het strafblad van de verdachte, die eerder al veroordeeld was voor vergelijkbare feiten. De rechtbank heeft de inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder geld en wapens, verbeurd verklaard en onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.319694.24 (P)
Parketnummers tul: 08.031795.22 en 96.158954.22
Datum vonnis: 17 april 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
verblijvende in de P.I. [locatie] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
3 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. Vlug, advocaat in Deventer , naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 3 april 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 6 oktober 2024 in [plaats] :
feit 1:primair voorbereidingshandelingen heeft verricht, gericht op de productie, de handel en/of in- en uitvoer van verschillende soorten harddrugs, subsidiair verschillende soorten harddrugs aanwezig heeft gehad;
feit 2:samen met een ander een automatisch vuurwapen voorhanden heeft gehad;
feit 3: samen met een ander een pistool voorhanden heeft gehad;
feit 4: samen met een ander een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 6 oktober 2024 te [plaats] , in elk geval in Nederland, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van MDMA, GHB, cocaïne en/of amfetamine en/of een of meer andere stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- het voorhanden hebben van
- een drugspers,
- een (grote) hoeveelheid gripzakjes,
- een (grote) hoeveelheid ponypacks,
- een (grote) hoeveelheid pipetjes,
- een (grote) hoeveelheid reageerbuisjes en/of
- een weegschaal,
- het voorhanden hebben van contant geldbedrag van 5.710,00 euro, althans enig geldbedrag (in verschillende coupures),
- het voorhanden hebben van een (grote) hoeveelheid (vloei)stoffen en/of materialen, onder meer
- ongeveer 1.454,41 gram/1.100 ml, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of GHB,
- ongeveer 147,19 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
- ongeveer 152,77 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
- ongeveer 72,11 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
- ongeveer 1.976 gram, in elk geval een hoeveelheid van versnijdingsmiddel,
- ongeveer 40 gram, in elk geval een hoeveelheid van caffeïne en/of
- ongeveer 1.189,08 gram, in elk geval een hoeveelheid van lidocaïne;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij op of omstreeks 6 oktober 2024 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 1.454,41 gram/1.100 ml, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of GHB,
- ongeveer 147,19 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
- ongeveer 152,77 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 72,11 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine
zijnde GHB, MDMA, cocaïne en amfetamine,
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 6 oktober 2024 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van de categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een automatisch machinepistool, van het merk Agram, type 2002, kaliber 9mm Lüger, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te
vuren voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 6 oktober 2024 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een vuurwapen van de categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie te weten een projectiel verschietend vuurwapen, van het merk Crvena Zastava, type 67, kaliber 7.65 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of munitie van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- 16 patronen van kaliber 9 x 19 mm
- 40 patronen van kaliber 7.65 mm
en/of
een of meer onderdelen van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een patroonmagazijn
zijnde een onderdeel/hulpstuk die specifiek bestemd is en/of van wezenlijke aard is, voor een pistool van het merk: Glock, kaliber: 9x19 mm voorhanden heeft gehad;
4
hij op of omstreeks 6 oktober 2024 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
Op 6 oktober 2024 omstreeks 19.30 uur werd door twee verbalisanten verdachte waargenomen voor het station in [plaats] . Ambtshalve was hen bekend dat bij verdachte in het verleden harddrugs was aangetroffen. Zij zagen dat verdachte zijn scooter stilhield bij het station en naar een andere onbekende man liep. Verdachte en deze andere man hadden ongeveer twee minuten contact en vervolgens overhandigde verdachte vermoedelijk iets aan de onbekende man. Verdachte werd even later door de verbalisanten staande gehouden. Een van de verbalisanten rook rondom verdachte een zeer sterke en scherpe chemische geur waarbij deze verbalisant het vermoeden kreeg dat deze geur afkomstig was van amfetamine of een GHB-gerelateerde substantie. Hierop vorderden de verbalisanten de uitlevering van alle drugs, medewerking aan een blaas- en drugstest en een doorzoeking van zijn tasje. Verdachte voldeed niet aan de vorderingen en wilde niet meewerken. Nadat een van de verbalisanten tegen verdachte zei dat hij het vermoeden had dat verdachte in het bezit was van harddrugs, is verdachte weggerend. Tijdens het wegrennen is uit het zwarte nektasje van verdachte een buisje op de grond gevallen. Verbalisanten zijn verdachte tijdens de achtervolging uit het oog verloren. Verbalisanten hebben na de achtervolging de scooter van verdachte onderzocht. Rond de scooter van verdachte namen zij een chemische geur waar. In de buddyseat van de scooter troffen zij een tas aan met daarin vier donkere flesjes gevuld met een doorzichtige en stroperige substantie waarvan zij het vermoeden hadden dat dit GHB was, een jointcontainer, een boksbeugel en een wodka fles met daarin een doorzichtige substantie.
Eén van de verbalisanten die betrokken was bij de aanhouding, wist dat [verdachte] aan de [adres] verbleef. Vervolgens hebben op 6 oktober 2024 om 20:14 uur twee andere verbalisanten de flatwoning aan de [adres] bezocht om deze te doorzoeken ter inbeslagneming van goederen die verband houden met harddrugs. Zij troffen in de woning de huurder van deze woning aan, medeverdachte [medeverdachte] . Tijdens het zoekend rondkijken in een van de slaapkamers zagen verbalisanten een openstaande doos met hierin een pedaalemmerzak met een witpoederige substantie. Ook werden door deze verbalisant twee andere openstaande dozen aangetroffen met daarin een zak gevuld met een kristalachtige substantie, zilverkleurige zakken en een pakje met vermoedelijk versnijdingsmiddel. Een van de verbalisanten trof omstreeks 20.35 uur verdachte aan in de hal twee etages boven perceel [adres] . Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn vervolgens aangehouden.
Op 7 oktober 2024 heeft een doorzoeking in de woning aan de [adres] plaatsgevonden. Tijdens deze doorzoeking werden onder meer verdovende middelen en daaraan gerelateerde goederen, wapens, munitie en een geldbedrag van 5.710,00 euro aangetroffen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] :
Feit 1
de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 3 april 2025;
het proces-verbaal van bevindingen van 8 oktober 2024, pagina’s 54 t/m 56;
het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 10 oktober 2024, pagina’s 169 t/m 177;
een geschrift, te weten een rapport identificatie van drugs van 13 januari 2025, pagina’s 205 en 206;
een geschrift, te weten een rapport identificatie van drugs van 9 oktober 2024, pagina 204;
een geschrift, te weten een rapport identificatie van drugs van 2 december 2024, pagina 199;
een geschrift, te weten een rapport identificatie van drugs van 2 december 2024, pagina 200;
een geschrift, te weten een rapport identificatie van drugs van 2 december 2024, pagina 197;
een geschrift, te weten een rapport identificatie van drugs van 2 december 2024, pagina 198;
een geschrift, te weten een rapport identificatie van drugs van 2 december 2024, pagina 201;
het proces-verbaal van relaas van 18 februari 2025, pagina 20;
een geschrift, te weten een rapport identificatie van drugs van 7 februari 2025, pagina 208;
Feit 2
de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 3 april 2025;
het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] [plaats] ) van 19 november 2024, pagina 211;
het proces-verbaal vooronderzoek lab van 24 oktober 2024, pagina’s 517 en 524
een geschrift, te weten een rapport ‘DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van vuurwapens in [plaats] op 7 oktober 2024’ van 10 december 2024, pagina’s 240 t/m 244;
het proces-verbaal van onderzoek wapen van 29 november 2024, pagina’s 214 t/m 216;
Feit 3
de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 3 april 2025;
het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] [plaats] ) van 19 november 2024, pagina 211;
het proces-verbaal vooronderzoek lab van 24 oktober 2024, pagina’s 517 en 524
een geschrift, te weten een rapport ‘DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van vuurwapens in [plaats] op 7 oktober 2024’ van 10 december 2024, pagina’s 240 t/m 244;
het proces-verbaal van onderzoek wapen van 29 november 2024, pagina’s 214 t/m 216;
Feit 4
de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 3 april 2025;
het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] [plaats] ) van 19 november 2024, pagina 211;
het proces-verbaal vooronderzoek lab van 24 oktober 2024, pagina’s 517 en 524
een geschrift, te weten een rapport ‘DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van vuurwapens in [plaats] op 7 oktober 2024’ van 10 december 2024, pagina’s 240 t/m 244;
het proces-verbaal van bevindingen van 8 oktober 2024, pagina’s 251 en 252.
DNA overwegingen
De in de woning aangetroffen wapens en munitie zijn forensisch onderzocht en bemonsterd. Uit de opgenomen bewijsmiddelen volgt dat het DNA-profiel van verdachte overeenkomt met het DNA-profiel dat op de greep, trekker(beugel) en ruwe delen van de pistoolmitrailleur is aangetroffen. Ook het vuurwapen van het merk Crvena Zastava is onderzocht en bemonsterd. Uit de opgenomen bewijsmiddelen volgt dat de DNA-profielen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] overeenkomen met het DNA-profiel dat op de greep, trekker(beugel) en ruwe delen van het vuurwapen is aangetroffen. De rechtbank zal hieronder conclusies verbinden aan deze onderzoeksbevindingen
- DNA pistoolmitrailleur
Uit deze bemonstering [code] is een DNA-mengprofiel van minimaal vier donoren verkregen. Het DNA profiel van verdachte komt overeen met dit DNA mengprofiel. Het DNA-profiel is ongeveer 150 duizend keer waarschijnlijker wanneer kort gezegd verdachte één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte donor is van het celmateriaal op de onderdelen van de pistoolmitrailleur.
- DNA vuurwapen
Uit de bemonstering van het pistool Crvena Zastava is een DNA-mengprofiel van minimaal drie donoren verkregen. De DNA-profielen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] komen overeen met dit DNA-mengprofiel. Uit de resultaten en de berekeningen volgt dat het DNA-mengprofiel meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer kort gezegd verdachte één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. Voor medeverdachte [medeverdachte] geldt dat dat het DNA-mengprofiel meer dan 1 miljoen keer waarschijnlijker is wanneer zij één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. Uit de berekeningen volgt eveneens dat het DNA-mengprofiel het beste wordt verklaard wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachten gezamenlijk. Het DNA-mengprofiel is ongeveer 1 miljoen keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 (De bemonstering bevat DNA van verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en één onbekende persoon) waar is, dan wanneer één van de andere hypothesen waar is.
De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] donoren zijn van het celmateriaal op de onderdelen van het vuurwapen van het merk Crvena Zastava.
Feiten 2 t/m 4 - in vereniging gepleegd
Verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 3 april 2025 verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] niet wist dat in de woning aan de [adres] de aangetroffen wapens en bijbehorende onderdelen lagen. De feiten zouden daarom niet in vereniging zijn gepleegd. De rechtbank stelt vast dat alle wapens in de woning van medeverdachte [medeverdachte] zijn aangetroffen. Zij kon dus vrijelijk over de wapens beschikken. Dat medeverdachte [medeverdachte] desondanks niet wist dat de wapens in de woning lagen, acht de rechtbank ongeloofwaardig nu alle wapens in haar woning zijn aangetroffen, zij geregeld in de woning verbleef en zij donor is van het celmateriaal dat op de onderdelen van het vuurwapen van het merk Crvena Zastava is aangetroffen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 6 oktober 2024 te [plaats] om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van MDMA, GHB, cocaïne en amfetamine, zijnde stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
- voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- het voorhanden hebben van
- een drugspers,
- een hoeveelheid gripzakjes,
- een hoeveelheid ponypacks,
- een hoeveelheid pipetjes,
- een hoeveelheid reageerbuisjes, en
- een weegschaal,
  • het voorhanden hebben van een contant geldbedrag van 5.710,00 euro,
  • het voorhanden hebben van onder meer
- 1.454,41 gram/1.100 ml MDMA en/of GHB,
- 147,19 gram MDMA,
- 152,77 gram cocaïne,
- 72,11 gram amfetamine,
- 1.976 gram versnijdingsmiddel,
- 40 gram cafeïne, en
- 1.189,08 gram lidocaïne;
2
hij op 6 oktober 2024 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander een wapen van de categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een automatisch machinepistool van het merk Agram, type 2002, kaliber 9mm Lüger, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, voorhanden heeft gehad;
3
hij op 6 oktober 2024 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander een vuurwapen van de categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie te weten een projectiel verschietend vuurwapen van het merk Crvena Zastava, type 67, kaliber 7.65 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool,
en
munitie van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- 16 patronen van kaliber 9 x 19 mm
- 40 patronen van kaliber 7.65 mm
en
een onderdeel van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonmagazijn zijnde een onderdeel dat van wezenlijke aard is voor een pistool van het merk: Glock, kaliber: 9x19 mm voorhanden heeft gehad;
4
hij op 6 oktober 2024 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder feit 1 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet (OW) en het onder feiten 2, 3 en 4 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie (Wwm) en in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2º;
feit 3
het misdrijf:
medeplegen van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt in verband met de samenloop van de feiten een lagere gevangenisstraf op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere ernstige feiten. Allereerst heeft hij zich schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen voor de handel in diverse harddrugs.
Het gebruik van verdovende middelen, en dan met name harddrugs, zijn schadelijk voor de gezondheid en sterk verslavend. Dat heeft niet alleen verstrekkende gevolgen voor de gebruikers zelf, maar ook voor de mensen in hun omgeving. Daarnaast ontstaat door de handel in drugs schade en overlast voor de samenleving. Het is algemeen bekend dat de handel in drugs gepaard gaat met allerlei vormen van zware criminaliteit, zoals geweld al dan niet in combinatie met (zware) wapens en andere ondermijnende handelingen. Deze nadelige effecten zijn ook de reden dat op de handel in verdovende middelen (soft- en harddrugs) forse straffen zijn gesteld.
Daarnaast heeft verdachte in vereniging diverse wapens en onderdelen daarvan voorhanden gehad, waaronder een pistool, stroomstootwapen en een machinepistool met geluidsdemper en met bijbehorende munitie. Door de aanwezigheid van een pistool en een automatisch vuurwapen met bijbehorende munitie blijkt dat verdachte in een milieu verkeerde waarin hij de beschikking kon hebben en had over levensgevaarlijke wapens. Tegen wapenbezit wordt in de regel streng opgetreden om ongecontroleerd wapenbezit tegen te gaan met het oog op de maatschappelijke veiligheid en de veiligheid van personen en om te voorkomen dat wapens voor criminele activiteiten worden gebruikt.
Ten aanzien van zowel de harddrugs als de wapens geldt dat deze zijn aangetroffen in een flatwoning binnen handbereik. Onder meer zaten de wapens in een boodschappentas die op de grond stond en MDMA-pillen in een bakje naast de wc. In de woning verbleef echter ook regelmatig de jonge dochter van medeverdachte. De rechtbank acht het zeer zorgelijk en kwalijk dat verdachte hier geen enkele rekening mee heeft gehouden.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 14 maart 2025. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor uiteenlopende strafbare feiten, waaronder ook overtredingen van de Opiumwet en de Wet wapens en Munitie. Ten tijde van de gepleegde feiten liep verdachte bovendien in twee proeftijden en, zoals verdachte heeft verklaard tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 3 april 2025, heeft hij kort nadat hij uit detentie werd vrijgelaten alweer contact gezocht met personen uit het criminele milieu om hem te helpen inkomsten te genereren. Dit neemt de rechtbank als straf vermeerderend in aanmerking.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies over verdachte van 24 december 2024. Verdachte staat bekend als veelpleger en komt vanaf veertienjarige leeftijd stelselmatig in beeld bij politie en justitie. Verdachte heeft eerder geweigerd mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek. Verdachte lijkt niet gemotiveerd te zijn voor gedragsverbetering. Het risico op herhaling wordt ingeschat als hoog. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van de gepleegde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht een gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Onder verdachte zijn meerdere voorwerpen in beslag genomen. Deze staan op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen van 26 maart 2025.
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de wapens en munitie aan het verkeer onttrokken kunnen worden en het geld verbeurd verklaard kan worden omdat het geld betreft dat hij verdiend heeft door het plegen van het stafbare feit.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat op de beslaglijst vermelde geldbedragen (nummers 6 en 7) moeten worden verbeurdverklaard, omdat dit aan verdachte toebehoort en hij dat geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en dat geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit is verkregen.
De op de beslaglijst vermelde wapens en munitie (nummers 1 t/m 5) zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

7.De vorderingen tenuitvoerlegging

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van beide vorderingen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de vordering met parketnummer 96-158954-22 af te wijzen omdat die voorwaardelijke veroordeling ziet op een andere soort strafbaar feit, namelijk een verkeersfeit. De vordering met nummer 08-031795-22 dient ook afgewezen te worden, zodat deze voorwaardelijke straf nog als waarschuwing voor verdachte kan dienen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van de officier van justitie moeten worden toegewezen, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijden aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 2,het misdrijf: medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2º;
feit 3,het misdrijf:
medeplegen van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 4,het misdrijf: medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de geldbedragen onder de nummers 6 en 7;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten wapens en munitie onder de nummers 1 t/m 5;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straffen (08-031795-22 en 96-158954-22)
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter van 22 november 2022 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen(08-031795-22);
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter van 7 juli 2023 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
4(
vier) weken(96-158954-22).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.N. Neumann, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. J. de Ruiter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024470656. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.