ECLI:NL:RBOVE:2025:2083

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
11543836 \ CV EXPL 25-506
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming sociale huurwoning na aantreffen illegaal vuurwerk

In deze zaak vordert Woonbedrijf Ieder1 de ontruiming van een sociale huurwoning die door gedaagde wordt bewoond. De aanleiding voor deze vordering is het aantreffen van een grote hoeveelheid illegaal vuurwerk in de kelderbox van de huurwoning. Bij een politie-inval op 27 december 2024 werd circa 60-65 kilo vuurwerk aangetroffen, waaronder gevaarlijke mortierbommen, die onder de zwaarste categorie van het Vuurwerkbesluit vallen. Woonbedrijf Ieder1 beschouwt dit als een ernstige tekortkoming in de huurovereenkomst en heeft gedaagde verzocht de huurovereenkomst op te zeggen, wat niet is gebeurd. In het kort geding dat volgde, heeft de kantonrechter geoordeeld dat gedaagde zich niet als een goed huurder heeft gedragen en dat de ontruiming van de woning gerechtvaardigd is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Woonbedrijf Ieder1 voldoende spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, gezien de risico's die het illegaal vuurwerk met zich meebrengt. Gedaagde heeft verweer gevoerd, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de omstandigheden van gedaagde niet opwegen tegen het belang van Woonbedrijf Ieder1. De ontruimingsvordering is toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor gedaagde om de woning te verlaten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11543836 \ CV EXPL 25-506
Vonnis in kort geding van 7 april 2025
in de zaak van
de stichting
STICHTING WOONBEDRIJF IEDER1,
gevestigd te Deventer,
eisende partij,
hierna te noemen: Woonbedrijf Ieder1,
gemachtigde: mr. M. Douwenga,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. A. Hoekman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 maart 2025;
- de producties 1 t/m 3 van [gedaagde] ;
- de nagezonden productie 11 van Woonbedrijf Ieder1;
- de mondelinge behandeling van 24 maart 2025, waarvan door de griffier aantekening zijn gemaakt en waarbij de gemachtigden spreekaantekeningen hebben voorgedragen.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.2. Samenvatting

2.1.
[gedaagde] huurt een sociale huurwoning van Woonbedrijf Ieder1. Bij een politie-inval is in de kelderbox van de huurwoning een grote hoeveelheid illegaal vuurwerk aangetroffen en in beslag genomen. Woonbedrijf Ieder1 rekent dit [gedaagde] zwaar aan en vordert ontruiming van de woning. De kantonrechter vindt dat [gedaagde] zich niet als een goed huurder heeft gedragen. Het gaat om een ernstige tekortkoming. Vooruitlopend op een bodemprocedure wordt in dit kort geding de ontruiming van de woning toegewezen. Dit oordeel wordt hierna uitgelegd.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] huurt van Woonbedrijf Ieder1 de sociale huurwoning aan de [adres] (hierna: het gehuurde of de woning). Op de huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden van Woonbedrijf Ieder1 van toepassing.
3.2.
Op 31 december 2021 heeft de politie 77,50 kilo vuurwerk aangetroffen in de kelderbox van [gedaagde] .
3.3.
Op 27 december 2024 is de politie naar aanleiding van een anonieme melding het gehuurde binnengetreden. In de kelderbox is toen opnieuw een grote hoeveelheid, circa 60-65 kilo, vuurwerk aangetroffen, waaronder in ieder geval een doos met ‘shells’ (mortierbommen). Shells vallen onder de zwaarste categorie (F4) van het Vuurwerkbesluit en het is particulieren verboden shells voorhanden te hebben. Het vuurwerk is in beslag genomen en afgegeven ter vernietiging.
3.4.
Bij brief van 15 januari 2025 heeft de gemeente laten weten dat zij Woonbedrijf Ieder1 een bestuurlijke boete van € 25.750,- zal opleggen als er opnieuw vuurwerk in (de kelderbox van) de woning wordt aangetroffen. Ook staat in de brief dat Woonbedrijf Ieder1 bij een nieuwe vuurwerkvondst sluiting van de woning riskeert.
3.5.
Bij brief van 16 januari 2025 heeft Woonbedrijf Ieder1 [gedaagde] gevraagd om, gelet op de vuurwerkvondst, zelf de huurovereenkomst op te zeggen en dat anders een gerechtelijke procedure zal worden opgestart. [gedaagde] heeft de huur niet opgezegd.

4.Het geschil

4.1.
Woonbedrijf Ieder1 vordert ontruiming van de woning, binnen veertien dagen na het vonnis, en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
4.2.
Woonbedrijf Ieder1 legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. [gedaagde] heeft in strijd gehandeld met de verplichting om het gehuurde te gebruiken zoals het een goed huurder betaamt. [gedaagde] heeft een grote hoeveelheid (illegaal) vuurwerk in de kelderbox van de woning opgeslagen of laten opslaan. Een deel van het vuurwerk valt onder de zwaarste categorie van het vuurwerkbesluit (F4) en het voorhanden hebben daarvan door particulieren is wettelijk strafbaar.
4.3.
[gedaagde] voert verweer en wil een laatste kans. [gedaagde] kan instemmen met een voorwaardelijke ontruiming, namelijk onder de voorwaarde dat [gedaagde] (opnieuw) vuurwerk dan wel andere zaken in of rondom het gehuurde houdt welke strijdig zijn met de Wet Wapens en Munitie. [gedaagde] vraagt in ieder geval een ontruimingstermijn van zes maanden, zodat zij voldoende tijd heeft om een nieuwe (sociale) huurwoning te vinden.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang5.1. De kantonrechter stelt voorop dat Woonbedrijf Ieder1 voldoende spoedeisend belang heeft bij de ontruimingsvordering. Woonbedrijf Ieder1 heeft toegelicht dat zij bij een nieuwe vuurwerkvondst sluiting van de woning riskeert en ook een bestuurlijke boete van € 25.750,-. [gedaagde] heeft dit niet weersproken. Dit maakt naar het oordeel van de kantonrechter dat van Woonbedrijf Ieder1 niet gevergd kan worden om eerst een bodemprocedure af te wachten. Daarom is Woonbedrijf Ieder1 ontvankelijk in haar vordering.
Toetsingskader
5.2.
Voor toewijzing van de vordering in dit kort geding is vereist dat de aan de vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat de vordering in een gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.3.
In artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Op Woonbedrijf Ieder1 rust daarbij de stelplicht en, zo nodig, de bewijslast voor haar stelling dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Bij de beoordeling of ontbinding gerechtvaardigd is kunnen alle overige omstandigheden van het geval van belang zijn en is het aan [gedaagde] om de omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen die zien op toepassing van de tenzij-bepaling (zie ECLI:NL:HR:2018:1810).
[gedaagde] moet het gehuurde ontruimen en verlaten
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] zodanig in haar huurverplichtingen tekort is geschoten, dat de gevorderde ontruiming van het gehuurde, vooruitlopend op een (eventueel) in een bodemprocedure te vorderen ontbinding van de huurovereenkomst, gerechtvaardigd is. De kantonrechter licht dit als volgt toe.
5.5.
[gedaagde] is gehouden zich als een goed huurder te gedragen. Dit staat in de wet (artikel 7:213 BW) en de algemene huurvoorwaarden (artikel 6.3) bij de huurovereenkomst. Verder verbiedt artikel 6.9 van de algemene huurvoorwaarden het plegen van strafbare feiten in of rondom het gehuurde als deze afbreuk doen aan het gehuurde of de woonomgeving én het houden van explosieven waarvan het bezit op grond van de Wet wapens en munitie strafbaar is gesteld.
5.6.
Woonbedrijf Ieder1 heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat een grote hoeveelheid (illegaal) vuurwerk in de kelderbox van [gedaagde] is aangetroffen. In het overgelegde nieuwsartikel van 30 december 2024 dat over de onderhavige vuurwerkvondst gaat wordt het volgende gemeld: “
Afgelopen weekend nog vond de politie in Deventer na een anonieme tip 60 kilo 'extreem gevaarlijk illegaal' vuurwerk in een flat. Het ging onder meer om lawinepijlen en dozen vol met gevaarlijke shells.”. De soort en hoeveelheid vuurwerk is ook te zien op de foto die de wijkagent heeft genomen van de vuurwerkvondst. [gedaagde] wekt aan de ene kant de suggestie dat het allemaal wel meevalt met de hoeveelheid en zwaarte van het aangetroffen vuurwerk, maar zij erkent wel dat het gaat om 65 kilo vuurwerk en dat een deel daarvan illegaal is (categorie F3 of F4).
5.7.
Shells (mortierbommen) en lawinepijlen zijn een zeer zwaar en gevaarlijk soort vuurwerk dat in Nederland niet aan particulieren mag worden verkocht. Het opslaan van een grote hoeveelheid zwaar en illegaal vuurwerk in het gehuurde levert naar het oordeel van de kantonrechter een zodanig ernstige tekortkoming op in de nakoming van de verplichting zich als een goed huurder te gedragen, dat aannemelijk is dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden ontbonden.
5.8.
Bij dit oordeel speelt een rol dat [gedaagde] een gewaarschuwd mens was omdat in 2021 ook vuurwerk (77,50 kilo) in haar kelderbox is aangetroffen. Dat vuurwerk is vanwege het toen geldende landelijke vuurwerkverbod ook in beslag genomen. Ter zitting heeft [gedaagde] desgevraagd niet weten uit te leggen hoe het zo kan zijn dat er drie jaar later opnieuw een grote hoeveelheid vuurwerk, met ditmaal verboden categorieën (F3 of F4), in haar kelderbox was opgeslagen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de aanwezigheid van het vuurwerk in de kelderbox, omdat haar - bij haar - inwonende partner het vuurwerk zonder haar medeweten en instemming in de kelderbox heeft opgeslagen, zodat (zo begrijpt de kantonrechter) haar deze tekortkoming niet kan worden toegerekend. Dit verweer kan niet slagen. Op grond van artikel 7:213 BW is [gedaagde] namelijk op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk voor de gedragingen van hen die met haar goedvinden het gehuurde gebruiken of zich daarop bevinden.
5.9.
Woonbedrijf Ieder1 heeft als toegelaten instelling een taak op het gebied van leefbaarheid in buurten en wijken waar haar woningen gelegen zijn. In dit kader heeft Woonbedrijf Ieder1 de taak (en een zorgplicht) om de belangen van haar huurders en omwonenden te beschermen. Het aangetroffen vuurwerk is levensgevaarlijk en hoort niet thuis in een woonomgeving. Het brengt het risico van ontploffingsgevaar met zich. Dat het ontploffingsgevaar zich hier niet heeft verwezenlijkt is niet een omstandigheid die ertoe leidt dat de tekortkoming minder ernstig is. [gedaagde] heeft het risico in het leven geroepen dat de door Woonbedrijf Ieder1 verhuurde woning beschadigd raakt met daarbij de gerede kans op zwaar letsel of zelfs de dood van zichzelf en anderen. Bovendien heeft [gedaagde] in de vondst van vuurwerk in 2021 geen aanleiding gezin om beter toezicht te houden op wat - haar partner – in de kelderbox opsloeg. Dat is wat de kantonrechter [gedaagde] ernstig aanrekent, omdat het risico op herhaling daardoor groot is.
5.10.
[gedaagde] doet een beroep op de tenzij-bepaling van artikel 6:265 lid 1 BW en voert aan dat gelet op haar persoonlijke omstandigheden een ontbinding van de huurovereenkomst, en vooruitlopend daarop een ontruiming van het gehuurde, niet gerechtvaardigd is. Volgens [gedaagde] moet haar woonbelang zwaarder wegen dan het belang van Woonbedrijf Ieder1 bij ontruiming. [gedaagde] heeft in dit verband gesteld dat haar financiële en gezondheidssituatie zal verslechteren en dat het IVF-traject waarin zij en haar partner nu zitten, bemoeilijkt zal worden bij een mogelijke ontruiming. Deze omstandigheden kunnen echter, hoe invoelbaar ook, naar het oordeel van de kantonrechter niet als gevolg hebben dat van ontruiming moet worden afgezien. Dat [gedaagde] niet zo gemakkelijk aan een nieuwe (sociale) huurwoning kan komen vanwege de negatieve verhuurdersverklaring is ook een gevolg van de vuurwerkvondst, en dat dient voor haar eigen rekening en risico te blijven. Het belang van Woonbedrijf Ieder1 bij ontruiming weegt daarom zwaarder dan het woonbelang van [gedaagde] .
Conclusie ontruiming
5.11.
De ontruimingsvordering is onvoorwaardelijk toewijsbaar. Aan [gedaagde] zal geen laatste kans worden gegeven, met name omdat ze na de vondst in 2021 een gewaarschuwd mens was en nu dus opnieuw in de fout is gegaan. De kantonrechter ziet geen reden om de door [gedaagde] gevraagde langere ontruimingstermijn aan te houden. Woonbedrijf Ieder1 heeft namelijk vanaf het moment dat zij op de hoogte raakte van de vuurwerkvondst al aangegeven dat zij (bij gebreke van een huuropzegging door [gedaagde] ) zou overgaan tot het voeren van een gerechtelijke procedure tot ontruiming. [gedaagde] heeft er dan ook al langere tijd rekening mee kunnen en moeten houden dat zij het gehuurde zou moeten verlaten. [gedaagde] zal worden veroordeeld om het gehuurde te ontruimen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis.
Proceskosten
5.12.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Woonbedrijf Ieder1 worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,45
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
890,95

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te ontruimen, in goede staat op te leveren en deze vervolgens ontruimd te houden,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 890,95, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2025. (dg)