ECLI:NL:RBOVE:2025:2362

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
11498884 \ CV EXPL 25-204
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand en overlast

In deze zaak vordert de stichting Woonstichting Vechthorst ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagde, die een huurwoning huurt van Vechthorst. De vordering is gebaseerd op ernstige overlast die de gedaagde veroorzaakt, waaronder het stoken met open vuur in de woning, en een huurachterstand van vier maanden. De kantonrechter heeft op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in Zwolle, waarbij de vorderingen van Vechthorst zijn toegewezen. De gedaagde heeft de huurachterstand van € 2.208,64 niet betwist, evenals de overlast die hij heeft veroorzaakt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de tekortkomingen van de gedaagde van zodanige aard zijn dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De gedaagde is veroordeeld om de woning binnen 14 dagen te ontruimen en de achterstallige huur te betalen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van de gedaagde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 11498884 \ CV EXPL 25-204
Vonnis van 11 maart 2025
in de zaak van
de stichting
WOONSTICHTING VECHTHORST,
gevestigd te Nieuwleusen,
eisende partij, hierna te noemen Vechthorst,
gemachtigde: mr. Th. van Wijngaarden,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief / e-mail van de griffier van de rechtbank van 28 januari 2025
- de akte van Vechthorst van 13 februari 2025
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 18 februari 2025. Beide partijen zijn verschenen. Van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van Vechthorst een woning gelegen aan het adres [adres] tegen een huurprijs van op dit moment € 527,54 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2.
Vast staat dat er een achterstand bestaat in de huurbetalingen die ten tijde van de mondelinge behandeling € 2.208,64 bedroeg, berekend tot en met januari 2025.

3.Het geschil

3.1.
Verhuurder vordert – kort gezegd – ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van het gehuurde, maar ook betaling van de huurachterstand met nevenvorderingen.
3.2.
Aan deze vordering legt verhuurder ten eerste ten grondslag dat [gedaagde] de huur, die hij moet betalen op grond van de huurovereenkomst, niet heeft betaald. De huurachterstand bedraagt vier maanden. Ten tweede legt verhuurder ten grondslag dat [gedaagde] herhaaldelijk met open vuur heeft gestookt in het gehuurde waarbij de schade is geraamd op € 20.000,00. [gedaagde] nam onverantwoorde risico’s op letsel voor zichzelf en omwonenden alsmede op (nog meer) schade aan de woning en dat van de buren. De ernstige overlast betreft een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de op [gedaagde] rustende zorgverplichting van artikel 7:213 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en de artikelen 6.6., 6.10. en 6.14. van de algemene huurvoorwaarden. Verder heeft [gedaagde] het gehuurde niet gebruikt volgens de contractuele bestemming in de zin van artikel 7:214 BW en artikel 2 van de huurovereenkomst en dat levert eveneens een tekortkoming op van [gedaagde].
3.3.
[gedaagde] heeft de huurachterstand niet betwist. Ook heeft hij niet betwist dat hij met open vuur heeft gestookt en dat de woning daardoor ernstig beschadigd is. De huurachterstand is ontstaan omdat [gedaagde] geen uitkering meer ontvangt. Van de gemeente moest [gedaagde] gaan werken om recht te houden op zijn uitkering, maar dit werk vond [gedaagde] te zwaar.

4.De beoordeling

Ambtshalve toetsing

4.1.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst en/of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde hoofdsom, de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en/of de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is niet het geval.
De huurachterstand
4.2.
Omdat [gedaagde] heeft gezegd dat de huurachterstand van € 2.208,64 juist is, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
De ontbinding en ontruiming
4.3.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van deze huurovereenkomst gerechtvaardigd is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de tekortkomingen aan de zijde van [gedaagde], waarvan in deze zaak sprake is, van zodanige omvang en ernst zijn, dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De termijn voor ontruiming zal op 14 dagen worden gesteld.
4.5.
Vechthorst vordert betaling van de huurpenningen voor iedere maand of een gedeelte daarvan dat huurder het gehuurde in gebruik heeft of mocht hebben op of na 1 februari 2025 tot aan de dag der ontruiming. Nu op dit punt geen verweer is gevoerd, zal de vordering worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.
De bijkomende kosten
4.6.
De kantonrechter zal de wettelijke rente toewijzen, zoals in de beslissing is vermeld.
4.7.
Vechthorst heeft en bedrag van € 318,74 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Vechthorst heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
De proceskosten
4.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Vechthorst worden begroot op:
- dagvaarding € 146,15
- griffierecht € 514,00
- salaris gemachtigde € 476,00 (2 punten x tarief € 238,00)
- nakosten €
119,00
Totaal € 1.225,15.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan de [adres],
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om deze onroerende zaak met al wie en al wat zich daarin vanwege [gedaagde] bevindt binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van Vechthorst te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting te betalen aan Vechthorst:
€ 2.208,64 aan opeisbaar geworden en onbetaald gelaten huurtermijnen berekend tot en met de maand januari 2025, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in art. 6:119 BW hierover vanaf 15 januari 2025 tot alles is betaald;
een bedrag gelijk aan de maandelijkse huurprijs, zoals deze zonder ontbinding van de huurovereenkomst zou hebben gegolden voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen 1 februari 2025 en de daadwerkelijke ontruiming, berekend tegen € 527,54 per maand, zulks vermeerderd met een percentage gelijk aan de wettelijk toegestane jaarlijkse huurverhoging, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende huurtermijnen tot aan de dag der algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Vechthorst tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.225,15 te betalen binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025. (jjm)