ECLI:NL:RBOVE:2025:2358

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
08-224685-22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van gedragsbeïnvloedende maatregel na veroordeling voor ernstige misdrijven

Op 15 april 2025 heeft de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo, uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die eerder was veroordeeld tot 32 maanden gevangenisstraf voor poging tot verkrachting, poging tot opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving en verduistering. De rechtbank gelastte de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van twee jaren, omdat er nog steeds een hoog risico op recidive aanwezig was. De vordering tot tenuitvoerlegging was ingediend door het Openbaar Ministerie op 21 maart 2025, en de behandeling vond plaats op 1 april 2025. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde, ondanks eerdere behandelingen en adviezen van de reclassering, geen positieve ontwikkeling had doorgemaakt en dat er geen zicht was op verandering in zijn gedragspatroon. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een verbod op het gebruik van drugs. De rechtbank besloot echter om de gevorderde contactverboden met slachtoffers niet op te leggen, omdat deze niet waren geadviseerd door de reclassering en onvoldoende onderbouwd waren door de officier van justitie. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-224685-22 (vordering tenuitvoerlegging GVM)
beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken op de vordering van de officier van justitie op grond van artikel 6:6:23a Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats],
nu verblijvende in P.I. [locatie],
verder te noemen de veroordeelde,
bijgestaan door mr. R. Oude Breuil, advocaat te Enschede.

1.Het verloop van de procedure

Bij onherroepelijk vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 30 juni 2023 is aan de veroordeelde – wegens poging tot verkrachting, poging tot opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving en verduistering – een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden opgelegd. Daarnaast is aan de veroordeelde opgelegd de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking (hierna: de maatregel) als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Aan de veroordeelde is geen voorwaardelijke invrijheidsstelling verleend. De einddatum van de gevangenisstraf die bij vonnis van 30 juni 2023 is opgelegd, is 22 april 2025.
Het Openbaar Ministerie heeft op 21 maart 2025 een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van de maatregel voor de periode van twee jaren met oplegging van de voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering. Gevorderd is om minimaal twee tot maximaal vier weken vervangende hechtenis toe te passen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 1 april 2025. Bij de behandeling zijn de officier van justitie mr. A.A. Nieli, de veroordeelde en de raadsman gehoord. Ook is als deskundige gehoord [naam], werkzaam als reclasseringswerker bij GGZ Tactus Enschede en belast met het reclasseringstoezicht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
  • het vonnis van de rechtbank Overijssel van 30 juni 2023 waarbij de maatregel is opgelegd;
  • het reclasseringsadvies tenuitvoerlegging van GGZ Tactus Enschede van 20 maart 2025, opgemaakt door [naam].

2. De standpunten van de officier van justitie en de veroordeelde en de raadsman

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering gewijzigd, in die zin dat zij in aanvulling op de schriftelijke vordering mondeling heeft verzocht om aan de veroordeelde contactverboden op te leggen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], slachtoffers in de onderliggende strafzaak.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, omdat geen sprake is van een hoog recidiverisico met betrekking tot misdrijven gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam. De raadsman heeft verzocht om bij toewijzing van de vordering – indien een mondelinge aanvulling van de vordering door de officier van justitie is toegestaan – het contactverbod enkel op te leggen ten aanzien van het slachtoffer van het zedenfeit, [slachtoffer 1].

3.De ontvankelijkheid

De vordering is tijdig ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze ook overigens ontvankelijk is.

4.De beoordeling

Aanvulling van de vordering
De algemene bepalingen die gelden voor rechtelijke beslissingen inzake tenuitvoerlegging zijn opgenomen in de eerste titel van hoofdstuk 6 van boek 6 Wetboek van Strafvordering (Sv). Artikel 6:6:4 lid 6 Sv, dat vanwege het voorgaande van toepassing is op een vordering tenuitvoerlegging van een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM), bepaalt dat het Openbaar Ministerie de vordering gedurende het onderzoek kan wijzigen. De rechtbank zal bij de beoordeling daarom uitgaan van de vordering zoals deze ter zitting door de officier van justitie is aangevuld, derhalve met de contactverboden.
Beoordeling van de vordering
De maatregel ex artikel 38z, eerste lid, Sr strekt primair tot bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. De rechtbank kan de tenuitvoerlegging van de maatregel op grond van art. 6:6:23b, eerste lid, Sv gelasten indien:
a. er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan waarvoor de rechter een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking kan opleggen; of
b. dit noodzakelijk is ter voorkoming van ernstig belastend gedrag jegens slachtoffers of getuigen.
In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 30 juni 2023 is geoordeeld dat oplegging van de maatregel noodzakelijk was. Het hoge risico op recidive en de bij de veroordeelde aanwezige persoonlijkheidsproblematiek maakten dat ook ná de gevangenisstraf een vorm van behandeling en toezicht nodig werd geacht. De rechtbank kwam tot dit oordeel omdat bij de veroordeelde sprake was van een langdurig bestaand gedragspatroon dat diagnostisch geclassificeerd werd als een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken, een ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne en een matig ernstige stoornis in het gebruik van cannabis. De veroordeelde had ten tijde van het vonnis de status van zeer actieve veelpleger, had recent een ISD-maatregel doorlopen en zijn middelenproblematiek werkte recidive verhogend. Er was geen zicht op concrete veranderingen die zouden leiden tot verlaging van het hoge recidiverisico. De veroordeelde was voornemens zijn leven op dezelfde wijze in te blijven richten en zag geen noodzaak voor reclasseringsinterventies.
De reclassering heeft in haar rapport van 20 maart 2025 het volgende beschreven.
Op 13 maart 2023 heeft de reclassering geadviseerd om de veroordeelde binnen detentie te gaan behandelen. Echter, omdat geen sprake was van een hulpvraag bij de veroordeelde heeft de inrichting geen verwijzing voor behandeling afgegeven en is behandeling uitgebleven. In het kader van een mogelijke voorwaardelijke invrijheidsstelling heeft een aanmelding bij Transfore plaatsgevonden en werd – om te kunnen adviseren over de behandeling – een risicotaxatie afgenomen die gericht is op zedenproblematiek. Daarbij is een risico-inschatting “hoog” vastgesteld en een intensieve forensische behandeling geadviseerd. Het traject bij Transfore werd afgesloten vanwege de beperkte motivatie en de aanwezig blijvende weerstand bij de veroordeelde, zodat Transfore hem geen plek voor een behandeling heeft aangeboden. Tot op heden hebben gesprekken, risico-inschattingen en meerdere intakegesprekken niet tot verandering geleid in het probleembesef en zelfinzicht van de veroordeelde. Ondanks de inzet van de reclassering – en mede door de houding van de veroordeelde – is hulpverlening en behandeling niet opgestart. Op vele manieren is geprobeerd een passende beschermde woonvorm, nodig om behandeling te kunnen starten, voor de veroordeelde te vinden. Echter, het ontbreken van motivatie en een hulpvraag bij veroordeelde, de zedencomponent die niet in de expertise van enkele beschermde woonvormen valt dan wel het te lage beschermingsniveau van woonvormen zijn redenen geweest voor afwijzing van de veroordeelde en het uitblijven van een plaatsing. Tot op heden is er geen stabiliteit aanwezig op de basisvoorwaarden zoals huisvesting, en dagbesteding. De reclassering concludeert dat het risico op recidive onverminderd hoog is. Om de kans op recidive te verminderen acht de reclassering behandeling noodzakelijk. De reclassering adviseert om de GVM voor de duur van twee jaren ten uitvoer te leggen, met daaraan gekoppeld de volgende voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), ambulante begeleiding, een drugsverbod en toestemming voor overleg met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde.
Ter zitting heeft deskundige [naam] een nadere toelichting op het rapport gegeven en het advies gehandhaafd. In aanvulling op het rapport stelt [naam] dat de veroordeelde niet in staat is om zonder hulp praktische zaken te regelen. Hoewel de veroordeelde zegt dat hij op eigen initiatief huisvesting en dagbesteding heeft geregeld voor na zijn detentie, staat veroordeelde niet toe dat de reclassering dit controleert.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat nog altijd sprake is van een hoog risico op recidive. De behandeling die nodig is om de stoornissen die bij veroordeelde zijn vastgesteld te behandelen en het recidiverisico te beperken, heeft niet plaatsgevonden. Stabiliteit op de gebieden huisvesting en dagbesteding is er niet en veroordeelde heeft geen stappen gemaakt in zijn probleembesef en zelfinzicht. De rechtbank stelt vast dat tot op heden niets veranderd is en veroordeelde geen positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Dat alles bij elkaar maakt dat de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een misdrijf zal begaan waarvoor een GVM kan worden opgelegd. Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank de vordering toe voor de duur van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd (met uitzondering van de verplichte inname van medicijnen, nu de wenselijkheid daarvan onvoldoende is onderbouwd) en vervangende hechtenis voor de duur van twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
De rechtbank legt de ter zitting gevorderde contactverboden niet op. Deze contactverboden zijn niet opgelegd bij het vonnis van 30 juni 2023, zijn niet geadviseerd door de reclassering en de officier van justitie heeft onvoldoende onderbouwd waarom deze nu opgelegd zouden moeten worden.

5.De beslissing

De rechtbank:
-
gelast de tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 30 juni 2023 opgelegde gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel voor de duur van
twee jaren;
- stelt daarbij de volgende bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Tactus Reclassering op het adres Raiffeisenstraat 75 te Enschede. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde zorgt dat de juiste contactinformatie bij de reclassering beschikbaar is en voldoet aan oproepen van de reclassering;
- de veroordeelde laat zich behandelen door Transfore en/of JusTact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
- de veroordeelde laat zich begeleiden door het FACT team van Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
- de veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
- de veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. Daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 6:3:14 Sv, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. Daarbij geldt dat de totale duur van de vervangende hechtenis ten hoogste zes maanden bedraagt en de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de maatregel niet opheft.
Deze beslissing is genomen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. Kroeze, griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2025.