Op 15 april 2025 heeft de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo, uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die eerder was veroordeeld tot 32 maanden gevangenisstraf voor poging tot verkrachting, poging tot opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving en verduistering. De rechtbank gelastte de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van twee jaren, omdat er nog steeds een hoog risico op recidive aanwezig was. De vordering tot tenuitvoerlegging was ingediend door het Openbaar Ministerie op 21 maart 2025, en de behandeling vond plaats op 1 april 2025. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde, ondanks eerdere behandelingen en adviezen van de reclassering, geen positieve ontwikkeling had doorgemaakt en dat er geen zicht was op verandering in zijn gedragspatroon. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een verbod op het gebruik van drugs. De rechtbank besloot echter om de gevorderde contactverboden met slachtoffers niet op te leggen, omdat deze niet waren geadviseerd door de reclassering en onvoldoende onderbouwd waren door de officier van justitie. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.