ECLI:NL:RBOVE:2025:2172

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
24_3119
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.M. Brandwacht - Kampman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om inzage in incidentmeldingen op grond van het agressieprotocol van de gemeente Hardenberg

Deze uitspraak betreft een verzoek om inzage in twee incidentmeldingen die zijn gedaan op basis van het agressieprotocol van de gemeente Hardenberg. Eiser heeft verzocht om inzage in deze meldingen op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg heeft dit verzoek afgewezen, met als argument dat het noodzakelijk is om de rechten en vrijheden van anderen te waarborgen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college terecht het inzageverzoek heeft afgewezen. Het inzagerecht kon buiten toepassing worden gelaten omdat het noodzakelijk en evenredig was ter bescherming van de medewerkers die de meldingen hebben gedaan. De rechtbank benadrukt dat het vertrouwelijk kunnen doen van meldingen essentieel is voor het functioneren van het agressieprotocol. Eiser heeft de mogelijkheid gehad om in gesprek te gaan over de meldingen, maar heeft deze gelegenheid niet benut. De rechtbank concludeert dat de belangen van het college en de medewerkers zwaarder wegen dan de belangen van eiser om zijn gegevens te kunnen controleren. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3119

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 april 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en

het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg, het college

(gemachtigde: M. de Boer, B.J.M. Geerdink).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek om inzage in twee incidentmeldingen op grond van het agressieprotocol van de gemeente Hardenberg. Eiser verzoekt om inzage op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Het college heeft dit verzoek afgewezen ter waarborging van de rechten en vrijheden van anderen. Eiser is het niet eens met de afwijzing van zijn verzoek om inzage. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Hij kan zonder inzage te krijgen in de meldingen, deze niet controleren op juistheid. Ook kan hij geen verweer voeren, terwijl zijn goede naam en eer in het geding zijn. Het argument dat de belangen van de medewerkers beschermd moeten worden, gaat niet op omdat al bekend is welke medewerkers de melding hebben gedaan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van het verzoek.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college het inzageverzoek terecht heeft afgewezen. Het inzagerecht heeft het college buiten toepassing mogen laten, omdat het noodzakelijk en evenredig is voor het waarborgen van de rechten en vrijheden van anderen. Het is noodzakelijk omdat het niet in vertrouwen kunnen doen van een melding het ongewenste effect kan hebben dat geen meldingen (meer) worden gedaan en daarmee agressief gedrag niet wordt aangepakt. Ook is het noodzakelijk om medewerkers te beschermen. Het integraal delen van de melding met de agressor, kan de vrijheid of veiligheid van de medewerker beperken schaden. Het buiten toepassing laten van het inzagerecht is evenredig omdat aan eiser de gelegenheid is geboden in gesprek te gaan over de meldingen, waarin de strekking van de meldingen zou worden gedeeld en eiser verweer had kunnen voeren. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dan ook ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 18 juni 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij het besluit tot afwijzing van het verzoek om inzage in de incidentmeldingen gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 11 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van het college. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser heeft het college op 11 september 2023 verzocht om volledige inzage te geven in incidentmeldingen die zijn gedaan door twee medewerkers van de gemeente Hardenberg. De incidentmeldingen zien op een gesprek tussen eiser en de twee medewerkers op 16 mei 2023 over een hulpbehoevende cliënt van eisers zorginstelling. Eiser wil inzien hoe de meldingen en de relevante feiten en omstandigheden in het dossier zijn opgenomen. Hij is van mening dat zijn belang om de meldingen te kunnen controleren op waarheid en om verweer te kunnen voeren, zwaarder weegt dan de belangen van het college. Dit zeker omdat al bekend is welke medewerkers de meldingen hebben gedaan.
4. Het college heeft op 6 november 2023 aan eiser bevestigd dat twee meldingen in het incidentenregister zijn opgenomen, conform het agressieprotocol. Het college heeft eiser uitgenodigd voor een gesprek over de incidentmeldingen. Eiser heeft het gesprek geweigerd.
Het verzoek om inzage heeft het college afgewezen. Enerzijds omdat een agressieprotocol enkel goed functioneert als een melding vertrouwelijk gedaan kan worden. Anderzijds om de belangen van de melders te beschermen, zij moeten in vrijheid een melding kunnen doen, zonder dat hun melding bij de agressor terecht komt.
Persoonsgegevens in de zin van de AVG
5. De rechtbank stelt voor wat betreft de reikwijdte van het inzageverzoek voorop dat het begrip persoonsgegevens ruim uitgelegd moet worden. [1] In deze zaak gaat het om gegevens die door het college zijn verwerkt naar aanleiding van twee meldingen van medewerkers over een gesprek met eiser. Deze meldingen bevatten gegevens die tot eiser herleidbaar zijn en daarmee zijn ze aan te merken als persoonsgegevens in de zin van de AVG.
Recht op inzage in de persoonsgegevens op grond van de AVG
6. Artikel 15 van de AVG geeft een persoon het recht op inzage in de van hem verwerkte persoonsgegevens. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) is het doel van dit recht dat de betrokkene zich van de verwerking van zijn persoonsgegevens op de hoogte kan stellen en de rechtmatigheid daarvan kan controleren. [2]
6.1.
Het inzagerecht van artikel 15 van de AVG houdt in dat de verwerkingsverantwoordelijke een kopie verstrekt van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Deze verplichting uit artikel 15, derde lid, van de AVG om een kopie van de persoonsgegevens te verstrekken betekent niet dat de verwerkingsverantwoordelijke verplicht is een kopie te verstrekken van de documenten waarin die persoonsgegevens voorkomen. De verwerkingsverantwoordelijke mag ook voor een andere vorm kiezen waarin de persoonsgegevens worden verstrekt. De verwerkingsverantwoordelijke is daarbij niet gehouden ook een kopie van de onderliggende documenten te verstrekken. [3]
6.2.
Het inzagerecht kan op grond van artikel 23, eerste lid, aanhef en onder i, van de AVG worden beperkt ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Op grond van artikel 41, eerste lid, aanhef en onder i, van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensverwerking (UAVG) kan het inzagerecht buiten toepassing worden gelaten voor zover dit noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van de rechten en vrijheden van anderen.
Heeft het college inzage kunnen weigeren ter waarborging van de rechten en vrijheden van anderen?
7. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij nooit enig agressief gedrag heeft vertoond, waardoor de meldingen onjuist zijn en zijn goede naam en eer worden aangetast. Hij is het niet eens met de belangenafweging. Zonder inzage te krijgen kan hij de meldingen niet controleren op waarheid en kan hij geen verweer voeren. Omdat eiser een zorgbedrijf runt, wil hij goed bekend blijven staan bij de gemeente. En omdat al bij hem bekend is wie de meldingen hebben gedaan, vindt eiser dat anonimiteit van de melders geen argument kan zijn. Er is in zijn ogen geen belang voor het college om de gevraagde gegevens, te weten de integrale incidentmeldingen, niet te delen.
8. Het college stelt dat hij als verwerkingsverantwoordelijke van de gegevens de mogelijkheid heeft zelf een belangenafweging te maken en daarmee het inzagerecht van eiser te weigeren. Deze belangenafweging baseert het college op artikel 41, eerste lid, aanhef en onder i, van de UAVG. Het college weegt het belang van een goed functionerend agressieprotocol mee. Daarvoor acht het college het van belang dat een melding vertrouwelijk gedaan moet kunnen worden, zonder het risico dat de precieze inhoud bij de agressor terecht kan komen. Ook weegt het college het belang van de medewerkers mee. Als een melding bij een agressor terecht kan komen, dan kan dit de medewerker beperken in zijn of haar vrijheid en veiligheid om meldingen te doen en te beschrijven hoe hij of zij een situatie heeft ervaren. De belangen van het college en de medewerkers wegen volgens het college zwaarder dan de belangen van eiser om zijn gegevens te kunnen controleren op waarheid. Het college heeft in de belangenafweging meegewogen dat de meldingen van de medewerkers niet hebben geleid tot een vervolgactie op basis van het agressieprotocol. De meldingen zijn binnen de betrokken afdeling gebleven en hebben geen rechtsgevolgen gehad voor eiser. Het college heeft eiser de gelegenheid geboden in gesprek te gaan over de inhoud van de meldingen, van deze gelegenheid heeft eiser geen gebruik gemaakt.
9. De rechtbank stelt voorop dat het inzagerecht niet inhoudt dat een document waarin persoonsgegevens worden verwerkt in kopie moet worden verstrekt aan de verzoeker. Een verzoek om inzage in de integrale incidentmeldingen hoeft dan ook niet gehonoreerd te worden. Het college heeft het inzagerecht buiten toepassing gelaten. De rechtbank beoordeelt of het college dat in deze situatie heeft kunnen doen.
9.1.
Uit artikel 23, eerste lid, aanhef en onder i, van de AVG en artikel 41, eerste lid, aanhef en onder i, van de UAVG, volgt dat het buiten toepassing laten van het inzagerecht alleen kan voor zover dat noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van de rechten en vrijheden van anderen. Het college richt zich op het waarborgen van een goed werkend agressieprotocol en de vrijheid en veiligheid van medewerkers om meldingen te doen op grond van dat agressieprotocol. Tegenover deze belangen staat het belang van eiser om de meldingen te kunnen controleren op waarheid en om verweer te kunnen voeren. Ter beoordeling ligt dan ook voor of het voor het waarborgen van de werking van het agressieprotocol en de vrijheid en veiligheid van medewerkers noodzakelijk en evenredig is om het inzagerecht buiten toepassing te laten.
9.2.
Het college heeft aangevoerd dat de gemeente Hardenberg haar medewerkers dient te beschermen tegen agressief gedrag. Het daartoe ingestelde agressieprotocol biedt het kader voor het doen van meldingen en de wijze waarop deze moeten worden afgehandeld. De rechtbank volgt het college in zijn stelling dat het vertrouwelijk kunnen melden een belangrijke voorwaarde is voor het doen van een melding. Wanneer een melding gedeeld kan worden met degene waar de melding over gaat, zal dat het ongewenste effect kunnen hebben dat geen of minder melding wordt gemaakt van agressief gedrag. Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook in het belang van het college noodzakelijk om meldingen over agressie tegen medewerkers te blijven ontvangen, om zo te zorgen voor een veilig werkklimaat.
9.3.
Het college weegt naast het belang van een goed werkend agressieprotocol ook het belang van de medewerkers mee. Zij moeten in vrijheid en veiligheid kunnen verklaren. De rechtbank kan het college hierin volgen. De gemeente Hardenberg dient als werkgever te zorgen voor een veilige werkomgeving. Het delen van incidentmeldingen brengt risico’s voor de veiligheid van medewerkers met zich mee, degene over wie de melding gaat kan op basis van de inhoud reageren en de medewerker ter verantwoording roepen. De rechtbank weegt daarbij ook mee dat een incidentmelding een subjectieve beschrijving van een ervaring betreft en geen weergave van objectieve feiten en omstandigheden. Om deze subjectieve ervaring in vrijheid en veiligheid te kunnen delen acht de rechtbank het noodzakelijk dat in dit geval geen inzage wordt gegeven in de integrale melding. Het feit dat de identiteit van de medewerkers die de incidentmeldingen hebben gedaan bekend is, doet daar niet aan af. Juist de bekendheid van de identiteit in combinatie met de inhoud van de melding kan leiden tot represailles.
9.4.
Naast noodzakelijk moet het buiten toepassing laten van het recht op inzage ook evenredig zijn. Het college heeft eiser op de hoogte gesteld van de incidentmeldingen. Om de strekking van de incidentmeldingen te delen met eiser, is eiser ook uitgenodigd voor een gesprek. Eiser heeft zelf besloten niet op de uitnodiging in te gaan. De rechtbank is van oordeel dat het college met de uitnodiging voor het gesprek aan eiser de mogelijkheid heeft geboden om kennis te nemen van de persoonsgegevens uit de incidentmeldingen. In het gesprek had eiser kunnen controleren wat er is gemeld en had hij zich daartegen kunnen verweren. Het college heeft met het aanbod van een gesprek rekening gehouden met de belangen van eiser, zonder afbreuk te doen aan de belangen van het college en de vrijheid en veiligheid van de medewerkers. Dat maakt het buiten toepassing laten van het recht op inzage naar het oordeel van de rechtbank evenredig.
9.5.
De rechtbank is van oordeel dat het buiten toepassing laten van het inzagerecht noodzakelijk en evenredig is om de belangen van het college en de medewerkers te waarborgen. Het college heeft het verzoek om inzage in de incidentmeldingen dan ook kunnen weigeren.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Brandwacht - Kampman, rechter, in aanwezigheid van A. Egberink-Jonker, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Hof van Justitie 20 december 2017 C-434/16, ECLI:EU:C:2017:994