ECLI:NL:RBOVE:2025:2349

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
C/08/324065 / FA RK 24-2798
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning en gerechtelijke vaststelling vaderschap met betrekking tot termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van verzoekster door haar overleden 'vader' [naam 2] en de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [naam 1]. Verzoekster, die op 13 november 2024 een verzoekschrift indiende, was zich vanaf haar veertiende bewust dat [naam 2] niet haar biologische vader was. Na het overlijden van [naam 2] en een DNA-onderzoek dat bevestigde dat [naam 1] haar biologische vader is, verzocht zij de rechtbank om de erkenning te vernietigen en het vaderschap van [naam 1] vast te stellen. De rechtbank overwoog dat verzoekster de termijn voor het indienen van het verzoek tot vernietiging van de erkenning had overschreden. De termijn van drie jaar, zoals vastgelegd in artikel 1:205 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek, was verstreken, en de rechtbank oordeelde dat er geen omstandigheden waren die deze termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De rechtbank verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot vernietiging van de erkenning, waardoor de verzoeken tot vaststelling van het vaderschap en wijziging van de geslachtsnaam niet verder behandeld konden worden. De beslissing benadrukt het belang van rechtszekerheid en de noodzaak om termijnen in acht te nemen, ook al is er een biologische werkelijkheid die anders kan zijn.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/324065 / FA RK 24-2798
beschikking van 10 april 2025
inzake de verzoeken van:
[verzoekster] ,
verder te noemen: verzoekster,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster,
advocaat: voorheen mr. A.J.A. Assink, thans mr. N.P. van Mook.
De rechtbank merkt als informant ten aanzien van het verzoek tot vernietiging van de erkenning en als belanghebbende ten aanzien van het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap en het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam aan:
[naam 1],
verder te noemen: [naam 1] ,
wonende te [woonplaats 2] .
De rechtbank merkt als informant aan:
[de moeder] ,
verder te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

1.Het procesverloop

1.1.
Op 13 november 2024 heeft de griffie een verzoekschrift met bijlagen ontvangen van
verzoekster.
1.2.
Op 21 februari 2025 heeft de griffie per e-mail een rolbericht van mr. Assink met
bijlagen ontvangen.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft op 10 maart 2025
plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- verzoekster, bijgestaan door mr. N.P. van Mook;
- de moeder,
- [naam 1] .
1.4.
Mr. Van Mook heeft tijdens de mondelinge behandeling een pleitnota overgelegd en
voorgedragen.
2. De feiten
2.1.
Op [geboortedatum] is verzoekster geboren.
2.2.
Op [datum 1] is de moeder gehuwd met [naam 2] (hierna: [naam 2] ). Ter gelegenheid van het huwelijk heeft [naam 2] verzoekster erkend.
2.3.
Toen verzoekster veertien jaar oud was heeft [naam 2] haar verteld dat hij niet haar biologische vader was.
2.4.
[naam 2] is op [datum 2] overleden.
2.5.
Uit volgens de daartoe geldende normen uitgevoerd DNA-onderzoek is op 27 januari 2025 gebleken dat de kans dat [naam 1] de vader van verzoekster is, 99.9999999% is.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoekster verzoekt de rechtbank bij beschikking en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de erkenning van verzoekster door [naam 2] te vernietigen;
II. als de erkenning wordt vernietigd, vast te stellen dat [naam 1] de vader van
verzoekster;
III. als de erkenning wordt vernietigd en het vaderschap wordt vastgesteld, de
geslachtsnaam van verzoekster te wijzigen in “ [naam 1] ”;
IV. bij toewijzing van de verzoeken de ambtenaar van de burgerlijke stand op te dragen op
de geboorteakte de wijzigingen van vaderschap en geslachtsnaam te vermelden.
3.2.
Ter onderbouwing van haar verzoek stelt verzoekster het volgende. Vanaf haar veertiende jaar weet verzoekster dat [naam 2] niet haar biologische vader is. [naam 2] heeft haar opgevoed. Verzoekster is dankbaar voor de normen en waarden die ze van [naam 2] heeft geleerd, al was de opvoeding wel streng. [naam 2] heeft nog bij haar (eerste) huwelijk, waarvoor verzoekster vanwege haar leeftijd toestemming nodig had van [naam 2] , kunnen zijn. Verzoekster heeft uit respect voor [naam 2] gewacht tot na zijn overlijden voordat zij op zoek is gegaan naar haar biologische vader.
3.3.
Op basis van informatie van haar moeder heeft verzoekster van 1995 tot 2023 in de veronderstelling verkeerd dat [naam 3] haar biologische vader was. Van 1995 tot 2000 heeft zij contact gehad met [naam 3] . Nadat [naam 3] was overleden heeft verzoekster met een neef van [naam 3] in 2023 DNA-onderzoek laten uitvoeren. Hieruit is gebleken dat [naam 3] niet de biologische vader van verzoekster is.
3.4.
Na onderzoek via diverse websites is verzoekster in 2023 in contact gekomen met [naam 1] . Op basis van DNA-onderzoek via de website [internetsite] is gebleken dat [naam 1] de biologische vader is van verzoekster. Verzoekster heeft inmiddels goed en warm contact met [naam 1] , diens echtgenote en zijn kinderen.
3.5.
Voor verzoekster is het van groot belang dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke, biologische situatie. [naam 1] stemt in met het verzoek vast te stellen dat hij de vader is van verzoekster.
3.6.
Verzoekster stelt, onder verwijzing naar jurisprudentie, dat de termijn van artikel 1:205 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) waarbinnen de erkenning kan worden vernietigd (drie jaar) buiten toepassing moet worden gelaten. Toepassing van de termijn levert een ongerechtvaardigde inmenging in haar family life in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) op. Uitgangspunt moet zijn dat de juridische situatie aansluit bij de feitelijke situatie. Aannemelijk is dat de rechtszekerheid niet wordt geschaad, nu verzoekster geen gelden heeft ontvangen uit de nalatenschap van [naam 2] en evenmin andere belangen een rol spelen.
3.7.
Ten aanzien van de verzochte gerechtelijke vaststelling van het vaderschap wijst verzoekster op de verklaringen van zichzelf en [naam 1] en de uitkomst van het DNA-onderzoek, waaruit het vaderschap van [naam 1] blijkt. Als dat vaderschap vaststaat dient verzoekster te kunnen kiezen voor de geslachtsnaam van de vader. Verzoekster wil nadrukkelijk niet de geslachtsnaam van haar moeder dragen, hetgeen het geval zou zijn wanneer enkel de vernietiging van de erkenning zou plaatsvinden, zonder dat dit door een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap zou worden gevolgd.

4.De beoordeling

Juridisch kader
4.1.
De rechtbank overweegt het volgende over het juridisch kader.
4.2.
Per 1 januari 1988 is de leeftijd waarop de meerderjarigheid wordt bereikt verlaagd
van 21 jaar naar 18 jaar.
4.3.
Tot 1 april 1998 was in artikel 1:225 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
geregeld wanneer een tijdens de minderjarigheid erkend en gewettigd kind tot vernietiging van de erkenning kon komen. Vernietiging kon worden gevorderd door het kind, niet eerder dan twee jaren nadat het kind meerderjarig was geworden en niet later dan drie jaren nadat het kind meerderjarig was geworden. Als het kind pas na dat tijdvak kennis had gekregen van de erkenning door een man die niet de verwekker was, diende vernietiging te worden gevorderd binnen een jaar na het moment van kennis krijgen van dat gegeven.
4.4.
Per 1 april 1998 is het afstammingsrecht herzien. In artikel 1:205 lid 1 aanhef en
onder a BW is sindsdien bepaald dat een erkenning kan worden vernietigd op de grond dat de erkenner niet de biologische vader is van het kind. In artikel 1:205 lid 4 BW is bepaald dat een verzoek tot vernietiging van de erkenning door het kind wordt ingediend binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de erkenner vermoedelijk niet de biologische vader is. Als het kind gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit, kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden, worden ingediend.
4.5.
De hiervoor bedoelde herziening van het afstammingsrecht heeft per 1 april 1998
onmiddellijke werking. In het overgangsrecht is geen uitzondering gemaakt voor de vernietiging in een situatie zoals in deze procedure aan de orde is.
4.6.
De genoemde termijnen zijn van openbare orde en moeten ambtshalve door de
rechter worden toegepast.
4.7.
Uit jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)
volgt dat het stellen van termijnen in beginsel geen ongerechtvaardigde inmenging is in het familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM, omdat de in de wet gestelde termijnen noodzakelijk zijn in een democratische samenleving om de rechtszekerheid te waarborgen en ter bescherming van de belangen van het kind. Dit laat onverlet dat onder bepaalde omstandigheden het vasthouden aan een termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid wel degelijk een ongerechtvaardigde inmenging in het familie- en gezinsleven kan opleveren en strijdig kan zijn met artikel 8 EVRM. Bij de beoordeling of in dit geval sprake is van strijd met artikel 8 EVRM moet het belang van verzoekster om de juridische en biologische werkelijkheid met elkaar in overeenstemming te brengen, worden afgewogen tegen het belang van de rechtszekerheid en van derden.
Termijnoverschrijding
4.8.
De rechtbank stelt vast dat in het onderhavige geval sprake is van een zeer ruime
termijnoverschrijding. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of in dit geval aan de
termijnoverschrijding voorbij moet worden gegaan.
4.9.
Verzoekster heeft gesteld dat zij vanaf haar veertiende jaar wist dat [naam 2] niet
haar biologische vader was. Dat vermoeden had zij op basis van stukken die zij in huis had gevonden en dit vermoeden werd daarna bevestigd door de moeder en [naam 2] .
4.10.
Op grond van de aanpassing van de leeftijdsgrens voor meerderjarigheid was
verzoekster vanaf 1 januari 1988 meerderjarig. Op deze datum is de vervaltermijn van drie jaren, zoals die volgt uit het destijds geldende artikel 1:225 lid 4 BW, aangevangen. Deze termijn eindigde op 31 december 1990. Sindsdien zijn, tot aan indiening van het onderhavige verzoek op 13 november 2024, bijna vierendertig jaren verstreken.
4.11.
De rechtbank overweegt dat in de periode sinds 1988 verzoekster op verschillende
momenten in de gelegenheid is geweest een verzoek tot vernietiging van de erkenning te doen. Zij heeft geen stappen gezet om te komen tot vernietiging van de erkenning, ook niet toen kort na haar huwelijk [naam 2] overleed. Gelet op de meerderjarigheid van verzoekster en het overlijden van [naam 2] was er geen reden voor verzoekster om destijds niet een dergelijke vernietiging te verzoeken.
4.12.
Vanaf 1995 had verzoekster, naar later bleek ten onrechte, de
overtuiging dat [naam 3] haar biologische vader was. [naam 3] was ook aanwezig bij haar (tweede) huwelijk in [datum 3] . Dat [naam 3] niet wilde meewerken aan vaststelling van zijn vaderschap, zoals verzoekster stelt, doet niet af aan de mogelijkheid van vernietiging van de (eerdere) erkenning door [naam 2] . Voor zover verzoekster - ten onrechte - meende dat vernietiging pas aan de orde kon zijn als de biologische vader bekend was, geldt dat verzoekster ook na 1995 geen stappen heeft ondernomen om te komen tot vernietiging van de erkenning. Ook nadat in 2023 bleek dat [naam 3] niet de biologische vader was, heeft verzoekster niet de vernietiging van de erkenning verzocht.
4.13.
Verzoekster heeft verwezen naar uitspraken waarin aan de termijnoverschrijding
voorbij is gegaan en zij doet hier een beroep op. De rechtbank overweegt dat, anders dan in het merendeel van de door verzoekster genoemde uitspraken, niet is gebleken van omstandigheden in de jeugd van verzoekster die maken dat van verzoekster niet gevergd kon worden eerder dan in november 2024 vernietiging van de erkenning te verzoeken. Dergelijke omstandigheden zijn, behoudens de stellingen over een strenge opvoeding, niet aangevoerd en blijken ook niet anderszins.
4.14.
Naar het oordeel van de rechtbank dient mee te wegen dat [naam 2] verzoekster
gedurende haar hele jeugd heeft opgevoed, zoals ook de moeder heeft verklaard. Verzoekster heeft verklaard hem dankbaar te zijn voor wat zij van hem heeft geleerd, al was haar jeugd niet ideaal. [naam 2] is in [datum 2] overleden en kan zich over het verzoek dat voorligt niet uitlaten.
4.15.
De rechtbank overweegt dat er meerdere vormen van ouderschap zijn, die niet altijd
samenvallen: het biologisch ouderschap, het juridisch ouderschap en het sociaal ouderschap. [naam 2] heeft lange tijd, tot aan de meerderjarigheid van verzoekster, het sociale en juridisch ouderschap vervuld. De rechtbank is er niet van overtuigd geraakt dat het biologisch ouderschap, waarvan blijkt uit de door verzoekster overgelegde uitslag van het DNA-onderzoek van 27 januari 2025, moet prevaleren boven de andere vormen van ouderschap.
4.16.
Het is zondermeer positief dat verzoekster haar biologische vader heeft gevonden
en een betekenisvolle band met hem en zijn familie kan opbouwen. De juridische kwalificatie doet aan de werkelijkheid van die band tussen verzoekster en [naam 1] , die ook voor de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling zichtbaar is geworden, niets af.
4.17.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat het vasthouden aan de
vervaltermijn uit het tot 1 april 1998 geldende artikel 1:225 lid 4 BW geen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbare inmenging in het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven van verzoekster oplevert. Dit betekent dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Het belang van de rechtszekerheid prevaleert derhalve boven de biologische werkelijkheid. Daarom zal verzoekster niet-ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek tot vernietiging van de erkenning.
4.18.
De verzoeken met betrekking tot de vaststelling van het vaderschap en wijziging van
de geslachtsnaam zijn voorwaardelijk gedaan. Nu de voorwaarde (vernietiging van de erkenning) niet wordt vervuld, komt de rechtbank niet toe aan de inhoudelijke behandeling van deze verzoeken en daarom zal op deze verzoeken niet worden beslist.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het verzoek tot vernietiging van de erkenning.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.H. van der Lecq (voorzitter), mr. A.B. de Wit en
mr. J.L. Souman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. ten Thije - Blokvoort als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2025.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.