ECLI:NL:RBOVE:2025:2074

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
08-334354-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onoplettendheid van bestuurder

Op 2 december 2023 vond er een verkeersongeval plaats op de N36 in Vriezenveen, waarbij de verdachte als bestuurder van een bedrijfsauto betrokken was. De verdachte, die als beginnend bestuurder reed, kwam op de verkeerde weghelft terecht en botste tegen twee tegemoetkomende voertuigen, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor meerdere slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam had gereden, wat leidde tot de schuld aan het ongeval. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een rijontzegging van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de ernst van de gevolgen van het ongeval en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere verkeersdelicten. De slachtoffers ondervonden ernstige gevolgen van het ongeval, waaronder langdurige medische behandelingen en blijvende schade. De rechtbank benadrukte de verantwoordelijkheid van de verdachte als bestuurder en de noodzaak van voorzichtigheid in het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-334354-23 (P)
Datum vonnis: 4 april 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 maart 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.M. van Wingerden, advocaat in Eindhoven, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door of namens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voorgedragen slachtofferverklaringen.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:als bestuurder van een bedrijfsauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor aan [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (zwaar) lichamelijk letsel is toegebracht;
subsidiair:als bestuurder van een bedrijfsauto zich zodanig op de weg heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt en/of het verkeer werd gehinderd;
meer subsidiair:als bestuurder van een bedrijfsauto niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden waarbij letsel of schade is ontstaan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 2 december 2023 te Vriezenveen, gemeente Twenterand als
bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de N36,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of
gehinderd en/of terwijl deze weg een (provinciale) N-weg was, waarbij de rijbanen van elkaar zijn gescheiden door een dubbele doorgetrokken streep en/of terwijl tegemoetkomend verkeer (personenauto merk Renault en personenauto merk Citroën) reeds op korte afstand waren genaderd,
- zijn aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 76 van het voormeld reglement de (dubbele) doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevonden, heeft overschreden en/of zich met het door hem bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken strepen, -welke strepen op die weg (de N36) waren aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide richting-, heeft bevonden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement zijn snelheid niet
zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld voertuig tot
stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij genoemde weg kon overzien en
waarover deze vrij was en/of
- ( vervolgens) is gebotst tegen, in elk geval in aanrijding is gekomen met op die voor
het tegemoetkomende verkeer bestemde rijstrook rijdende, toen dicht genaderd
zijnde andere voertuigen (personenauto merk Renault en personenauto merk
Citroën),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan anderen te weten:
- [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
- [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
- [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
- [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 december 2023 te Vriezenveen, gemeente Twenterand als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de N36, terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd en/of terwijl deze weg een (provinciale) N-weg was, waarbij de rijbanen van elkaar zijn gescheiden door een dubbele doorgetrokken streep en/of terwijl tegemoetkomend verkeer (personenauto merk Renault en personenauto merk Citroën) reeds op korte afstand waren genaderd,
- zijn aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet
aan zijn verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 76 van het voormeld reglement de (dubbele)
doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding
bevonden, heeft overschreden en/of zich met het door hem bestuurde voertuig
geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken strepen, -welke strepen op die
weg (de N36) waren aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide
richting-, heeft bevonden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement zijn snelheid niet
zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld voertuig tot
stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij genoemde weg kon overzien en
waarover deze vrij was en/of
- ( vervolgens) is gebotst tegen, in elk geval in aanrijding is gekomen met op die voor
het tegemoetkomende verkeer bestemde rijstrook rijdende, toen dicht genaderd
zijnde andere voertuigen (personenauto merk Renault en personenauto merk
Citroën), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 december 2023 te Vriezenveen, gemeente Twenterand als bestuurder van een bedrijfsauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de N36, niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Verdachte heeft aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gereden, waardoor sprake is van schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994). Als gevolg van dit ongeval hebben [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]), [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4]), [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel dan wel zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, opgelopen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair ten laste gelegde feit, omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 te kunnen komen. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte partieel vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde letsel van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2]. Dit letsel kan volgens de raadsvrouw juridisch niet worden beoordeeld als zwaar lichamelijk letsel dan wel als zodanig lichamelijk letsel toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Ten aanzien van de bewezenverklaring van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 2 december 2023 omstreeks 09:05 uur reed verdachte als bestuurder van een bedrijfsauto met zijn collega [getuige] (hierna: [getuige]) als bijrijder op de N36 komende uit de richting van Hardenberg. Het wegdek was voorzien van dubbel doorgetrokken strepen. Het zicht werd ter plaatse niet belemmerd, beperkt of gehinderd door de wegsituatie en/of -inrichting. [slachtoffer 3] reed op dat moment als bestuurder van een personenauto, een Renault Espace, met [slachtoffer 4], haar zoon, als bijrijder ook op de N36. Zij reed op de andere weghelft, komende uit de richting van Wierden en gaande in de richting van Hardenberg. Achter de Renault Espace reed een personenauto van het merk Citroën, type Berlingo, die werd bestuurd door [slachtoffer 1] met [slachtoffer 2], zijn echtgenote, als bijrijder. Verdachte kwam in de (flauwe) bocht ter hoogte van hectometerpaal 11.8 in Vriezenveen, gemeente Twenterand, op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer terecht. De bedrijfsauto waarin verdachte reed, kwam hierdoor in aanrijding met de Renault Espace en daarna met de Citroën Berlingo.
Als gevolg van deze aanrijding werden [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar het ziekenhuis overgebracht. Bij [slachtoffer 3] werd een wervelbreuk geconstateerd, die operatief hersteld moest worden. Ook had zij een gebroken rib en aangezichtsletsel. De geschatte geneesduur bedroeg tien tot twaalf weken. Bij [slachtoffer 4] werd een gebroken sleutelbeen geconstateerd. Hij is na het ongeval ongeveer een maand thuisgebleven van school. [slachtoffer 1] lag na het ongeval enkele weken in coma. Zijn milt was gescheurd en moest operatief verwijderd worden. Hierdoor zal hij in de toekomst antibiotica moeten (blijven) nemen. Daarnaast werd er vastgesteld dat [slachtoffer 1] hersenschade had opgelopen en dat hij meerdere ribben had gebroken. De geschatte geneesduur is onduidelijk en er is mogelijk sprake van permanente schade. Bij [slachtoffer 2] werd een kneuzing van de borstkas geconstateerd. Zij ondervond, ruim drie maanden na het ongeval nog rug- en beenklachten. De traumachirurg schatte de geneesduur van het letsel op enkele weken.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op de dag voor het ongeval van 07:30 uur tot en met 17:00 uur had gewerkt en vervolgens ruim vier uren had geslapen. In de nacht, rond 02:00 uur, is hij samen met zijn collega naar [plaats 1] gereden om daar werkzaamheden uit te voeren. Toen zij klaar waren, zijn zij weer richting de zaak in [plaats 2] gereden. Vanaf ongeveer 08:55 uur bestuurde verdachte, na een stop bij het tankstation, de bedrijfsauto. Verdachte heeft verklaard dat hij zich vanaf dat moment niets meer kan herinneren, ook niet van het ongeval.
Aan zijn schuld te wijten
Om tot bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 WVW 1994 is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid en/of onoplettendheid van verdachte. Daarbij is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Niet elk tekortschieten, niet elke verkeersovertreding is voldoende voor het aannemen van schuld. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en verder naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
De rechtbank stelt voorop dat het besturen van een voertuig in zijn algemeenheid een voortdurende plicht tot voorzichtigheid en oplettendheid van de bestuurder vereist. Naar het oordeel van de rechtbank wordt deze vereiste mate van voorzichtigheid en oplettendheid in de onderhavige verkeerssituatie verzwaard. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Verdachte reed met zijn bedrijfsauto op een provinciale weg, de N36, ter hoogte van Vriezenveen. De rijbaan bestond uit 2 rijstroken, die onderling gescheiden werden door dubbele ononderbroken markering op de plaats van het verkeersongeval. Provinciale wegen waarbij de rijstroken voor het elkaar tegemoetkomende verkeer niet fysiek van elkaar zijn gescheiden, zoals op de plaats van het ongeval het geval is, vragen vanuit verkeerstechnisch oogpunt bijzondere oplettendheid en voorzichtigheid van weggebruikers. Dit geldt in nog sterkere mate ter plaatse van het ongeval, omdat de weg daar een flauwe bocht maakt. Daar komt bij dat verdachte niet bekend was met de situatie ter plaatse. Hij had de hele nacht gewerkt en daaraan voorafgaand slechts vier uren nachtrust gehad. Dit had voor verdachte - die bovendien beginnend bestuurder was en in een voor hem tamelijk onbekende bedrijfsauto reed - te meer reden moeten zijn om met grotere voorzichtigheid aan het verkeer deel te nemen. Verdachte heeft, zonder dat de weg(situatie) daartoe aanleiding gaf, onvoldoende rechts gehouden en is op de andere weghelft terechtgekomen. Dit terwijl het een van de belangrijkste taken van een bestuurder is om zijn auto op de eigen weghelft te houden. De verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] wijzen erop dat daarmee enige tijd gemoeid moet zijn geweest. Gelet hierop staat voor de rechtbank vast dat de aandacht van verdachte voor het ongeval in onvoldoende mate was gericht op de weg en op de andere weggebruikers. Van slechts een kort moment van onoplettendheid, zoals de raadsvrouw stelt, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest.
Gelet op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden en dat het aldus aan verdachtes schuld te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Dat zou slechts anders kunnen zijn indien zich een uitzonderlijke omstandigheid heeft voorgedaan, bijvoorbeeld dat verdachte in een verontschuldigbare onmacht (of afwezigheid van alle schuld) verkeerde ten tijde van het ongeval. Hetgeen de verdachte ter terechtzitting naar voren heeft gebracht biedt naar het oordeel van de rechtbank geen, althans volstrekt onvoldoende, onderbouwing voor de conclusie dat aannemelijk is geworden dat verdachte ten tijde van het ongeval verkeerde in een situatie van verontschuldigbare onmacht. Daarnaast bevat het dossier ook geen aanwijzingen voor verontschuldigbare onmacht. Van een dergelijke omstandigheid, in de zin dat verdachte geen relevant verwijt treft, is derhalve niet gebleken. Dit kunnen evengoed zelfstandig te verwijten omstandigheden zijn.
Letsel van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1]
Als gevolg van het ongeval hebben [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] letsel opgelopen zoals hiervoor omschreven. De rechtbank is van oordeel dat dit letsel, gelet op de aard alsook de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op herstel, als zwaar lichamelijk letsel dient te worden aangemerkt.
Letsel van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2]
Hoewel duidelijk is dat de gevolgen van het ongeval voor [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] groot zijn geweest, is naar het oordeel van de rechtbank op basis van het dossier niet komen vast te staan dat het letsel dat door de gedragingen van de verdachte bij [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] is veroorzaakt, zoals hiervoor omschreven, als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten. De rechtbank zal de verdachte derhalve vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging. De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] evenwel is aan te merken als lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 december 2023 te Vriezenveen, gemeente Twenterand als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de N36, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd en terwijl deze weg een (provinciale) N-weg was, waarbij de rijbanen van elkaar zijn gescheiden door een dubbele doorgetrokken streep en terwijl tegemoetkomend verkeer (personenauto merk Renault en personenauto merk Citroën) reeds op korte afstand waren genaderd,
- zijn aandacht gedurende enige tijd in onvoldoende mate, op het overige verkeer en de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en
- in strijd met het gestelde in artikel 76 van het voormeld reglement de (dubbele) doorgetrokken strepen, die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevonden, heeft overschreden en zich met het door hem bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk links van die doorgetrokken strepen, -welke strepen op die weg (de N36) waren aangebracht tussen de rijstroken, met verkeer in beide richting-, heeft bevonden en
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij genoemde weg kon overzien en waarover deze vrij was en
- ( vervolgens) in aanrijding is gekomen met op die voor
het tegemoetkomende verkeer bestemde rijstrook rijdende, toen dicht genaderd
zijnde andere voertuigen (personenauto merk Renault en personenauto merk Citroën),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan anderen te weten:
- [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel is ontstaan en
- [slachtoffer 4] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en
- [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel is ontstaan en
- [slachtoffer 2] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 120 uren. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (hierna: ontzegging van de rijbevoegdheid) voor de duur van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die het rijbewijs reeds ingehouden is geweest, aan verdachte op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit komt, zij zich kan vinden in de eis van de officier van justitie. Zij heeft de rechtbank daarbij verzocht om aan de verdachte geen langere onvoorwaardelijke rijontzegging op te leggen, dan de tijd die het rijbewijs ingehouden is geweest. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank net als de verdediging tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde komt, aan verdachte een geldboete van € 500,-- kan worden opgelegd.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft als beginnend bestuurder een verkeersongeval veroorzaakt door zijn aandacht onvoldoende op de weg te houden en over een dubbel doorgetrokken streep op de verkeerde weghelft terecht te komen. Door het verkeersongeval is aan zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel toegebracht. Ook voor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] geldt dat zij ernstige gevolgen van het ongeval hebben moeten ondervinden, waarbij tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Het mag een wonder heten dat er door het handelen van verdachte geen dodelijke slachtoffers zijn gevallen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij de verantwoordelijkheid die hij heeft als (beginnend) bestuurder van een motorvoertuig ten opzichte van andere verkeersdeelnemers, onvoldoende in acht heeft genomen.
Uit de slachtofferverklaring die [slachtoffer 2] ter zitting heeft voorgedragen, blijkt dat haar echtgenoot [slachtoffer 1] nog tot op de dag van vandaag kampt met de fysieke en mentale gevolgen van het ongeval en dat het (herstel)proces nog steeds gaande is. Voor [slachtoffer 1] is het in dit stadium nog onduidelijk of hij zijn, door hem zo geliefde, werk als chauffeur van exclusieve auto’s ooit nog kan uitoefenen. En voor [slachtoffer 2] geldt dat zij mogelijk haar werkzaamheden in de ouderenzorg niet meer kan hervatten. Hun leven is compleet veranderd ten opzichte van voor het ongeluk. [slachtoffer 2] heeft ook indringend verwoord wat het feit en de nasleep daarvan met hen heeft gedaan. In het bijzonder voelt het voor hen wrang dat verdachte op geen enkele wijze van zich heeft laten horen.
De persoon van verdachte
Bij de strafbepaling houdt de rechtbank ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 15 maart 2025 is hij eerder voor verkeersfeiten veroordeeld, zo is aan hem op 10 juli 2024 een strafbeschikking opgelegd in verband met een snelheidsovertreding. De rechtbank neemt ingevolge artikel 63 Sr voornoemde strafbeschikking en een andere (eerdere) veroordeling van verdachte in aanmerking, te weten: het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 30 oktober 2024, waarbij verdachte is veroordeeld tot en taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken.
De rechtbank merkt in het bijzonder op dat het rijbewijs van verdachte van 6 december 2023 tot en met 6 juni 2024 ingevorderd en ingehouden is geweest. Op 10 juni 2024 heeft verdachte een verkeerovertreding begaan waarbij hij (fors) te hard heeft gereden. Dat is slechts vier dagen nadat hij zijn rijbewijs heeft teruggekregen. Geconstateerd moet worden dat verdachte bar weinig lijkt te hebben geleerd van het verkeersongeval dat hij heeft veroorzaakt. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De raadsvrouw heeft op zitting naar voren gebracht dat het rijbewijs voor verdachte essentieel is om zijn nieuwe baan in Waalwijk te kunnen behouden en om zichzelf van een inkomen te kunnen blijven voorzien.
De op te leggen straf of maatregel
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting en de afspraken van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen is het uitgangspunt van denken een taakstraf van 120 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden.
Gezien de ernst van het bewezenverklaarde, de gevolgen die het feit teweeg heeft gebracht én het gedrag van verdachte na de gebeurtenissen, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een langere voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid moet worden opgelegd dan de officier heeft geëist. Deze langere voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid acht de rechtbank nodig als stevige stok achter de deur voor verdachte om herhaling in de toekomst te voorkomen.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden dat aan verdachte wordt opgelegd een taakstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van achttien maanden waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr alsmede op artikel 179 WVW 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair, het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat van deze ontzegging een gedeelte van
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
-stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
- beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994, afgetrokken wordt van de duur van de ontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en mr. R. Horstink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Kleinlugtenbeld, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 april 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024270379. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 21 maart 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik had de dag voorafgaand aan het ongeval van 07:30 uur tot 17:00 uur gewerkt. Vervolgens heb ik ongeveer vier uren geslapen. Daarna ben ik weer aan het werk gegaan. Ik moest om 02:00 uur weer bij de zaak zijn. Toen mijn collega (de rechtbank begrijpt: [getuige]) en ik klaar waren reden wij weer richting de zaak in [plaats 2]. Rond 08:55 uur hebben wij gewisseld bij het tankstation. Vanaf het tankstation heb ik de bedrijfsauto bestuurd. Ik had drie keer eerder in de bedrijfsauto gereden, maar dat waren kortere afstanden.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 29 januari 2024, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 93:
V:Ben je bekend met de route die je reed?
A:Nee
3.
Het proces-verbaal aanrijding misdrijf van 23 april 2024, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 8-9:
Locatie ongeval
Datum: 2 december 2023
Omstreeks: 09:05 uur
Locatienaam: Rijksweg 36
Plaats: [plaats 1]
Gemeente: Twenterand
Nadere plaatsaanduiding: thv hcm 11.8
Betrokken 1 (voertuig)
Voertuig Bedrijfsauto [kenteken 1] Ford Transit
Bestuurder: [verdachte]
Rijbewijs:
Datum eerste afgifte: 24 april 2023 Beginnende bestuurder
Betrokken 2 (voertuig)
Voertuig Personenauto [kenteken 2] Renault Espace
Bestuurder: [slachtoffer 3]
Betrokken 3 (voertuig)
Voertuig Personenauto [kenteken 3] Citroen Berlingo 1.6i
Bestuurder: [slachtoffer 1]
4.
Het proces-verbaal FO Verkeer (Forensisch onderzoek plaats delict) van 16 februari 2024, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 42, 43 en 58:

2.Forensisch omgevingsonderzoek

2.1
Wegsituatie
Wij zagen dat de N36:
  • bestond uit 1 rijbaan, die ter hoogte van het verkeersongeval was verdeeld in 2 rijstroken, die onderling gescheiden werden door dubbele ononderbroken markering.
  • op de plaats van het verkeersongeval, gezien vanuit de rijrichting van de Ford, een bocht naar rechts beschreef.
2.6
Zicht
Wij stelden vast dat het zicht voor de betreffende bestuurders door de wegsituatie en/of de inrichting van de N36 niet belemmerd werd.

6.Interpretatie bevindingen

6.1
Toedracht- Oorzaak – Gevolg
Op 2 december 2023 omstreeks 09.05 uur, had op de N36, gelegen buiten de als zodanig
aangegeven bebouwde kom van [plaats 1] in de gemeente Twenterand het verkeersongeval plaatsgevonden. De bestuurder van de Ford had gereden over de N36, komende uit de richting Hardenberg en gaande in de richting Wierden.
De bestuurster van de Renault en de bestuurder van de Citroen hadden in genoemde volgorde
gereden over de N36, komende uit de richting Wierden en gaande in de richting Hardenberg.
De bestuurder van de Ford kwam met zijn voertuig op de rijstrook, bestemd voor het
tegemoetkomende verkeer. De Ford botste met diens linker voorzijde tegen de linker voorzijde van de, uit tegengestelde richting naderende Renault en Citroen.
5.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344 eerste lid, onder 4 Sv, te weten een geneeskundige verklaring van 1 februari 2024, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 69:
Medische informatie betreffende:
Achternaam: [slachtoffer 3]
Voornamen: [slachtoffer 3]
A. Uitwendig waargenomen letsel:
Wond rechterwenkbrauw, zwelling rondom oog rechts
E. Overig van belang zijnde informatie:
OP (de rechtbank begrijpt: operatie) 3-12: vastzetten wervelbreuk
F. Geschatte duur van de genezing:
10-12 weken
6.
Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 3] van 5 januari 2024, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 64-65:
Ik had een afspraak met mijn zoon. We reden op de N36. Het tegemoet komende verkeerd, de gele werkbus ging ineens over de lijn. Hij bleef een rechte koers op mij af houden. Ik ben naar het ziekenhuis gebracht in Almelo. Ik had een gecompliceerde breuk in de wervel. Daarbij had ik een gebroken rib. Ik ben op 3 december geopereerd. Aan mijn gezicht heb ik ook flink letsel. Mijn rechteroogkas is nog dik, mijn oog hangt wat en doet nog steeds pijn. In mijn wang zitten verdikkingen, nog steeds lastig en pijnlijk. Ook mis ik een stuk tand, de helft is weg. Ook mis ik een stuk in mijn mond, als je met de tong voor je tanden richting kin gaat daar voel ik nu geen vel meer, daar zit een diep gat. Mijn zoon heeft van het ongeval een rechts gebroken sleutelbeen overgehouden. Hij zou begin december naar de nieuwe school maar dat is pas nu weer begonnen.
7.
Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 4] van 5 januari 2024, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 72:
Er kwam een ambulance aan en daar werden wij ook door onderzocht. Wij werden toen naar Almelo gereden. Aan mijn schouder voelde ik pijn en daar is later geconstateerd dat je sleutelbeen gebroken was. Ik zou naar een nieuwe school maar dat lukte allemaal niet hierdoor. Ik ben nu net pas 2 dagen naar school geweest.
8.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344 eerste lid, onder 4 Sv, te weten een geneeskundige verklaring van 4 februari 2023 (de rechtbank begrijpt: 2024), voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 76:
Medische informatie betreffende:
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [slachtoffer 1]
E. Overig van belang zijnde informatie:
Hersenschade
Gescheurde milt, waarvoor verwijdering milt middels operatie
Meerdere gebroken ribben
F. Geschatte duur van de genezing
Onduidelijk. Mogelijk permanente schade tgv hersenletsel.
9.
Het proces-verbaal van verhoor betrokkene [slachtoffer 2] van 7 maart 2024, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 77:
Op 2 december 2023 reden mijn man, [slachtoffer 1], en ik met ons voertuig over de N36. Wij reden in een Citroen Berlingo. Ik zag een lange rij voertuigen ons tegemoet komen. Ik zag ook dat er een geel voertuig naast die lange rij voertuigen reed. Dat voertuig reed op onze weghelft en kwam ons tegemoet rijden. Mijn man is per helikopter naar Enschede gebracht. Ik moest ook mee met de ambulance. Ik was bont en blauw door de aanrijding. Ik zat onder de blauwe plekken/bloeduitstortingen. Ik was helemaal beurs. Sinds de aanrijding heb ik rugklachten en last van het scheenbeen van mijn linkerbeen.
10.
Het proces-verbaal van verhoor betrokkene [slachtoffer 1] van 7 maart 2024, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 74:
Na de aanrijding heb ik enkele weken in coma gelegen.