ECLI:NL:RBOVE:2025:2282

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
AK_25_964
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor openbare verlichting in Albergen

In deze zaak hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning voor de aanleg van openbare verlichting in Albergen. Zij hebben een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening om te voorkomen dat de situatie onomkeerbaar verandert voordat op hun bezwaar is beslist. De voorzieningenrechter heeft op 8 april 2025 het verzoek behandeld en geconcludeerd dat het bezwaar van verzoekers naar voorlopig oordeel geen kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, waardoor de vergunninghouder de vergunde graafwerkzaamheden mag voortzetten. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoekers, waaronder zorgen over flora en fauna, lichthinder en de impact op de kwetsbare boomgrens, niet overtuigend geacht. De voorzieningenrechter benadrukt dat de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit voorlopig is en dat verzoekers de mogelijkheid hebben om naar de burgerlijke rechter te stappen indien zij menen dat er onrechtmatige besluiten zijn genomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/964

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker 1] , [verzoeker 2] , [verzoeker 3] , [verzoeker 4] en Stichting Democratisch Recht Albergen/Stichting Democratisch Noord Oost Twente, uit Albergen, verzoekers
hierna samen: [verzoekers] e.a.
en

het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen, verweerder

hierna: het college.
Als
derde-partijneemt aan de procedure deel: de gemeente Tubbergen (vergunninghouder).

Samenvatting

1. [verzoekers] e.a. hebben bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning voor de aanleg van openbare verlichting aan de [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] in Albergen en willen in deze procedure een voorlopige voorziening om te voorkomen dat de situatie onomkeerbaar verandert totdat op hun bezwaar is beslist. Omdat het bezwaar van [verzoekers] e.a. naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen kans van slagen heeft, wijst zij het verzoek om een voorlopige voorziening af. Dit oordeel wordt hierna nader toegelicht.

Inleiding: feiten en procesverloop

2.1
Op 31 oktober 2024 heeft de gemeente Tubbergen het college gevraagd om vergunning te verlenen voor de aanleg van openbare verlichting voor de locatie provinciale weg [locatie] ( [adres 1] ) (vanaf de rotonde Albergen) [adres 2] , en [adres 3] te Albergen, kadastraal bekend: [kadastrale aanduidingen 1] , [kadastrale aanduidingen 2] , [kadastrale aanduidingen 3] , [kadastrale aanduidingen 4] , [kadastrale aanduidingen 5] , [kadastrale aanduidingen 6] (aanleg openbare verlichting AZC Albergen). Het betreft de aanleg van openbare verlichting waarbij lichtmasten en voedingskabels worden aangelegd in de berm van de verschillende wegen.
2.2
Ter plekke geldt op grond van de bestemmingsplannen ‘Tubbergen Buitengebied 2010’en ‘Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan’ de bestemming ‘Verkeer’ en de dubbelbestemmingen ‘Leiding-Riool’ en ‘Waarde-Archeologie 4’ en Waarde-Archeologie 3’. Op grond van artikel 41.4.1 aanhef en onder b van de planvoorschriften is onder deze bestemming een vergunning nodig wanneer dieper dan 30 cm in de grond wordt gewerkt. Artikel 41.4.3 bepaalt dat deze vergunning alleen kan worden verleend als advies is ingewonnen van de leidingbeheerder en aangetoond dat het werk geen onevenredige afbreuk doet aan het doelmatig en veilig functioneren van de (riool)leidingen.
2.3
[verzoekers] e.a. hebben tegen de vergunningverlening bezwaar gemaakt.
2.4
Op 17 maart 2025 hebben [verzoekers] e.a. de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Zij hebben daartoe aanleiding gezien, omdat zij uit de nieuwsbrief AZC Albergen van 10 maart 2025 hebben begrepen dat 17 maart 2025 wordt gestart met de werkzaamheden.
2.5
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [verzoeker 1] en [verzoeker 2] , namens het college [naam 1] en namens vergunninghouder [naam 2] en [naam 3] .

Beoordeling

Gronden van [verzoekers] e.a.
3. [verzoekers] e.a. voeren aan dat zij niet de hoeveelheid verlichting willen die is vergund. Omwonenden zijn hierover niet geraadpleegd. Zij wonen in het buitengebied vanwege de natuur, de rust en de dieren die er leven. De vergunde hoeveelheid verlichting is schadelijk voor flora en fauna. Aan de bestreden vergunning ligt een zogenaamde quick scan flora en fauna ten grondslag, waarin ten onrechte alleen gekeken is naar de effecten van de werkzaamheden en niet naar de effecten van de extra verlichting op flora en fauna.
Verder wordt de verlichting aan slechts één zijde van de weg geplaatst, wat het aan de verkeerde kant van de weg fietsen van bewoners van het AZC in stand houdt en al eerder tot verkeersonveilige situaties heeft geleid.
Omwonenden vrezen voor overlast van lichthinder op erven en in woningen. Bovendien kunnen in de verlichtingspalen camera’s worden geplaatst wat de privacy aantast.
Tot slot is het op sommige plekken niet mogelijk om bij de graafwerkzaamheden buiten de kwetsbare boomgrens (zoals genoemd in de door het college gehanteerde beleid Uitgangspunten openbare ruimte) te graven, wat de verleende vergunning niet uitvoerbaar maakt, aldus [verzoekers] e.a..
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Het toetsingskader
4.1
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in een eventuele beroepsprocedure, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4.2
De voorzieningenrechter verricht daarvoor een voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid van het onderliggende besluit of de onderliggende besluiten en daarmee van de kans van slagen van het bezwaarschrift en hij weegt de belangen van de partijen bij een schorsing. Daarbij geldt dat hoe zekerder de voorzieningenrechter is over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, hoe minder ruimte er is om gewicht toe te kennen aan de belangen bij een schorsing. De beoordeling door de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventuele beroepsprocedure niet.
Spoedeisend belang.
5.1
Dat [verzoekers] e.a. spoedeisend belang hebben bij hun vordering, is tussen partijen niet in geschil. Ter zitting heeft de gemeente Tubbergen als vergunninghouder toegelicht dat met het plaatsen van de lichtmasten en het daartoe uitvoeren van graafwerkzaamheden is gestart en dat deze werkzaamheden ook niet worden stilgelegd in afwachting van een beslissing op bezwaar. Gelet hierop hebben [verzoekers] e.a. een spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening.
Wat is de omvang van het besluit?
5.2
Uit artikel 8:81 van de Awb volgt dat alleen een voorlopige voorziening kan worden gevraagd tegen een besluit in de zin van de Awb. Van zo’n besluit is op grond van het bepaalde in artikel 1:3 van de Awb sprake, als sprake is van een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling: een publiekrechtelijke handeling die gericht is op rechtsgevolg.
5.3
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het enige rechtsgevolg dat de vergunning bewerkstelligt, dat 30 cm in de grond mag worden gewerkt (er wordt gegraven en een verlichtingsmast geplaatst). De meeste gronden die [verzoekers] e.a. aanvoeren, zien op het gebruik van de verlichting. Het bestreden besluit ziet daar niet op. De vergunning die aan de gemeente is verleend, gaat er namelijk niet over of verlichting mag worden aangebracht. Dat kan ook niet, omdat dat niet vergunningplichtig is. Dat volgt uit artikel 2.29 lid p sub 7 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) (zie bijlage). Zie in dat kader bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 oktober 2012, waarin wordt overwogen dat straatmeubilair, waaronder lantaarnpalen die zijn bedoeld om de openbare weg te verlichten, vergunningsvrij zijn. [1] Hierom is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat de argumenten die [verzoekers] e.a. aanvoeren tegen het gebruik van verlichting, niet kunnen leiden tot vernietiging van het besluit van het college om de gevraagde vergunning te verlenen, zodat deze argumenten ook geen grond bieden voor het treffen van een voorlopige voorziening.
5.4
Overigens hebben [verzoekers] e.a. toegelicht dat zij inmiddels ook een handhavingsverzoek hebben ingediend vanwege schending van beschermde diersoorten door de aangebrachte verlichting. Het besluit op dat verzoek, ligt in deze voorlopige voorziening procedure niet voor.
5.5
De enige grond die [verzoekers] e.a. aanvoeren tegen de vergunning, kort gezegd tegen het werken op 30 cm in de grond, is dat binnen de kwetsbare boomgrens wordt gegraven. Het beschermen van bomen en de kwetsbare boomgrens, is echter geen belang dat bij de vergunningverlening moet worden meegewogen. De vergunningplicht ziet er namelijk op dat de (riool)leidingen in het traject doelmatig en veilig kunnen functioneren.
5.6
[verzoekers] e.a. wijzen op de uitgangspuntennotitie van de gemeente, getiteld ‘Uitgangspunten inrichting openbare ruimte’ en de Bomenposter ‘werken rondom bomen’, en stellen dat op grond daarvan niet binnen de kwetsbare boomgrens mag worden gegraven. De voorzieningenrechter overweegt dat voor zover hiermee al sprake is van beleid dat bij het verlenen van de betreffende vergunning in acht genomen moet worden, het college daar voldoende op toeziet. Het college heeft namelijk een beoordeling overgelegd van een boomspecialist die op 25 maart 2025 ter plaatse is geweest en concludeert dat het wortelschadepercentage aan de bomen minder is dan 1% en dat het effect daarvan op de bomen nihil of neutraal is. Daarnaast heeft het college tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat bij werkzaamheden sindsdien steeds een boomspecialist van de gemeente aanwezig is om de graafwerkzaamheden te begeleiden.
5.7
Naar oordeel van de voorzieningenrechter heeft het bezwaar van [verzoekers] e.a. tegen de werkzaamheden in de grond, dan ook geen kans van slagen. Om die reden bestaat geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek daartoe wordt daarom afgewezen.
5.8
De voorzieningenrechter begrijpt dat dit oordeel teleurstellend is voor verzoeker. Het gehele systeem van het bestuursrecht zoals neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht is er echter op gericht dat de bestuursrechter de rechtmatigheid beoordeelt van besluiten, dat wil zeggen publiekrechtelijke rechtshandelingen. Indien verzoeker wil opkomen tegen in zijn ogen onrechtmatige privaatrechtelijke besluiten of feitelijke handelingen staat voor hem de weg naar de burgerlijke rechter open.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de omgevingsvergunning van 25 februari 2025 niet wordt geschorst en vergunninghouder de vergunde graafwerkzaamheden mag voortzetten. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C. Rozeboom, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Landstra, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
de voorzieningenrechter is buiten staat te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: Toepasselijke wet- en regelgeving
Besluit bouwwerken leefomgeving
2.29
Onverminderd regels in het omgevingsplan over het in stand houden van een bouwwerk die betrekking hebben op de ernstige ontsiering van het uiterlijk van dat bouwwerk, geldt het verbod, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten, niet voor een omgevingsplanactiviteit voor zover de activiteit betrekking heeft op een van de volgende bouwwerken:
p. een bouwwerk voor een infrastructurele of openbare voorziening, voor zover het gaat om:
7°.straatmeubilair;

Voetnoten

1.ECLI:NL:RVS:212:BY1003. Overigens ging het in deze uitspraak nog om toepassing van artikel 2, aanhef en onderdeel 17 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, dat gelijk is aan het huidige artikel 2.29 lid p sub 7 van het Bbl, hiervoor genoemd.