In deze zaak, die werd behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Overijssel, hebben de eisende partijen, de stichtingen Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid, Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Bouw & Infra, en Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra, een vordering ingesteld tegen de gedaagden, voormalige vennoten van een opgeheven vennootschap onder firma. De stichtingen vorderen betaling van achterstallige premies en bijdragen aan de pensioenfondsen, die volgens hen verschuldigd zijn op basis van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 en de statuten van de betrokken stichtingen. De gedaagden hebben verweer gevoerd en stellen dat zij niet onder de werkingssfeer van de stichtingen vallen, omdat zij geen werkgever in de bouwnijverheid zijn.
De kantonrechter heeft op 14 januari 2025 vonnis gewezen. De rechter oordeelde dat de gedaagden, ondanks hun verweer, wel degelijk onder de werkingssfeer van de pensioenfondsen vallen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden verplicht zijn om premies te betalen aan de stichtingen, omdat hun werkzaamheden aansluiten bij de omschrijving van de werkingssfeer van de stichtingen. De rechter heeft de vordering van de stichtingen tot betaling van een bedrag van € 1.391,88 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en de gedaagden in de proceskosten veroordeeld. De vordering van de gedaagden in reconventie is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A.M. Koene.