ECLI:NL:RBOVE:2025:2334

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
71.130280.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding in een zaak van mensensmokkel

Op 1 april 2025 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De officier van justitie had de verdachte ten laste gelegd dat hij, in de periode van 1 november 2021 tot en met 12 september 2023, samen met anderen of alleen, verschillende personen van vermoedelijk Jemenitische afkomst behulpzaam was geweest bij het verkrijgen van verblijf in Nederland en/of andere EU-lidstaten. De dagvaarding bevatte echter twee varianten van mensensmokkel, namelijk het verschaffen van verblijf uit winstbejag en het verschaffen van toegang en doorgang, wat leidde tot een innerlijke tegenstrijdigheid in de tenlastelegging. De verdediging voerde aan dat de dagvaarding nietig verklaard moest worden omdat deze niet voldeed aan de wettelijke vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging onduidelijk en tegenstrijdig was, waardoor de verdachte zich niet goed kon verdedigen. De rechtbank verklaarde de dagvaarding nietig, wat betekent dat de zaak niet verder behandeld kan worden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.130280.23 (P)
Datum vonnis: 1 april 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1995 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 april 2025.
Verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C. Willekes, advocaat in Amsterdam, zijn verschenen en gehoord. Tevens is ter terechtzitting gehoord de officier van justitie.

2.De tenlastelegging

Voluit luidt de tenlastelegging volgens de dagvaarding aan verdachte, dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 november 2021 tot en
met 12 september 2023 te De Lutte en Winschoten althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer perso(o)n(en), genaamd:
- [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2005 te [geboorteplaats 2] , en/of
- [naam 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2005 te [geboorteplaats 3] , en/of
- [naam 3] , geboren op [geboortedatum 4] 2007 te
[geboorteplaats 4] , en/of
- [naam 4] , geboren [geboortedatum 5] 2005 te [geboorteplaats 5] , en/of
althans (telkens) een of meer (andere) onbekend gebleven personen van
(vermoedelijk) Jemenitische afkomst,
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen
en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York
totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee
en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York
totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
en/of die bovengenoemde perso(o)n(en) daartoe gelegenheid, middelen of
inlichtingen heeft verschaft,
door (telkens) voornoemde perso(o)n(en), al dan niet via een tussenpersoon,
- tijdens de reis te begeleiden, en/of
- voornoemde (gesmokkelde) perso(o)n(en) te (laten) vervoeren en/of te (laten)
begeleiden en/of
- het vervoer/transport van die perso(o)n(en) (telkens) te regelen en/of te
organiseren, en/of
- de betaling(en)/financiën met betrekking tot die (smokkel)reis/zen te doen en/of
te regelen en/of te incasseren,
en/althans enige andere handeling gericht op het organiseren van de reis en/of
het vervoer en/of het verblijf van die voornoemde personen,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.

3.Preliminair verweer

3.1
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting een preliminair verweer gevoerd. De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de dagvaarding in zijn geheel nietig moet worden verklaard, omdat de tenlastelegging niet voldoet aan de wettelijke vereisten van artikel 261 eerste lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Enerzijds wordt in de tenlastelegging het verwijt gemaakt dat sprake zou zijn vanuit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf (artikel 197a tweede lid Wetboek van Strafrecht (Sr)) en anderzijds worden gedragingen beschreven die in verband staan met het behulpzaam zijn bij de toegang of doorreis, gevolgd door het bestaan van wetenschap dan wel ernstig vermoeden van de wederrechtelijke aard van die toegang of die doorreis (artikel 197a eerste lid Sr). Er is sprake van een onduidelijke en onbegrijpelijke tenlastelegging en van innerlijke tegenstrijdigheid op onderdelen die van wezenlijke betekenis zijn voor de strafrechtelijke beoordeling van het gehele ten laste gelegde feit. Er dient een keuze te worden gemaakt tussen de twee varianten van mensensmokkel die hier allebei gedeeltelijk ten laste zijn gelegd onder een feit.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding partieel nietig dient te worden verklaard nu in de tenlastelegging is opgenomen dat er sprake zou zijn van het smokkelen van vier specifieke personen, en/of althans (telkens) een of meer (ander) onbekend gebleven personen van (vermoedelijk) Jemenitische afkomst. Dit deel van de tenlastelegging is onvoldoende duidelijk en specifiek omschreven. De verdediging kan zich onmogelijk verweren tegen dit onderdeel van de tenlastelegging en vraagt partiele nietigheid van het onderdeel ‘en/of althans (telkens) een of meer (ander) onbekend gebleven personen van (vermoedelijk) Jemenitische afkomst’.
3.2
De officier van justitie heeft betoogd dat het primaire verweer verworpen dient te worden. De zaak kan inhoudelijk behandeld worden omdat de tenlastelegging voldoende duidelijk is, het feit op deze manier ten laste gelegd mag worden en omdat er bij de verdediging op basis van eerdere gesprekken de wetenschap bestaat dat de officier van justitie geen bewezenverklaring van het ten laste gelegde ‘winstbejag’ en het tenlastegelegde ‘althans (telkens) een of meer (andere) onbekend gebleven personen van (vermoedelijk) Jemenitische afkomst’, zal vorderen.
Het verweer van de raadsvrouw voor zover dat ziet op partiële nietigheid van de dagvaarding ten aanzien van de onbekend gebleven gesmokkelden, kan gevolgd worden, aldus de officier van justitie.
3.3
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 261 Sv de dagvaarding een opgave moet behelzen van het feit dat ten laste wordt gelegd met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn, als ook met vermelding van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan. Bij de uitleg van deze bepaling moet voortdurend in het oog worden gehouden dat de vraag centraal staat of de verdachte zich op basis van de tenlastelegging goed kan verdedigen. De opgave van het feit moet duidelijk en begrijpelijk, niet innerlijk tegenstrijdig en voldoende feitelijk zijn. Bij de verdachte mag er – tegen de achtergrond van het strafdossier en het voorbereidend onderzoek – redelijkerwijs geen twijfel over bestaan welke specifieke gedragingen hem worden verweten. Ook moet het voor de rechtbank duidelijk en begrijpelijk zijn wat zij concreet, ten aanzien van ieder van de verdachten afzonderlijk, te onderzoeken heeft.
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging innerlijk tegenstrijdig is. Verdachte wordt immers enerzijds verweten dat hij personen, vanuit winstbejag, behulpzaam is geweest bij het verschaffen van verblijf zoals bedoeld in artikel 197a tweede lid Sr en anderzijds wordt verdachte verweten dat hij behulpzaam is geweest bij het verschaffen van de toegang of doorreis zoals bedoeld in artikel 197a eerste lid Sr. De officier van justitie heeft zich er op voorhand over uitgelaten dat hij ‘winstbejag’ niet bewezen acht, maar dit én ‘het verschaffen van verblijf’, zoals bedoeld in artikel 197a tweede lid Sr, staan in de tenlastelegging naast de gedragingen die zien op doorreis en toegang, zoals bedoeld in artikel 197a eerste lid Sr. De officier van justitie heeft de twee varianten van mensensmokkel (het uit winstbejag verschaffen van verblijf enerzijds en het verschaffen van toegang en doorgang anderzijds) allebei gedeeltelijk tenlastegelegd, waarbij de omschrijving van de feitelijkheden betrekking lijken te hebben op de als tweede genoemde variant.
De dagvaarding is daardoor innerlijk tegenstrijdig, waardoor verwarring ontstaat op welke variant of varianten de tenlastelegging betrekking heeft. Dat bemoeilijkt de verdediging en levert een onvoldoende deugdelijke basis voor de behandeling ter terechtzitting. De rechtbank zal de dagvaarding daarom nietig verklaren.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart de
dagvaarding nietig.
Dit vonnis is mondeling gewezen door
mr. M. Melaard, voorzitter,
mr. A.J. de Loor en mr. M. Scheeper, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 april 2025.