ECLI:NL:RBOVE:2025:2275

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
C/08/329555 / HA ZA 25-68
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onrechtmatige onttrekkingen aan het vermogen van een failliete onderneming

In deze zaak vordert de curator, Hendrie Aarnink Q.Q., dat de gedaagden, aangeduid als [gedaagde 1] en [gedaagde 2], worden veroordeeld tot betaling van respectievelijk € 593.400,00 en € 512.390,00. Deze vorderingen zijn gebaseerd op onrechtmatige onttrekkingen aan het vermogen van de gefailleerde onderneming, Ginza B.V. De rechtbank Overijssel heeft op 2 april 2025 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarbij de gedaagden niet zijn verschenen, wat heeft geleid tot verstek. De rechtbank heeft de vorderingen van de curator toegewezen, met uitzondering van de gevorderde handelsrente, omdat niet is aangetoond dat er sprake was van een handelsovereenkomst. In plaats daarvan is de wettelijke rente toegewezen. Daarnaast zijn de beslagkosten en proceskosten aan de gedaagden opgelegd, die grotendeels in het ongelijk zijn gesteld. De rechtbank heeft de veroordeling hoofdelijk uitgesproken, wat betekent dat elke gedaagde het volledige bedrag kan worden aangesproken voor betaling. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de gedaagden hebben de mogelijkheid om in verzet te komen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/329555 / HA ZA 25-68
Vonnis van 2 april 2025
in de zaak van
HENDRIE AARNINK Q.Q.,
in hoedanigheid van curator in het faillissement van Ginza B.V.,
te Winterswijk,
eisende partij,
hierna te noemen: Aarnink q.q.,
advocaat: mr. E.H. Geertman,
tegen

1.[gedaagde 1] B.V.,

te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 februari 2025 met producties 1 – 41,
- de nader ingekomen producties (beslagstukken) van Aarnink q.q.,
- het tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Aarnink q.q. heeft gevorderd zoals is vermeld in de dagvaarding waarmee deze procedure is ingeleid. Kort samengevat houdt de vordering in dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden veroordeeld tot betaling van respectievelijk € 593.400,00 en € 512.390,00 vanwege onrechtmatige onttrekkingen aan het vermogen van Ginza.
2.2.
Tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is verstek verleend, omdat zij niet zijn verschenen in de procedure. In dat geval wijst de rechter een tegen de gedaagde ingestelde vordering toe, tenzij de vordering haar onrechtmatig of ongegrond voorkomt (artikel 139 Rv). De door Aarnink q.q. ingestelde vorderingen en de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden zijn door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet weersproken. De rechtbank beoordeelt de vorderingen van Aarnink q.q. gelet op voornoemd kader toewijsbaar, met uitzondering van het volgende.
2.3.
Aarnink q.q. vordert betaling van de hoofdsom van € 593.400,00 van [gedaagde 1] vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW. Niet gesteld of gebleken is dat sprake is van een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW, zodat de gevorderde handelsrente niet toewijsbaar is. In plaats daarvan zal de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegewezen.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten de beslagkosten betalen
2.4.
Aarnink q.q. vordert dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden veroordeeld tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv deels toewijsbaar. De stukken van overbetekening aan [gedaagde 1] zijn niet overgelegd, zodat deze beslagkosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. De beslagkosten die [gedaagde 2] moet betalen, worden vastgesteld op € 1.638,45 voor kosten deurwaarderskosten en € 331,00 voor griffierecht, totaal € 1.969,45.
2.5.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn grotendeels in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Aarnink q.q. worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
144,47
- griffierecht
2.392,00
- salaris advocaat
4.357,00
(1 punt × € 4.357,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
7.071,47
2.6.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
2.7.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dit betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om in het faillissement van Ginza aan de curator een bedrag van € 593.400,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, over de van de bankrekening van Ginza naar de bankrekening van [gedaagde 1] afgeschreven bedragen, telkens te rekenen vanaf de data van de afzonderlijke afschrijvingen van de betreffende bedragen van de bankrekening van Ginza naar de bankrekening van [gedaagde 1] , zoals uit Productie 22 van de dagvaarding volgt, tot aan de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde 2] om in het faillissement van Ginza aan de curator een bedrag van € 512.390,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, over de van de bankrekening van Ginza naar de bankrekening van [gedaagde 2] afgeschreven bedragen, telkens te rekenen vanaf de data van de afzonderlijke afschrijvingen van de betreffende bedragen van de bankrekening van Ginza naar de bankrekening van [gedaagde 2] , zoals uit Productie 23 van de dagvaarding volgt, tot aan de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [gedaagde 1] tot het betalen van € 4.472,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt [gedaagde 2] tot het betalen van € 4.336,95 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling,
3.5.
veroordeelt [gedaagde 2] tot het betalen van € 1.969,45 aan beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 10 februari 2025 tot aan de dag van volledige betaling,
3.6.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten van € 7.071,47, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
3.7.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na dit vonnis zijn betaald,
3.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. A.M. van Diggele en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2025.
Als bij dit vonnis een vordering tegen u is toegewezen, kunt u bij de rechtbank daartegen in verzet komen. Het verzet moet namens u door een advocaat worden ingesteld. Voor het instellen van dit rechtsmiddel geldt slechts een korte termijn. Als u in verzet wilt komen, dient u zich dus zo spoedig mogelijk tot een advocaat te wenden.Mocht u op grond van onvoldoende financiële draagkracht niet in staat zijn de kosten daarvan te dragen, dan kunt u wellicht aanspraak maken op toevoeging van een bij de raad voor rechtsbijstand ingeschreven advocaat. Inlichtingen daarover zijn te verkrijgen bij het Juridisch Loket.