2.3.De deskundige heeft in zijn rapport onder meer het volgende geschreven:
“(…)
De fiscale discussie tussen partijen ontstond door de wens van [bedrijf 1] B.V. met één verhuurder te maken te hebben (…)
AccountAdvies was van mening dat daaraan (het best) kon worden voldaan door een
overdracht van pand nr. [adres 1] aan [eiseres] B.V. (…). Uiteraard zullen daarbij ook andere aspecten zijn meegewogen, zoals de algehele financiële situatie van heer [eiser] bijvoorbeeld een (schuld)verhouding met de B.V. of een eventuele voorkeur voor beleggen via een B.V., etc. Ook andere dan fiscale of financiële overwegingen kunnen daarbij een rol hebben gespeeld.
(…)
Voor de keuze zijn van doorslaggevend belang de waarden van (de onderdelen van) de verschillende panden en de baten en lasten van de verschillende onderdelen daarvan.
(…)
De totale waarde van de winkelgedeelten is € 665.000,- + € 605.000,- = € 1.270.000,-.
(…)
Naar rato van de genoemde waarden zouden de(…) huren als volgt kunnen worden verdeeld over de verschillende appartementen:
Appartementen 20a, 20b en 20c: waarde € 200.000,00
Appartementen 24 I en 24 II: waarde
€ 230.000,00
Totale waarde € 430.000,00
Appartementen 20a, 20b en 20c: 200/430 x € 27.000,- = € 12.558,00
Appartementen 24 I en 24 II: 230/430 x € 27.000,- =
€ 14.442,00
Totale huur € 27.000,00
(…)
Als totaal voor beide panden zijn in de stukken 2018 tot en met 2021 de volgende posten verwerkt (gemiddeld en afgerond): (…) € 15.000,00.
Wat betreft de fiscale vraagstelling gaat ondergetekende ervan uit dat bij de oplossing die moest worden gevonden voor de “éénverhuurder-wens” van [bedrijf 1]
nietter zake deed hoe en op welke termijn bij overdracht van [adres 1] aan [eiseres] deze vennootschap de koopsom kon/moest voldoen. Ook voor de omgekeerde situatie (overdracht [adres 2] aan heer [eiser] privé) gaat ondergetekende ervanuit, dat niet ter zake deed hoe en op welke termijn heer [eiser] de koopsom kon/moest voldoen.
Evenmin had kennelijk de heer [eiser] enige wens om in privé over (extra) liquiditeiten te beschikken respectievelijk liquiditeiten te storten in [eiseres] . Volledigheidshalve vermeld ik dat wel sprake was van een (rekening-courant)schuld van heer [eiser] aan [eiseres] ; een voordeel van overdracht van het pand nr. [adres 1] aan [eiseres] was natuurlijk dat met de koopsom deze schuld kon worden afgelost.
(…)
De oplossing kon dus vrijwel geheel op fiscale overwegingen worden gebaseerd.
Wat betreft de fiscale keuze waren de bijzondere ontwikkelingen die ten aanzien van box 3 van de inkomstenbelasting hebben plaatsgevonden in de jaren 2021 (…) tot heden, ten tijde van de keuze (in het jaar 2017) niet (voldoende) voorzienbaar.
(…)
Bij de keuze zijn de in het schema vermelde
fiscale factoren:
- bedrag jaarlijkse baten en lasten (saldo);
- verwachte waardestijging in bezitsperiode;
- hoogte tarief.
Daarnaast zijn van belang
andere factoren:
- financiering eigen/vreemd vermogen (bij vreemd vermogen renteaftrek in B.V.);
- noodzakelijke investeringen, aanpassingen of onderhoud;
- bijzondere risico’s aanwezig?
(…)
Het is niet nodig of gewenst voor [eiser] en [eiseres] afzonderlijk te beoordelen welke constructie het meest gunstig is. Omdat de DGA via het 100%-aandelenbezit uiteindelijk alle (netto) voordelen in en uit de B.V. toekomen, wordt hierna steeds doorgerekend tot een (netto) privévoordeel. (…) In de berekening wordt uitgegaan van een huurniveau van het jaar van advisering (2017) en van een geschat kostenniveau dat ook voor volgende jaren reëel is.
(…) Uitgegaan wordt ook van het VPB-tarief van 2017 (20% tot een winst van € 200.000,-).
Verder wordt uitgegaan van een AB-tarief van 25%, een AB-latentie van 20% en een vennootschaps-belastinglatentie van 17,5%. (…)
De fiscale gevolgen zijn berekend over een periode van 8 jaar (2019 tot en met 2026).
(a) Beide panden in [eiseres]
(…)
Totaal netto rendement € 722,258,00
(b) Beide panden in privé
(…)
Totaal netto rendement € 861.652,00
Het gunstigst is echter (c):
Beide panden blijven op de plaats (onderverhuurconstructie via privé) € 896.096,00
Het advies om het pand over te dragen aan de B.V. heeft bij de vermelde uitgangspunten geleid tot een lager netto voordeel van (…)
€ 173.838,-.
(…)
Het beste advies was geweest de onderverhuurconstructie via privé, zoals berekend onder c.
De vraag of het nadeel beperkt had kunnen worden door het later nemen van nadere maatregelen (zoals overdracht van een van de panden) kan als volgt worden beantwoord.
Op de eerste plaats: andere mogelijke maatregelen dan overdracht van de panden ziet ondergetekende niet. (…)
Tot 24 december 2021(…) was de oplossing mogelijk geweest beide panden over te dragen naar privé.
Deze oplossing zou uiteraard alleen voor de (toenmalige) toekomst werken. Bovendien zou de overdracht leiden tot een zo hoog bedrag aan overdrachtsbelasting (ruim € 100.000,-), dat de terugverdientijd waarschijnlijk te lang zou worden én het feit van het terugverdienen te onzeker, ook gezien de discussie over box 3.
(…)
Vanaf 24 december 2021 lag een overdracht naar privé dus niet meer voor de hand.
(…)
Gezien het vorenstaande kunnen, beoordeeld naar de huidige stand van zaken, de kosten van een overdracht naar privé niet tot de schade worden gerekend. Geaccepteerd moet worden dat de huidige situatie moet worden gehandhaafd tot 1 januari 2027. Alsdan vervalt in feite geheel of nagenoeg geheel het nadeel van de twee panden in de B.V., omdat voor box 3 een vrijwel gelijk systeem gaat gelden.
(…)”