ECLI:NL:RBOVE:2025:2256

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
ak_24_2921
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar tegen verlening omgevingsvergunning wegens termijnoverschrijding

Op 1 december 2023 verleende het college van burgemeester en wethouders van Hellendoorn een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning. Eiser, die bezwaar maakte tegen deze vergunning, ontving op 11 juni 2024 een besluit waarin zijn bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 27 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser, de gemachtigde van het college en de vergunninghouder aanwezig waren. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken, en deze termijn eindigde op 12 januari 2024. Eiser diende zijn bezwaarschrift pas op 5 februari 2024 in, wat te laat was. Eiser stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was omdat er geen rechtsmiddelenclausule was opgenomen in de mededeling van de omgevingsvergunning. De rechtbank oordeelde echter dat de bekendmaking van de vergunning op de voorgeschreven wijze had plaatsgevonden en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Daarom werd het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard en werd er geen proceskostenvergoeding toegekend.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter V.P.K. van Rosmalen, in aanwezigheid van griffier J.P. Fortuin. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/2921
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats 1], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Hellendoorn

(gemachtigde: R. Kuiper).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde belanghebbende] uit [woonplaats 2] (de vergunninghouder).

Inleiding

1. Op 1 december 2023 heeft het college een omgevingsvergunning verleend aan de vergunninghouder voor het bouwen van een woning aan de [adres].
1.1.
Het door eiser tegen de vergunning gemaakte bezwaar heeft het college bij bestreden besluit van 11 juni 2024 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De vergunninghouder heeft laten weten als derde-partij deel te willen nemen aan het beroep.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van het college en de vergunninghouder.
1.4.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

2. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
3. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.

Beoordeling door de rechtbank

De niet-ontvankelijkheid in bezwaar
4. Volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb wordt een besluit dat tot een of meer belanghebbenden is gericht, bekendgemaakt door toezending aan de belanghebbende.
5. De omgevingsvergunning is verleend op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 december 2023 en op diezelfde dag bekend gemaakt door verzending van het besluit per post aan de vergunninghouder. Het college heeft de omgevingsvergunning op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde daarmee op 12 januari 2024.
6. Het bezwaarschrift van eiser dateert van 5 februari 2024 en is ook op die datum door het college ontvangen.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Tussen partijen is in geschil of de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is op grond van artikel 6:11 van de Awb.
De verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding
8. Eiser stelt zich op het standpunt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Bij de mededeling van de verleende omgevingsvergunning is namelijk ten onrechte geen rechtsmiddelenclausule opgenomen. Dit is in strijd met artikel 3:45 van de Awb. Het bestreden besluit en de verleende omgevingsvergunning dienen vernietigd te worden, aldus eiser.
9. Op grond van de artikelen 3.8 en 3.9, eerste lid, van de Wabo doet het college mededeling van de verleende omgevingsvergunning op de daarvoor voorgeschreven wijze.
10. Op 1 juli 2021 is de Wet elektronische publicaties (Stb. 2020, 262) in werking getreden. Vanaf dat moment dienen onder meer kennisgevingen van aanvragen om omgevingsvergunning en mededelingen van de besluiten op aanvragen elektronisch via het Gemeenteblad via www.officielebekendmakingen.nl te worden gepubliceerd. Het college heeft van de verleende omgevingsvergunning op de voorgeschreven wijze mededeling gedaan in het elektronische Gemeenteblad. Bij die mededeling is conform artikel 3:45 van de Awb vermeld wie binnen welke termijn bezwaar kan indienen tegen de omgevingsvergunning. Dat het college als aanvullende service ervoor heeft gekozen om in het fysieke weekblad van de gemeente de verleende omgevingsvergunning te vermelden (zonder rechtsmiddelenclausule) en daarbij te wijzen naar de digitale publicatie, betekent niet dat er niet is voldaan aan de wettelijk voorgeschreven wijze van bekendmaking en mededeling. Er kunnen namelijk geen rechten ontleend worden aan de vermelding in het fysieke weekblad. Daarom is voor de vraag of de termijnoverschrijding verschoonbaar is, ook niet relevant wat eiser heeft aangevoerd over de verschillende manieren waarop de verlening van omgevingsvergunningen in het fysieke weekblad in de afgelopen jaren is meegedeeld.
11. Het voorgaande brengt met zich dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
12. Omdat de standpunten duidelijk waren, heeft het college van het horen van eiser kunnen afzien. Het bezwaar is terecht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
14. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2025 door
mr. V.P.K. van Rosmalen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Fortuin, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.