ECLI:NL:RBOVE:2025:2154

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
08-278502-23
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten in strafzaak na vrijspraak

Op 26 maart 2025 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, een beschikking gegeven in een verzoekschrift van verzoekster om vergoeding van kosten die zij heeft gemaakt in een strafzaak waarin zij was vrijgesproken. Het verzoekschrift, ingediend op 27 december 2023, betreft een vergoeding van € 17.235,77 voor kosten van rechtsbijstand, juridisch advies en reiskosten. De rechtbank heeft de verzoekster, bijgestaan door haar advocaat mr. M.A. T Schroots, gehoord, evenals de officier van justitie mr. K.J.L. de Valk. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoekschrift ontvankelijk is en heeft de kosten van de raadsman beoordeeld aan de hand van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelt dat de kosten voor aanvullend juridisch advies niet toewijsbaar zijn, omdat niet is aangetoond dat deze kosten het belang van het onderzoek hebben gediend. De rechtbank kent verzoekster een vergoeding toe van € 3.737,52, waarbij de kosten van rechtsbijstand zijn gematigd en de reiskosten zijn afgewezen, omdat deze al zijn verdisconteerd in de forfaitaire vergoeding. De beschikking is openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
parketnummer : 08-278502-23
raadkamernummer : 23-031802
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer op het verzoekschrift op grond van artikel 529 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats],
wonende op het adres [woonplaats],
hierna te noemen: de verzoekster,
bijgestaan door mr. M.A. T Schroots, advocaat te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

Het verzoekschrift, gedateerd 22 december 2023, is op 27 december 2023 op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het is ondertekend en ingediend door verzoekster, bijgestaan door mr. M.A. T Schroots.
Het verzoek strekt ertoe aan verzoekster op grond van artikel 529 en artikel 530 Sv een vergoeding ten laste van de Staat toe te kennen tot een bedrag van € 17.235,77, bestaande uit:
  • de kosten van de raadsman in de strafzaak met het hiervoor genoemde parketnummer tot een bedrag van € 10.209,77;
  • de kosten van het opstellen, het indienen van het verzoekschrift en bijwonen van de behandeling ter zitting van het verzoekschrift tot een bedrag van € 750,00;
  • de kosten van ingewonnen aanvullend juridisch advies tot een bedrag van € 6.168,12;
  • de reiskosten ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak tot een bedrag van € 107,88.
Het verzoekschrift is behandeld op de openbare zitting van de raadkamer van 26 maart 2025. Bij de behandeling zijn de officier van justitie, mr. K.J.L. de Valk, verzoekster en de raadsman gehoord.
De raadkamer heeft kennis genomen van de door de officier van justitie overgelegde relevante stukken uit het dossier van de strafzaak tegen verzoekster en een schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie van 23 januari 2024.

2.De standpunten van verzoekster en de raadsman en de officier van justitie

Standpunten van de verzoekster en raadsman
De raadsman heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij het verzoekschrift, waarvan de inhoud als ingelast dient te worden beschouwd. Ter onderbouwing van en in aanvulling op het verzoekschrift heeft de raadsman het volgende, zakelijk weergegeven, aangevoerd.
Op 26 juli 2024 is door mij een e-mail verzonden met daarin een reactie op de conclusie van het Openbaar Ministerie van 23 januari 2024. In deze mail staat beschreven dat mijn cliënte zich refereert aan het oordeel van de rechtbank, behalve ten aanzien van de kosten van juridisch advies gemaakt bij de heer ir. [naam]. Deze kosten hebben het belang van het onderzoek gediend. De betrokkenheid van de heer [naam] heeft wezenlijke betekenis gehad voor in de voorbereiding van de zaak en bij de inrichting van het pleidooi en de verdediging. Mede op de door de heer [naam] ingerichte basis heeft het Openbaar Ministerie uiteindelijk tot vrijspraak gerekwireerd. Het Openbaar Ministerie stelt dat niet gecontroleerd kan worden in hoeverre deze kosten het belang van het onderzoek hebben gediend. Ik verwijs hierbij naar de inhoud van ECLI:NL:RBGEL:2023:7201 waarin het volgende is bepaald door de rechtbank:
“De wet verlangt niet meer en niet minder dan dat de door de verdachte gemaakte kosten het belang van het (strafrechtelijk) onderzoek hebben gediend. De wet eist niet dat de vrijspraak direct is gebaseerd op het door de verdediging ingebracht deskundigenrapport. Ook hier geldt uiteindelijk een billijkheidsmaatstaf.”
Ten aanzien van de gevorderde reiskosten verzoek ik deze toe te wijzen. Indien ik gebruik had gemaakt van het openbaar vervoer, had de reis aanzienlijk langer geduurd. Gezien het uurtarief dat ik hanteer waren de kosten dan hoger opgelopen dan de gevorderde reiskosten in het verzoekschrift. Verder zijn er, gezien het tijdsverloop van de behandeling van het verzoekschrift, gronden van billijkheid aanwezig om de reiskosten van vandaag te vergoeden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting bij het schriftelijke standpunt gepersisteerd en stelt dat het verzoekschrift gedeeltelijk kan worden toegewezen. Ten aanzien van het verzoek van de raadsman om de reiskosten van vandaag ook toe te wijzen, heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de raadkamer.

3.De ontvankelijkheid

Het verzoekschrift is tijdig ingediend. De raadkamer stelt vast dat het verzoekschrift ook overigens ontvankelijk is.

4.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de raadkamer het volgende vast.
Verzoekster is bij onherroepelijk geworden vonnis van de kantonrechter in deze rechtbank van 11 december 2023 vrijgesproken van het tenlastegelegde. De strafzaak is dus geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a Sr.
Het verzoek op grond van artikel 529 Sv
Op grond van artikel 529 Sv kan aan een gewezen verdachte een vergoeding worden toegekend voor de kosten die de verdachte heeft gemaakt, voor zover de aanwending van die kosten het belang van het onderzoek heeft gediend. De toekenning van een schadevergoeding heeft steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Overwegingen
- Kosten aanvullend juridisch advies
Wat betreft de kosten voor aanvullend juridisch advies dat is ingewonnen bij [naam] (v.o.f. [bedrijf 1]) overweegt de raadkamer dat deze kosten niet toewijsbaar zijn op grond van artikel 529 Sv. Overeenkomstig het standpunt van het Openbaar Ministerie kan naar het oordeel van de raadkamer niet zonder meer vastgesteld worden of het schrijven dat is opgesteld op verzoek van de verdediging, het belang van het onderzoek heeft gediend. Zulks is onvoldoende gesteld of gebleken, terwijl het ook niet kan worden afgeleid uit het vonnis nu de kantonrechter de vrijspraak niet nader heeft gemotiveerd.
Gelet op het voorgaande is de raadkamer van oordeel dat, alle omstandigheden in aanmerking genomen, er geen gronden van billijkheid aanwezig zijn om de verzochte vergoeding toe te kennen. De raadkamer zal het verzoek voor zover dat ziet op dit onderdeel daarom afwijzen.
Het verzoek op grond van artikel 530 Sv
Ingevolge artikel 530 Sv kan, indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a Wetboek van Strafrecht, aan de gewezen verdachte of haar erfgenamen, op een verzoek ingediend binnen drie maanden na beëindiging van de zaak, uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor haar ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, voor de schade welke zij ten gevolge van tijdverzuim door de behandeling van de zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman. Op grond van artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Overwegingen
- Kosten verleende rechtsbijstand
Bij de beoordeling van het verzoek tot vergoeding van de kosten van de raadsman in de zin van artikel 530 Sv stelt de raadkamer voorop dat de declaratie van de raadslieden niet meer is dan een uitgangspunt, dat door de raadkamer wordt betrokken in haar oordeel of er, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn om aan verzoekster een vergoeding toe te kennen voor de kosten van raadslieden en zo ja, tot welk bedrag. Deze maatstaf voor het beoordelen van het verzoek brengt met zich mee dat de raadkamer geenszins gebonden is aan de door de raadslieden gedeclareerde tijd of het door hen gehanteerde uurtarief. Het is geheel en al aan een rechtzoekende een raadsman of raadsvrouw te kiezen aan wie zij de verdediging van haar belangen toevertrouwt. In dat verband kan van een rechtzoekende niet worden verlangd haar advocaat te selecteren op een door de rechter of het Openbaar Ministerie toegekend maximaal in rekening te brengen uurtarief in verband met de aard, omvang en complexiteit van de strafzaak. Overigens merkt de raadkamer op dat de consequentie van de keuze van verzoekster om zich voor eigen rekening te laten bijstaan door een gekozen raadsman, in voorkomende gevallen kan zijn dat het voor haar rekening en risico komt wanneer een door verzoekster op basis van art. 530 Sv ingediende verzoekschrift tot vergoeding van de kosten van de raadsman door de raadkamer op gronden van billijkheid al dan niet geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen.
De raadkamer is, na kennisneming en bestudering van het integrale dossier, van oordeel dat de zaak die ten grondslag ligt aan het onderhavige verzoek een zaak betreft van beperkte omvang en complexiteit. Dit maakt dat naar het oordeel van de raadkamer de verzochte vergoeding van 21 uren verleende rechtsbijstand nauwelijks reëel te noemen is. Bovendien is in samenhang met het voorgaande het gehanteerde uurtarief van € 300,00 fors, maar komt de hoogte van dit uurtarief zoals hiervoor uiteengezet voor rekening en risico van verzoekster.
De raadkamer is van oordeel dat matiging op zijn plaats is en acht een matiging van de bestede uren met 11 uren, zodat er 10 uren ter vergoeding resteren, niet onredelijk. De resterende vergoeding is dan, gelet op de aard, omvang en complexiteit van de zaak én het geldende uurtarief, nog altijd aan de forse kant. De raadkamer concludeert dat aan verzoekster een vergoeding van € 3.000,00 kan worden toegekend.
- Forfaitaire vergoeding
De raadkamer zal voor het opmaken en indienen van het verzoekschrift en het bijwonen van de behandeling ter zitting van het verzoekschrift een vergoeding toekennen naar de normbedragen zoals die voor dit soort verzoeken door het LOVS zijn vastgesteld, te weten een bedrag van € 680,00.
- Reiskosten
Wat betreft de reiskosten ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van het verzoekschrift overweegt de raadkamer, in navolging van de argumentatie en berekening in de conclusie van het Openbaar Ministerie, dat toewijzing van een bedrag ter hoogte van € 57,52 op basis van kosten openbaar vervoer billijk is.
De raadkamer is van oordeel dat geen gronden van billijkheid bestaan die moeten leiden tot vergoeding van de reiskosten die gemaakt zijn voor de behandeling van onderhavig verzoekschrift, nu deze kosten verdisconteerd zijn in de hiervoor genoemde forfaitaire vergoeding.

5.De beslissing

De raadkamer:
  • kent op grond van artikel 530 Sv aan verzoekster ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 3.737,52;
  • beveelt dat na het onherroepelijk worden van deze beschikking de schadevergoeding door de griffier betaald wordt door overboeking van het bedrag op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 2];
  • wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. Kroeze, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.