ECLI:NL:RBOVE:2025:2360

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
08-267681-23, 08-033693-23 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met contactverbod en schadevergoeding

Op 15 april 2025 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 september 2023 in Enschede heeft geprobeerd zijn ex-vriendin, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte is schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd voor de duur van drie jaren, waarbij de verdachte op geen enkele wijze contact mag opnemen met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één maand bevolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, tijdens een gewelddadige confrontatie, met kracht op het slachtoffer heeft ingeslagen en geschopt, wat heeft geleid tot lichamelijk letsel bij het slachtoffer, waaronder blauwe plekken en een hersenkneuzing. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 3.522,36, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de kosten van het geding door de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-267681-23, 08-033693-23 (tul) (P)
Datum vonnis: 15 april 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1986 in [geboorteplaats 1],
wonende aan [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 april 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. V.P.J. Tuma, advocaat in Arnhem, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer] door mr. A.P. Drosten is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 30 september 2023 samen met anderen of alleen, al dan niet met voorbedachten rade (
primair)heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel (
subsidiair) [slachtoffer] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Hij op of omstreeks 30 september 2023, te Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk, en al dan niet met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer]
- meermalen, in ieder geval éénmaal met gebalde vuist(en) en/of vlakke hand(en) en/of met een schoen in zijn hand in/op haar gezicht en/of hoofd heeft geslagen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] (telkens) op de grond is gevallen en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal (terwijl zij op de grond lag) op/tegen haar been en/of haar lichaam heeft getrapt en/of
- met forse kracht achterwaarts tegen de grond heeft geduwd/gewerkt en/of tegen haar schouder(s) heeft geduwd
terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij op of omstreeks 30 september 2023, te Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] meermalen, in ieder geval éénmaal met gebalde vuist(en) en/of vlakke hand(en) en/of met een schoen in zijn hand in/op haar gezicht en/of hoofd te slaan, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] (telkens) op de grond is gevallen en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal (terwijl zij op de grond lag) op/tegen haar been en/of haar lichaam te trappen en/of
- die [slachtoffer] met forse kracht achterwaarts tegen de grond te duwen/te werken en/of tegen haar schouder(s) te duwen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van het medeplegen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Het subsidiair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, met uitzondering van het bestanddeel ‘met voorbedachten rade’. De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over het medeplegen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 30 september 2023 omstreeks 23:00 uur stond verdachte buiten bij café [bedrijf] in Enschede. Hij had afgesproken om daar [naam 1] (hierna: [naam 1]) op te halen. Omstreeks 23:02 uur werd verdachte gebeld door [naam 2] (hierna: [naam 2]). Het gesprek dat volgde ging onder andere over de ex-vriendin van verdachte, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]). Na afloop van het telefoongesprek stapten verdachte en [naam 1] bij [naam 3] , de vriendin van verdachte, in de auto en reden zij weg bij café [bedrijf]. Toen zij omstreeks 23:05 uur in de Padangstraat in Enschede reden, zag verdachte [slachtoffer] en [naam 2] lopen en liet hij zijn vriendin de auto stoppen. Verdachte stapte uit de auto, liep met een versnelde pas richting [slachtoffer] en sloeg haar met kracht tegen de linkerzijde van haar gezicht, waardoor zij ten val kwam. Terwijl [slachtoffer] op de grond lag trapte verdachte in de richting van haar lichaam, maar raakte hij haar niet. Hierdoor verloor verdachte zijn schoen. Hij raapte zijn schoen op, liep weer in de richting van [slachtoffer] die inmiddels was opgestaan en trapte haar met zijn rechterbeen ter hoogte van haar heup, om haar vervolgens in haar gezicht te slaan. Terwijl [slachtoffer] achteruitliep gaf verdachte haar met beide handen een krachtige duw tegen haar schouders, waardoor zij achterwaarts in de bosjes viel. Verdachte liep terug naar de auto, maar draaide zich nogmaals om richting [slachtoffer], die op dat moment met hulp van [naam 2] weer was opgestaan. Verdachte sloeg [slachtoffer] met de schoen in zijn hand in haar gezicht waardoor zij achterwaarts op de grond viel. [slachtoffer] bleef op de grond liggen en verdachte keerde terug naar de auto. Gedurende de geweldshandelingen was [naam 1], die ook uit de auto was gestapt, in de nabijheid van verdachte.
Als gevolg van de geweldshandelingen heeft [slachtoffer] letsel opgelopen. Op meerdere plekken – maar met name in haar gezicht – zaten blauwe plekken en zwellingen, er is schade ontstaan aan een tand, ze had een gescheurde lip en er was sprake van een hersenkneuzing (hersencontusie).
Overwegingen
De rechtbank acht op basis van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigd bewezen dat verdachte de geweldshandelingen heeft begaan zoals die zijn opgenomen in de tenlastelegging. Echter kan niet worden vastgesteld of verdachte met de vuist dan wel met de vlakke hand in het gezicht van [slachtoffer] heeft geslagen. De rechtbank zal daarom uitgaan van slaan met de hand.
- Voornemen om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
Voor bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit is vereist dat verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer]. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte heeft gehandeld met boos opzet. De vervolgvraag is of bij verdachte sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer]. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals in het onderhavige geval zwaar lichamelijk letsel – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
In aanvulling op de eerder vastgestelde feiten en omstandigheden, neemt de rechtbank de volgende factoren bij haar beoordeling in aanmerking.
Verdachte is een man van 1.93 meter lang met een breed postuur, terwijl de rechtbank op de camerabeeldenbeelden heeft waargenomen dat [slachtoffer] een veel kleiner en tengerder postuur heeft dan verdachte. Op de camerabeelden is aan de lichaamstaal van verdachte te zien en te horen - door gescheld - dat verdachte boos en opgefokt was op het moment dat hij uit de auto stapte en op [slachtoffer] afliep. Op zitting heeft verdachte ook gezegd dat hij boos was. Direct nadat verdachte is uitgestapt vindt er in ongeveer een halve minuut een repeterende aanval plaats richting [slachtoffer], waarbij verdachte [slachtoffer] – die zich klaarblijkelijk tracht te onttrekken aan het geweld – telkens opnieuw opzoekt, met zichtbare kracht meermalen slaat en eenmaal trapt en waarbij hij bij de laatste klap gebruik maakt van een schoen in zijn hand. Dat dit alles met kracht gebeurde leidt de rechtbank af uit de wijze waarop het lichaam van [slachtoffer] beweegt tijdens de slagen, de trap en de duw en dat zij bij twee slagen en de duw direct ten val komt. De krachtige slagen van verdachte waren uitsluitend gericht op het hoofd van [slachtoffer], zijnde (met name de slaap) een zeer kwetsbaar deel van het lichaam. Verder weegt de rechtbank mee dat het geweld plaatsvond op een verharde weg en dat [slachtoffer] bij de laatste slag in de buurt stond van een auto, een lantaarnpaal en de stoep. [slachtoffer] had bij het vallen met haar hoofd tegen een van deze voorwerpen dan wel op het asfalt terecht kunnen komen, wat tot zwaar lichamelijk letsel (of erger) had kunnen leiden.
De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Daarmee acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het voornemen had om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
- Voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank is van oordeel dat het scenario dat door de officier van justitie ten grondslag is gelegd aan de bewezenverklaring van voorbedachte raad – inhoudende dat verdachte vanuit de motorclub [club] opdracht heeft gekregen om geweldshandelingen tegen [slachtoffer] uit te oefenen – niet wettig en overtuigend is bewezen. Verdachte ontkent dit en het dossier bevat hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank is verder van oordeel dat het dossier ook anderszins (op basis van een ander dan door de officier van justitie geschetst scenario) onvoldoende bewijs van voorbedachte raad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bevat, zodat zij verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal vrijspreken.
- Medeplegen
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte dit feit samen met een ander heeft gepleegd. Het dossier bevat hiervoor geen bewijs. De rechtbank zal verdachte ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 september 2023 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer]
- meermalen met de hand en eenmaal met een schoen in zijn hand in haar gezicht heeft geslagen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op de grond is gevallen en
- éénmaal tegen haar lichaam heeft getrapt en
- met forse kracht tegen haar schouders heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De schorsing van het bevel voorlopige hechtenis dient vanwege de gevorderde gevangenisstraf te worden opgeheven. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen, bestaande uit een (direct en indirect) contactverbod met [slachtoffer] voor de duur van drie jaren, met een week vervangende hechtenis voor iedere overtreding van het contactverbod.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsman heeft te kennen gegeven dat verdachte zich wil conformeren aan een contactverbod met [slachtoffer].
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 30 september 2023 schuldig gemaakt aan een ernstige poging tot zware mishandeling. Verdachte is op de openbare weg op zijn ex-vriendin [slachtoffer] afgestormd en heeft in een kort tijdsbestek op een intensieve manier geweld uitgeoefend tegen [slachtoffer]. Met zijn buitengewoon agressieve en disproportionele handelen heeft verdachte een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van [slachtoffer]. Gedurende lange tijd heeft zij de gevolgen van het geweldsincident op fysiek en mentaal vlak ondervonden. Daarnaast zijn enkele omstanders ongewenst getuige geworden van de geweldsuitbarsting van verdachte. Feiten als deze zorgen voor een groeiend gevoel van onveiligheid bij zowel directe slachtoffers als bij de samenleving als geheel.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 27 februari 2025. Hieruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten. Verdachte bevond zich ten tijde van het plegen van het feit sinds een week – vanaf 23 september 2023 – in de proeftijd van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Verder blijkt uit de justitiële documentatie van verdachte dat hij op 2 mei 2024 is veroordeeld voor een strafbaar feit. De rechtbank zal gelet op het bepaalde in artikel 63 Sr hiermee rekening houden bij de strafoplegging.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de over verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportages van 29 januari 2025, opgesteld door N. van der Weegen, GZ-psycholoog, en van 30 januari 2025, opgesteld door T.W.D.P. van Os, psychiater en psychoanalyticus. Laatstgenoemde stelt dat sprake is van een stoornis in het gebruik van alcohol en antisociaal gedrag van een volwassene. In beide rapportages wordt geadviseerd het ten laste gelegde volledig toe te rekenen en wordt het recidiverisico ingeschat als laag. Het advies is om verdachte zonder voorwaarden af te straffen.
Uit het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 18 maart 2025 volgt dat verdachte vanwege eerdere veroordelingen onder toezicht staat bij de reclassering en dat hij tijdens het toezicht positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt. In juli 2024 heeft verdachte na actieve deelname met succes de CoVa-training afgerond. De meldplicht wordt door verdachte nagekomen. Verdachte ervaart het reclasseringstoezicht als steunend en hij wil zich blijven conformeren aan bijzondere voorwaarden. Het risico op recidive, letsel en onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. De reclassering adviseert om verdachte in het onderhavige parketnummer zonder voorwaarden af te straffen, omdat de lopende toezichten zullen voortduren tot november 2025 en januari 2026. Een contact- en/of locatieverbod met [slachtoffer] is volgens de reclassering niet geïndiceerd. Verdachte heeft geen behoefte aan contact en hij wil conflictsituaties vermijden.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van het gepleegde feit de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Het oriëntatiepunt voor straftoemeting voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zonder gebruik te maken van een wapen, is een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Hoewel sprake is geweest van een poging tot zware mishandeling, zal de rechtbank – vanwege de hevigheid van de aanval, de ernst van het letsel en de snelle recidive van verdachte in de proeftijd – een straf opleggen conform dit oriëntatiepunt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is.
Contactverbod op grond van artikel 38v Sr
Daarnaast acht de rechtbank oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer], noodzakelijk zodat verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, met haar contact zal opnemen, zoeken of hebben. [slachtoffer] heeft om dit contactverbod verzocht en verdachte heeft verklaard dat hij bereid is zich hieraan te houden. De rechtbank zal dit contactverbod opleggen voor de duur van drie jaren en beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, waarbij de totale duur van de vervangende hechtenis zes maanden kan bedragen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een strafbaar feit zal begaan en zich belastend zal gedragen naar [slachtoffer], beveelt de rechtbank dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 8.522,36, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade ter hoogte van € 1.022,36 bestaat uit de volgende posten:
- nota fysiotherapie Overdinkel € 303,00;
- kapotte jurk € 50,00;
- beschadigde laarzen € 50,00;
- eigen risico/ eigen bijdrage apotheek en ziekenhuis € 119,12;
- tandartsrekening beschadigde elementen € 53,20;
- nota Bol.com beveiligingscamera (1) € 71,97;
- nota Bol.com beveiligingscamera (2) € 45,07;
- nota Zipper clinics behandeling € 330,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 7.500,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade kan worden toegewezen, met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. Voor wat betreft de hoogte van de immateriële schade heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de materiële schade. Verdachte heeft zich bereid verklaard die schade te vergoeden. Ten aanzien van de hoogte van de immateriële schadevergoeding acht de raadsman een bedrag van € 500,00 toewijsbaar.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.022,36, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding (smartengeld) is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte immateriële schade heeft geleden. Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, zoals in deze zaak het geval is. Voor zover lichamelijk letsel ook bepaalde psychische gevolgen met zich brengt, zoals bijvoorbeeld angsten, kunnen ook deze gevolgen tot op zekere hoogte meegewogen worden bij de bepaling van de omvang van het smartengeld. Het geweldsincident heeft bij de benadeelde partij meerdere letsels veroorzaakt waaronder een blauw oog dat lange tijd zichtbaar is geweest, een afgebroken tand en een hersenkneuzing. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat de benadeelde partij ook psychische gevolgen heeft ondervonden van het geweldsincident, omdat zij sindsdien kampt met angstgevoelens. Gelet op de aard van het letsel en de bedragen in vergelijkbare gevallen worden toegekend, acht de rechtbank de toekenning van een bedrag aan smartengeld van € 2.500,00 billijk, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Voor het overige deel zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Zij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 45 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen. Subsidiair heeft hij verzocht om de gevangenisstraf voor de duur van twee maanden om te zetten in een taakstraf van 120 uren of meer.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van een nieuw strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
Enerzijds is de rechtbank van oordeel dat de soortgelijke recidive die snel na het ingaan van de proeftijd heeft plaatsgevonden de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenis-straf zonder meer rechtvaardigt. Om diezelfde reden acht de rechtbank een omzetting van de voorwaardelijke gevangenisstraf in een taakstraf niet passend. Anderzijds is de straf die aan verdachte in de hoofdzaak wordt opgelegd lager dan de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank vindt het redelijk om hiermee rekening te houden en zal daarom de vordering gedeeltelijk toewijzen. De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van één maand gevangenisstraf.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 38w en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair, het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidals
bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van
3 (drie) jaren;
- beveelt dat de verdachte gedurende 3 (drie) jaren op geen enkele wijze – direct of
indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met
[slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2] 1983 te [geboorteplaats 2];
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel per overtreding wordt vervangen door
1 (één) weekhechtenis en bepaalt daarbij dat de maximale hechtenis zes maanden bedraagt;
- beveelt dat deze maatregel
dadelijk uitvoerbaaris, omdat er ernstig rekening mee moet
worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich
belastend zal gedragen jegens [slachtoffer];
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 3.522,36 (bestaande uit € 1.022,36 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
€ 3.522,36 (drieduizend vijfhonderdtweeëntwintig euro en zesendertig cent)(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2023);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.522,36, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
45 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 5.000,00 niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08-033693-23
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan een
gedeeltevan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 8 september 2023 onder parketnummer 08-033693-23, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. Kroeze, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 april 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer KALMOES23/ON2R023071. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 april 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De voorzitter toont ter terechtzitting het in het dossier gevoegde multimediabestand VID-20230930-WA0005. De voorzitter doet de volgende waarneming, zakelijk weergegeven.
Op 30 september 2023 in Enschede loopt u naar [slachtoffer] toe en slaat u haar. Hierna schopt u haar en slaat haar nogmaals. U geeft [slachtoffer] een duw waardoor zij in de bosjes valt. Ze komt weer overeind. U hebt een schoen in uw handen en slaat haar daarmee in haar gezicht, waardoor zij weer achterovervalt.
De verdachte verklaart, zakelijk weergegeven, het volgende.
Wat u mij voorhoudt klopt. Op 30 september 2023 in Enschede is er gebeurd wat op de camerabeelden te zien is.

2.

Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant], van 17 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Op 30 september 2023 vond er een mishandeling plaats in Enschede. Van het incident waren camerabeelden.
Beeld: De vrouw met het donkere haar, slachtoffer [slachtoffer], is verdergelopen de Padangstraat in. De man uit de auto, kaal hoofd, stevig postuur, rent op deze vrouw af.
[Afbeelding]
Beeld: De man met het kale hoofd slaat slachtoffer [slachtoffer] met zijn rechterhand krachtig tegen de linkerzijde van haar gezicht waardoor slachtoffer ten val raakt
[Afbeelding]
Beeld: De man met het kale hoofd loopt naar de overkant van de straat en pakt zijn schoen.
Direct hierop loopt hij weer richting slachtoffer en trapt haar met zijn rechterbeen.
Direct na de trap slaat de kale man het slachtoffer in haar gezicht. Dit doet hij met de rechterhand. Met zijn linkerhand houdt hij zijn eerder opgeraapte schoen vast.
[Afbeelding]
Beeld: De kale man geeft het slachtoffer met twee armen een krachtige duw tegen haar schouders waardoor het slachtoffer in de bosjes achter haar komt te vallen.
[Afbeelding]
Beeld: De kale man is weer naar het slachtoffer gelopen en geeft haar met de schoen in zijn
rechterhand een klap in het gezicht waardoor slachtoffer op de grond valt en daar blijft liggen.
[Afbeelding]
3.
De eigen waarnemingen van de rechtbank van het in het dossier gevoegde multimediabestand VID-20230930-WA0005, voor zover inhoudende:
Verdachte stapt uit een auto en loopt boos en opgefokt op [slachtoffer] af. Gedurende ongeveer een halve minuut vinden er geweldshandelingen plaats. [slachtoffer] probeert afstand te nemen van verdachte terwijl verdachte haar blijft opzoeken. [slachtoffer] heeft een kleiner en tengerder postuur dan verdachte. Aan de wijze waarop het lichaam van [slachtoffer] beweegt tijdens de slagen, de trap en de duw, en de manier waarop zij drie keer ten val komt is te zien dat verdachte de geweldshandelingen met kracht uitvoert. Het geweld vindt plaats op een verharde weg. Tijdens de laatste slag van verdachte, waardoor [slachtoffer] ten val komt, staat [slachtoffer] in de buurt van een auto, een lantaarnpaal en de stoep.

4.

Een geschrift, te weten de door psychiater/psychoanalyticus dr. T.W.D.P. van Os opgestelde pro justitia rapportage, gedateerd 30 januari 2025, voor zover inhoudende
(pag. 22 laatste alinea):
“Onderzochte is een normaal verzorgde, thans 38-jarige man. Hij heeft een lichaamslengte van 1.93 m en een lichaamsgewicht van 118 kg.”