ECLI:NL:RBOVE:2025:2128

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
11383641 \ EJ VERZ 24-291
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling billijke vergoeding na beëindiging arbeidsovereenkomst en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 8 april 2025 een beschikking gegeven in een geschil tussen een verzoeker en de Stichting Het Stedelijk Lyceum Enschede. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R. Goldschmitz, heeft een billijke vergoeding van €12.500,- gevorderd na het beëindigen van zijn arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft in een eerdere tussenbeschikking van 5 februari 2025 vastgesteld dat de stichting verwijtbaar heeft gehandeld door de arbeidsovereenkomst niet voort te zetten, wat de verzoeker schade heeft berokkend. De hoogte van de billijke vergoeding is vastgesteld op basis van de omstandigheden van het geval, waarbij de kantonrechter rekening heeft gehouden met de loonderving, gemiste verlof en andere schadeposten. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende causaal verband is tussen de loonderving en het verwijtbaar handelen van de stichting, maar heeft wel erkend dat de verzoeker recht heeft op een billijke vergoeding vanwege het niet nakomen van de verplichtingen door de stichting. Daarnaast is de stichting veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, die zijn begroot op €1.237,-. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 11383641 \ EJ VERZ 24-291
Beschikking van de kantonrechter van 8 april 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoekende partij, verder te noemen [verzoeker],
gemachtigde: mr. R. Goldschmitz, werkzaam bij Algemene Onderwijsbond te Utrecht,
tegen
de stichting
STICHTING HET STEDELIJK LYCEUM ENSCHEDE,
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,
verwerende partij, verder te noemen Stedelijk Lyceum,
gemachtigde: mr. H. Eillert, advocaat te Enschede.

1.De procedure

1.1.
Bij tussenbeschikking van 5 februari 2025 zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de hoogte van de billijke vergoeding.
1.2.
Stedelijk Lyceum heeft bij akte van 27 februari 2025 gebruik gemaakt van deze gelegenheid.
1.3.
[verzoeker] heeft vervolgens bij akte van 10 maart 2025 gereageerd.

2.De beoordeling

2.1.
In de tussenbeschikking van 5 februari 2025 heeft de kantonrechter overwogen dat Stedelijk Lyceum door de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] niet voort te zetten ernstig verwijtbaar heeft gehandeld in de zin van 7:673 lid 9 BW en dat [verzoeker] aanspraak kan maken op een billijke vergoeding.
De hoogte van de billijke vergoeding
2.2.
Voor het vaststellen van de hoogte van de billijke vergoeding moet aansluiting worden gezocht bij de uitgangspunten zoals verwoord in het New Hairstyle arrest (ECLI:NL:HR:2017:1187). Dit betekent dat rekening moet worden gehouden alle omstandigheden van het geval.
2.3.
Partijen hebben in de aktes de diverse omstandigheden besproken, maar zij hebben deze omstandigheden niet vertaald naar concrete geldbedragen.
2.4.
De kantonrechter zal hierna de diverse posten bespreken en vervolgens in een concluderende overweging de hoogte van de billijke vergoeding vaststellen.
Loonderving
2.5.
[verzoeker] maakt aanspraak op een bedrag van € 53.928,02 als loonderving. Zij baseert zich hierbij op de omstandigheid dat zij feitelijk steeds voor 0,8058 fte bij Stedelijk Lyceum heeft gewerkt. Stedelijk Lyceum meent dat niet moet worden uitgegaan van een dienstverband van 0,8058, omdat de omvang van het dienstverband van [verzoeker] bij haar huidige werkgever het [bedrijf] 0,4 bedraagt en dit voldoende is om het studietraject te kunnen voltooien.
2.6.
De kantonrechter acht het aangewezen om uit te gaan van een dienstverband van 0,4. [verzoeker] had bij Stedelijk Lyceum geen garantie dat zij zou kunnen blijven werken in een dienstverband van 0,8058. Als zij daar was gebleven had de omvang van haar aanstelling kunnen fluctueren. Dat blijkt ook wel uit het gegeven dat Stedelijk Lyceum heeft gezocht naar mogelijkheden om [verzoeker] in dienst te houden, maar per 1 augustus 2024 onvoldoende formatieve ruimte heeft gevonden. Ook een dienstverband van 0,4 is voldoende om het studietraject te kunnen voltooien, zo blijkt in de praktijk.
2.7.
Er is dus onvoldoende causaal verband tussen de vermindering van de aanstellingsomvang van [verzoeker] en het verwijtbaar handelen door Stedelijk Lyceum. Dat betekent dat met loonderving geen rekening kan worden gehouden.
WAZO-uitkering en verlof
2.8.
Nu de kantonrechter geen rekening houdt met loonderving, is het al dan niet aftrekken van een uitkering van die loonderving niet meer van belang.
2.9.
Anders ligt het voor het door [verzoeker] gemiste verlof. Als zij bij Stedelijk Lyceum was gebleven had zij recht gehad op het vakantieverlof dat samenvalt met het zwangerschaps- en bevallingsverlof (artikel 14 lid 7 cao). Door de wisseling van werkgever loopt [verzoeker] dat vakantieverlof van zes weken mis. De oorzaak daarvoor is gelegen in het verwijtbaar handelen van Stedelijk Lyceum, dat het wisselen van werkgever noodzakelijk maakte.
Gemiste premie inleg pensioen
2.10.
Omdat er geen loonderving is, is er ook geen pensioenschade.
Of de werknemer inmiddels ander werk heeft gevonden en welke inkomsten daaruit worden genoten
2.11.
De kantonrechter acht het niet evident dat [verzoeker] betere vooruitzichten zou hebben gehad indien zij bij Stedelijk Lyceum was blijven werken dan nu zij is overgestapt naar een andere werkgever. In beide gevallen mocht zij niet rekenen op een aanstellingsomvang groter dan wat minimaal nodig is om het studietraject te voltooien. Voor haar verdere loopbaan maakt het naar het zich laat aanzien geen verschil bij welke werkgever zij nu werkt. Haar vooruitzichten in het onderwijs moeten gelet op het tekort aan leerkrachten als gunstig worden ingeschat.
Is de hoogte van de transitievergoeding van invloed?
2.12.
[verzoeker] stelt zich op het standpunt dat de transitievergoeding summier is en niet in mindering mag worden gebracht bij de berekening van de billijke vergoeding.
De kantonrechter overweegt dat aan de hoogte van de transitievergoeding geen bijzondere betekenis toekomt bij de berekening van de billijke vergoeding. De transitievergoeding is reeds voldaan door Stedelijk Lyceum en is berekend aan de hand van de daarvoor geldende algemene normen.
Andere schadeposten
a.
Kosten elektrische fiets
2.13.
De kantonrechter overweegt dat aangenomen kan worden dat [verzoeker] enig nadeel heeft ondervonden aangezien zij de elektrische fiets heeft aangeschaft voor het woon- werkverkeer tussen haar woning en het Stedelijk Lyceum. Weliswaar is zij eigenaar van de fiets geworden maar dit neemt niet weg dat zij thans minder voordeel heeft van de fiets omdat zij voor het woon- werkverkeer naar [bedrijf] geen gebruik kan maken van de fiets op dezelfde wijze als bij het Stedelijk Lyceum. Als zij dat vooraf had geweten had zij de investering in de fiets misschien niet gedaan. Wel moet in aanmerking worden genomen dat het gaat om een beperkt nadeel. Immers gaat het om een beperkte periode. In dit verband is van belang dat niet vaststaat dat [verzoeker] na het einde van het studietraject op 31 januari 2026 bij het Stedelijk Lyceum had kunnen blijven. Stedelijk Lyceum heeft op goede gronden kunnen opmerken dat de formatie kan fluctueren. Mogelijk zou [verzoeker] bij voortzetting van het dienstverband bij het Stedelijk Lyceum, na 31 januari 2026 ook zijn gaan werken bij een werkgever waarbij zij de fiets niet zou kunnen gebruiken voor het woon- werkverkeer.
b. Reiskosten woon-werkverkeer
2.14.
Ook hiervoor geldt dat enig nadeel aanwezig kan worden geacht maar dat het om een beperkte periode gaat. Niet vaststaat dat [verzoeker] na 31 januari 2026 haar dienstverband bij het Stedelijk Lyceum zou hebben kunnen voortzetten.
c. Gemiste reiskostenvergoeding studie.
2.15.
Deze kosten leggen geen gewicht in de schaal bij de bepaling van de billijke vergoeding. Stedelijk Lyceum heeft op goede gronden opgemerkt dat deze vergoeding ziet op de studiekostenovereenkomst en niet op de arbeidsovereenkomst of de studieovereenkomst.
d. Extra kosten kinderopvang, door partner opgenomen verlof
2.16.
De kantonrechter is van oordeel dat deze posten niet dan wel in zeer beperkte mate kunnen worden meegenomen bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding. Het verband met het verwijtbare niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst is daarvoor te ver verwijderd dan wel door [verzoeker] onvoldoende onderbouwd.
De ernst van het verwijt aan Stedelijk Lyceum
2.17.
De kantonrechter kent een groot gewicht toe aan de omstandigheid dat Stedelijk Lyceum zich jegens [verzoeker] contractueel heeft verplicht om haar in de gelegenheid te stellen haar studietraject te voltooien, maar in weerwil van deze verplichting vóór 31 januari 2026 de keuze maakt om haar arbeidsovereenkomst niet voort te zetten en vervolgens nalaat [verzoeker] binnen redelijke termijn zekerheid te bieden over het kunnen voltooien van haar studietraject. Dat verwijt blijft, ook al heeft [verzoeker] elders werk gevonden waarmee zij de opleiding kan voltooien en ook al heeft zij goede vooruitzichten in het onderwijs.
Concluderend over de hoogte van de billijke vergoeding.
2.18.
Alles wat hiervoor is overwogen leidt ertoe dat de kantonrechter de billijke vergoeding vaststelt op een bedrag van € 12.500,00 bruto.
De transitievergoeding
2.19.
Aangezien tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat de transitievergoeding door Stedelijk Lyceum is voldaan behoeft dit onderdeel geen verdere bespreking meer.
De proceskosten
2.20.
Stedelijk Lyceum dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [verzoeker], berekend naar rato van het toe te wijzen bedrag. De kantonrechter zal daarbij voor de akte een half punt rekenen. Als salaris gemachtigde wordt dus toegewezen een bedrag van € 1.015,00 (2,5 punten, per punt € 406,00).

3.De beslissing

3.1.
Veroordeelt Stedelijk Lyceum om aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 12.500,00 bruto als billijke vergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente daarover (als bedoeld in artikel 6:119 BW) te rekenen vanaf twee weken na de dag van deze beschikking tot aan de dag van volledige betaling.
3.2.
Veroordeelt Stedelijk Lyceum, in de kosten van de procedure aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 1.237,00 (waarvan € 87,00 griffierecht, € 1.015,00 salaris gemachtigde en € 135,00 nakosten).
3.3.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
3.4.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Enschede door mr. U. van Houten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025.
(JHd(O)