ECLI:NL:RBOVE:2025:2402

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
ak_24_3987
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet wegens niet voldoen aan voorwaarden

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (PW) beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat het college de bijstandsuitkering van eiser terecht heeft beëindigd, omdat eiser zijn bedrijfsactiviteiten niet heeft gestaakt en niet heeft voldaan aan de voorwaarde van vestiging van een hypotheek op zijn woning ter zekerheid van de bijstandsuitkering. Eiser had op 21 december 2023 een bijstandsuitkering aangevraagd, maar het college heeft deze per 1 juli 2024 ingetrokken, omdat eiser niet heeft meegewerkt aan de vestiging van een krediethypotheek. Eiser stelt dat het college onjuiste beslissingen heeft genomen op basis van onvolledige informatie, maar de rechtbank volgt het college in zijn motivering. De rechtbank concludeert dat eiser niet aan de voorwaarden heeft voldaan en dat de beëindiging van de bijstandsuitkering daarom terecht is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van het griffierecht ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3987

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Zwolle (college)

gemachtigde: mr. L.J. Luigies.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (PW).
1.1.
Met het besluit van 23 juli 2024 is eisers uitkering per 1 juli 2024 ingetrokken. Met het bestreden besluit van 5 november 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 18 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft op 21 december 2023 een bijstandsuitkering aangevraagd. Op
31 januari 2024 heeft hij een verklaring krediethypotheek ondertekend. Met het besluit van 3 april 2024 heeft het college de bijstandsuitkering per aanvraagdatum toegekend. Daarin is ook vermeld dat de uitkering als lening wordt verstrekt, omdat eiser eigenaar is van een woning. Om er zeker van te zijn dat eiser die lening terugbetaalt, moeten de voorwaarden van deze krediethypotheek door de notaris worden vastgelegd in een hypotheekakte.

Standpunten van het college

3. Het college heeft de bijstandsuitkering met ingang van 1 juli 2024 ingetrokken, omdat eiser niet heeft meegewerkt aan de vestiging van een krediethypotheek en omdat hij zijn bedrijfsactiviteiten niet heeft gestaakt.

Standpunt van eiser

4. Eiser stelt dat het college bij de beoordeling van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van het Besluit voor zelfstandigen (Bbz) gebruik heeft gemaakt van onvolledige en aantoonbaar foutieve informatie. Daardoor zijn volgens eiser onjuist beslissingen genomen.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank is van oordeel dat het college de bijstandsuitkering van eiser terecht heeft beëindigd en licht dit als volgt toe.
5.1.
Deze beroepszaak gaat over de beëindigingsbeslissing per 1 juli 2024 van de aan eiser per 21 december 2023 verleende bijstandsuitkering, omdat eiser niet heeft voldaan aan de voorwaarden van (het meewerken aan) de vestiging van een krediethypotheek en het beëindigen van zijn bedrijfsactiviteiten.
5.2.
Eiser had eerder, op 12 augustus 2023, een aanvraag bij het college gedaan om bijstand en een lening voor bedrijfskapitaal van € 150.000,-. Nadat het college aanvankelijk had beslist om deze aanvraag niet in behandeling te nemen heeft het college bij besluit van 29 januari 2024 het bezwaar van eiser op een andere grond ongegrond verklaard. Volgens het college heeft eiser onvoldoende gegevens ingediend om zijn aanvraag te kunnen beoordelen. Dit besluit heeft het college gebaseerd op een rapport van [bedrijf] van 3 oktober 2023. Eiser heeft geen beroep ingesteld tegen het besluit van 29 januari 2024, zodat dat besluit definitief is geworden.
5.3.
Deze beroepszaak gaat dus niet over het besluit van 29 januari 2024 en het genoemde [bedrijf]. Die kwestie is ter zitting wel aan de orde gekomen, omdat eiser in de onderhavige zaak argumenten heeft aangevoerd, die juist op die kwestie betrekking hebben. Eiser is het niet eens met het [bedrijf] en is wellicht wel bereid de gevraagde informatie te verstrekken. De vertegenwoordiger van het college heeft toegezegd om intern te bespreken of eventueel een nadere Bbz-aanvraag mogelijk is en eiser hier vervolgens over te informeren
5.4.
In deze beroepszaak gaat het dus alleen over het besluit van het college om de verstrekte bijstandsuitkering per 1 juli 2024 te beëindigen omdat eiser niet aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan. Het college heeft ten aanzien van het stellen van de voorwaarde van het vestigen van een hypotheek verwezen naar artikel 50 van de PW en zijn eigen beleid om als er sprake is van niet vrij te laten vermogen in de eigen woning de bijstand alleen te verstrekken onder de voorwaarde van vestiging van een krediethypotheek. Ter zitting is besproken dat het college nog zal beoordelen of van terugvordering van de tot 1 juli 2024 verstrekte uitkering kan worden afgezien, maar dat dat wel de verwachting is.
5.5.
Eiser heeft ter zitting duidelijk gemaakt dat hij het familiebedrijf niet wil en kan beëindigen en dat hij geen hypotheek wil vestigen op zijn woning ter zekerheid van de bijstandsuitkering. De overwaarde is zijn pensioenvoorziening. Hij wil een lening ten behoeve van bedrijfskapitaal voor het bedrijf en als hij die niet kan krijgen, wil hij eventueel de overwaarde van zijn huis inzetten voor het verkrijgen van een commerciële lening voor bedrijfskapitaal. Deze expliciete verklaring ter zitting wijkt af van de eerder door hem op 31 januari 2024 ondertekende verklaring waarin hij akkoord is gegaan met de voorwaarden voor de te verstrekken lening, waaronder het verlenen van medewerking aan het vestigen van de hypotheek.
5.6.
De aan de verleende bijstand verbonden voorwaarde dat eiser moet stoppen met zijn bedrijf omdat hij anders niet beschikbaar is voor de arbeidsmarkt, is gebaseerd op artikel 55 van de PW Als deze verplichting niet wordt nagekomen, kan het college op grond van artikel 18, tweede lid, van de PW een maatregel opleggen. Het college kan dan de bijstand op deze grond niet beëindigen zoals nu is gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is de beëindiging op deze grond daarom niet deugdelijk gemotiveerd.
5.7.
Voor de aan de bijstand verbonden voorwaarde van vestiging van een krediethypotheek heeft het college gewezen op de artikelen 48 en 50 van de PW. Het college heeft voorts gesteld dat nu de bevoegdheid bestond om de bijstandsuitkering onder voorwaarde te verstrekken, dat impliceert dat bij het niet nakomen van de voorwaarde het college de bevoegdheid heeft de bijstand te beëindigen.
5.8.
De rechtbank volgt het college in deze motivering van het intrekkingsbesluit. Duidelijk is dat eiser niet aan de gestelde voorwaarde, vestiging van een hypotheek op zijn huis ter zekerheid van de bijstandsuitkering, heeft voldaan en ook niet bereid is daaraan alsnog te voldoen. Als dit bij het college eerder bekend was geweest, had het college ook geen bijstandsuitkering aan eiser verstrekt op basis van zijn aanvraag van 21 december 2023. Omdat eiser echter de bereidheidsverklaring van 31 januari 2024 had ondertekend, heeft het college wel bijstand aan eiser verstrekt. Nu blijkt echter dat eiser daartoe niet bereid is, zodat hij niet aan de terecht gestelde voorwaarde zal voldoen. Het college heeft de bijstandsuitkering daarom terecht per 1 juli 2024 beëindigd.
5.9.
Het beroep van eiser slaagt daarom niet. Het college heeft met het bestreden besluit van 5 november 2024 terecht het bezwaar van eiser tegen het besluit van 23 juli 2024 ongegrond verklaard.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Daardoor krijgt hij geen vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van
J.T. Boddeüs, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.