ECLI:NL:RBOVE:2025:2333

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
71.080476.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van drugshandel en wapenbezit

Op 15 april 2025 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van drugshandel en wapenbezit. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het voorbereiden en bevorderen van de productie van (meth)amfetamine, het voorhanden hebben van een wapen en munitie, en het bezit van een grote hoeveelheid alprazolam. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 232 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het voorbereiden van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen. Daarnaast heeft de verdachte een airsoftwapen en munitie van categorie III voorhanden gehad. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het bezit van alprazolam, omdat niet bewezen kon worden dat de pillen daadwerkelijk deze stof bevatten. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.080476.24 (P)
Datum vonnis: 15 april 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. T.W. Gijsberts, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 1 februari 2024 tot en met 14 mei 2024 als pleger of medepleger de productie van (meth)amfetamine heeft voorbereid en bevorderd;
feit 2:op 14 mei 2024 alprazolam en/of Xanax aanwezig heeft gehad;
feit 3: op 14 mei 2024 een Rayline Gil Full Metal mini pocket Airsoft, een wapen van categorie I, voorhanden heeft gehad;
feit 4:op 14 mei 2024 munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks de periode 1 februari 2024 tot en met 14 mei 2024 te
[plaats], althans in Nederland, en/of België, tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland
brengen en/of
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een stof
bevattende (meth)amfetamine, in elk geval een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel
3a, vijfde lid van de Opiumwet
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het
plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of
ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het
plegen van dat feit, door;
- telefonische contacten te hebben en/of afspraken te maken met
meerdere personen over het opzetten van een drugslab en/of
- als passagier gebruik te maken van een auto met kenteken [kenteken]
waarin op 9 april 2024 126 kg crystal meth is aangetroffen
- goederen ten behoeve voor het opzetten van een drugslab te kopen
en/of te stelen bij de Hornbach te Breda;
2
hij op of omstreeks 14 mei 2024 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft
gehad 327 pillen, althans een grote hoeveelheid van een stof/materiaal
bevattende alprazolam en/of Xanax
zijnde die voornoemde stof/materiaal een middel als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 14 mei 2024 te [plaats] een wapen als bedoeld in
artikel 2 lid 1 categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te
weten een door de Minister van Justitie aangewezen voorwerp dat
zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging
geschikt is, namelijk een Rayline Gil Full Metal mini pocket Airsoft voor
handen heeft gehad;
4
hij op of omstreeks 14 mei 2024 te [plaats] munitie van categorie III
van de Wet wapens en munitie, te weten:
- 3 stuks gaspatronen van WADIE 9MM RK PV met Nonivamide
- 5 stuks knalpatronen van Walther 9mm RK.
In elk geval munitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en
munitie, voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde kan verdachte partieel worden vrijgesproken van de volgende onderdelen: ‘
het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of’ en ‘
als passagier gebruik te maken van een auto met kenteken [kenteken] waarin op 9 april 2024 126 kg crystal meth is aangetroffen’. Daarnaast heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde periode van het onder 1 ten laste gelegde feit verkort kan worden tot een periode vanaf 26 maart 2024.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor de bewezenverklaring van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de raadsman bepleit dat verdachte partieel vrijgesproken dient te worden van het als uitvoeringshandeling ten laste gelegde
‘als passagier gebruik te maken van een auto met kenteken [kenteken] waarin op 9 april 2024 126 kg crystal meth is aangetroffen’. Voor het overige ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte een grote hoeveelheid van een stof/materiaal
bevattende alprazolam en/of Xanax voorhanden heeft gehad. Uit het NFI-rapport volgt namelijk dat de pillen de stof flualprazolam bevatten. Het voorhanden hebben van die stof is niet ten laste gelegd. Het voorhanden hebben van ‘Xanax’ op zichzelf is niet strafbaar, omdat dat geen stof is die voorkomt op de lijsten van de Opiumwet.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Ten aanzien van feit 1, feit 3 en feit 4
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [1]
Feit 1
  • Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 april 2025, voor zover inhoudend de bekennende verklaring van verdachte;
  • Het proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2024 (pagina’s 270 tot en met 295);
  • Het proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2024 (pagina’s 296 tot en met 312 );
  • Het proces-verbaal van bevindingen van 23 april 2024 (pagina’s 203 tot en met 210).
De rechtbank is – met de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van het voorbereiden en bevorderen van het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen en dat ‘het als passagier gebruik maken van een auto met het kenteken [kenteken] waarin op 9 april 2024 126 kg crystal meth is aangetroffen’ niet gekwalificeerd kan worden als een voorbereidingshandeling. De rechtbank speekt verdachte dan ook van die onderdelen vrij.
Feit 3
  • Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 april 2025, voor zover inhoudend de bekennende verklaring van verdachte;
  • Het proces-verbaal van bevindingen van 5 juni 2024 (pagina’s 255 tot en met 258).
Feit 4
  • Het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 april 2025, voor zover inhoudend de bekennende verklaring van verdachte;
  • Het proces-verbaal ‘Onderzoek munitie’ van 26 juni 2024 (pagina’s 260 en 261).
3.3.2
Ten aanzien van feit 2
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij 327 pillen van een stof/materiaal bevattende alprazolam en/of Xanax opzettelijk aanwezig heeft gehad. Xanax is een merknaam van Alprazolam en op zichzelf geen stof of materiaal welke staat vermeld op de Opiumwetlijsten. Alprazolam is wel een stof die staat vermeld op lijst II van de Opiumwet, echter uit het dossier volgt dat de ‘Xanax’-pillen van verdachte geen alprazolam maar flualprazolam bevatten. Het voorhanden hebben van flualprazolam is verdachte niet ten laste gelegd. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat verdachte alprazolam en/of Xanax opzettelijk aanwezig heeft gehad, zodat zij hem in zoverre zal vrijspreken.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 327 pillen opzettelijk aanwezig heeft gehad.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de volgende ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij omstreeks de periode 1 februari 2024 tot en met 14 mei 2024 in Nederland en België, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een stof bevattende (meth)amfetamine, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door:
- telefonische contacten te hebben en afspraken te maken met meerdere personen over het opzetten van een drugslab en
- goederen ten behoeve voor het opzetten van een drugslab te kopen of te stelen bij de Hornbach te Breda;
2
hij op 14 mei 2024 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad 327 pillen;
3
hij op 14 mei 2024 te [plaats] een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk een Rayline Gil Full Metal mini pocket Airsoft, voorhanden heeft gehad;
4
hij op 14 mei 2024 te [plaats] munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- 3 stuks gaspatronen van WADIE 9MM RK PV met Nonivamide
- 5 stuks knalpatronen van Walther 9mm RK
zijnde munitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Onder feit 2 is bewezen verklaard dat verdachte opzettelijk 327 pillen aanwezig heeft gehad. De rechtbank kan dit niet kwalificeren als een strafbaar feit. Omdat niet bewezen verklaard kan worden dat sprake was van alprazolam levert het bewezen verklaarde niet het ten laste gelegde strafbare feit op. Het bewezen verklaarde valt ook niet onder het bereik van een andere strafbepaling. Verdachte moet daarom ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het onder feit 1, feit 3 en feit 4 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), artikel 10a van de Opiumwet, en de artikelen 2, 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen door zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van het feit;
feit 3
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 4
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur gelijk aan het voorarrest, met aftrek van dat voorarrest, en daarnaast een taakstraf voor de duur van honderdvijftig uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft verder gevorderd om aan het voorwaardelijk strafdeel reclasseringstoezicht en behandeling als bijzondere voorwaarden te verbinden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit te volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel de duur van de voorlopige hechtenis niet overstijgt. Indien de rechtbank het nodig acht kan naast een gevangenisstraf een taakstraf worden opgelegd. De raadsman heeft verder bepleit dat er onder andere rekening gehouden moet worden met jurisprudentie over de voorbereidingshandelingen met betrekking tot een drugslab (feit 1), de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor de overige ten laste gelegde feiten, en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Ook dient er rekening gehouden te worden met het gegeven dat er in materiële zin procesafspraken zijn gemaakt en dat er feitelijk sprake is van een vergelijkbare situatie, waardoor een matiging van de straf dient plaats te vinden, aldus de raadsman.
De raadsman verzoekt om bij einduitspraak de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen wanneer de rechtbank een langere gevangenisstraf oplegt dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het voorbereiden en bevorderen van de productie van (meth)amfetamine. (Meth)Amfetamine is een harddrug die zeer verslavend en schadelijk is voor de volksgezondheid. Dat heeft niet alleen verstrekkende gevolgen voor de gebruikers zelf, maar ook voor de mensen in hun omgeving. Daarnaast ontstaat door de handel in drugs schade en overlast voor de samenleving. Het is algemeen bekend dat de handel in drugs gepaard gaat met allerlei vormen van zware criminaliteit, zoals geweld en andere ondermijnende handelingen. Ook plegen drugsverslaafden vaak vermogensdelicten om in hun dagelijkse behoefte te voorzien. Bovendien veroorzaken de (chemische processen bij de) productie van synthetische drugs en de ongecontroleerde opslag van chemicaliën ten behoeve van deze productie grote veiligheidsrisico’s en risico’s voor de volksgezondheid. Deze nadelige effecten zijn ook de reden dat op opiumwetdelicten forse straffen zijn gesteld. Verdachte heeft met zijn gedragingen een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de productie van harddrugs. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van een airsoftwapen en gas- en knalpatronen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie brengt in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt in de samenleving tot gevoelens van onveiligheid. Tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie moet daarom streng worden opgetreden.
Persoon van de verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 7 september 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank zal ook rekening houden met artikel 63 Sr vanwege een recente strafoplegging.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Verslavingsreclassering GGZ van 24 februari 2025. De reclassering heeft gerapporteerd dat geen sprake is van een delictpatroon ten aanzien van het overtreden van de Opiumwet, maar dat de justitiële voorgeschiedenis van verdachte en zijn houding een pro-criminele attitude laat zien. Verdachte laat zich bagatelliserend uit over zijn delicten. Verder ontbreekt het hem aan een zinvolle dagbesteding en heeft hij een beperkte inkomstenbron. Hetgeen de reclassering, samen met zijn pro-criminele houding, als recidive verhogend inschat. Bovendien is er in het verleden sprake geweest van gokproblematiek. In het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft verdachte reclasseringstoezicht. Hij komt zijn afspraken bij de reclassering na, maar laat een wisselende motivatie zien bij het aangaan van een behandeling bij de forensische verslavingszorg (FVZ) van Novadic-Kentron. Er is door de FVZ in december 2024 een diagnose ADHD en een stoornis in gebruik van middelen vastgesteld. De behandeling komt volgens de FVZ niet van de grond. Verdachte lijkt niet gemotiveerd, maar lijkt enkel gericht te zijn op het krijgen van medicatie. Een (deels) sociaal wenselijke en strategische presentatie kan niet uitgesloten worden. De kans op recidive wordt als hoog ingeschat. Vanwege het gebrek aan motivatie voor behandeling adviseert dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De straf of maatregel
Bij de keuze voor de op te leggen straf en het bepalen van de hoogte daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd en voor wat betreft het wapen en de munitie heeft de rechtbank ook gelet op de LOVS-oriëntatiepunten.
Al het bovenstaande tegen elkaar afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 232 dagen, waarvan negentig dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank toch bijzondere voorwaarden verbinden gelijk aan de schorsingsvoorwaarden zoals deze zijn opgelegd bij het bevel schorsing voorlopige hechtenis van 1 oktober 2024. Hoewel verdachte wellicht wisselend is geweest in het tonen gemotiveerd te zijn voor behandeling, acht de rechtbank behandeling van belang om de kans op recidive te beperken. Om die reden volgt de rechtbank in zoverre het advies van de reclassering niet. De rechtbank zal verdachte daarnaast een taakstraf voor de duur van honderdvijftig uren opleggen, te vervangen door vijfenzeventig dagen hechtenis als verdachte die taakstraf niet of niet naar behoren verricht.
6.4
De in beslag genomen voorwerpen
Nu verdachte ter terechtzitting afstand heeft gedaan van alle in beslag genomen goederen, zal de rechtbank geen beslissingen nemen over het beslag.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen door zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van het feit;
feit 3
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 4
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart dat het onder 2 bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat verdachte op dat onderdeel van alle rechtsvervolging;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
232 (tweehonderdentweeëndertig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
90 (negentig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen drie werkdagen zal melden bij Reclassering Nederland en zich telkens weer zal melden zo vaak en zolang deze reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht;
- zich zal houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland zolang deze instelling dit noodzakelijk acht;
- zal deelnemen aan een door de reclassering/psycholoog/psychiater geïndiceerd behandeltraject, waaronder begrepen gesprekken gedurende een door de reclassering te bepalen periode met een psycholoog en/of psychiater;
- geen alcohol en/of drugs zal gebruiken en verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan een urineonderzoek, zolang en zo vaak als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- meewerkt aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding;
- deelneemt aan een gedragsinterventie, bestaande uit een COVA training, of een andere gedragsinterventie, bepaald door de reclassering, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door de trainer/begeleider aan verdachte zullen worden gegeven;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen;
opheffing geschorste bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. A.J. de Loor en mr. M. Scheeper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 april 2025.
Buiten staat
Mr. M. Scheeper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Landelijke Eenheid Expertise en Operaties, Dienst Infrastructuur, met de aanduiding 26BLAZIKEN / LXFBE24001, met alle bijbehorende zaaksdossiers. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.