Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[partij A 1] B.V.,
2.
[partij A 2] B.V.,
eisende partijen in conventie,
1.[partij B 1] B.V.,
2.
[partij B 2] B.V.,
eiseres in het incident,
hierna te noemen [partij C]
advocaat: mr. H.P. van der Veen.
1.Inleiding
Bij eerder tussenvonnis heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten over bepaalde posten. In dit vonnis zal de rechtbank de akten van partijen bespreken en tot een eindvonnis komen.
- de akte van [partij B] van 5 juni 2024
- de akte van [partij A] van 5 juni 2024, met een wijziging van eis,
- de akte van antwoord van [partij B] van 3 juli 2024, met bezwaar tegen de eisvermeerdering,
2.De verdere beoordeling
[partij A] heeft vervolgens een akte genomen waarop [partij B] bij antwoordakte heeft gereageerd.
[partij B] heeft daartoe een akte genomen en [partij A] heeft daarop bij antwoordakte gereageerd.
Daaruit volgt echter niet dat [partij A] [partij B] een concrete termijn heeft gegeven voor plaatsing van de bliklijn en evenmin dat [partij B] aan [partij A] heeft laten weten niet, dan wel niet zonder tekortkoming, te zullen nakomen. Uit de notities kan veeleer worden afgeleid dat partijen gericht zijn op het laten slagen van de plaatsing en de rest van de samenwerking.
In de eenzijdige interne gespreksnotitie van 12 februari 2019 van [partij A] wordt de optie genoemd om [partij A] een en ander te laten uitvoeren, tegen verrekening van kosten. Een schriftelijke aanmaning met een termijnstelling gericht aan [partij B], of een mededeling van [partij B] aan [partij A] dat zij tekort zal schieten in de nakoming, kan daaruit echter niet worden afgeleid. Op 28 mei 2019 volgt een ongedateerde brief van [partij A] aan Zhou van [partij B] (overgelegd als productie 45, met enkel een vertaling als bijlage) waarin wordt verzocht tot spoedige afhandeling zodat de tijdlijn kan worden gehaald en op 1 juli 2019 kan worden begonnen met de productie. Deze brief voldoet echter ook niet aan de vereisten van een ingebrekestelling. Mede gelet op het feit dat de tijdlijn waarover wordt gesproken de rechtbank onbekend is, kan daaruit niet worden afgeleid dat sprake is van een situatie waarin duidelijk was dat [partij B] in verzuim zou komen als zij bepaalde werkzaamheden niet binnen een bepaalde termijn zou verrichten. De werkzaamheden worden in de mail niet benoemd en de datum die genoemd wordt ziet op de beoogde startdatum van de productie van 1 juli 2019. Voor zover [partij A] heeft willen betogen dat het beroep op het ontbreken van een ingebrekestelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was en/of dat op grond van de redelijkheid en billijkheid een ingebrekestelling achterwege kon blijven omdat [partij B] zonder ingebrekestelling in verzuim is geraakt, heeft [partij A] dat standpunt onvoldoende onderbouwd met feiten en omstandigheden. Uit de overgelegde producties kan dat niet worden afgeleid. Het voorgaande leidt ertoe dat onvoldoende is gebleken van een kennelijke misslag en dat de rechtbank het oordeel dat het verzuim van [partij B] op 1 december 2019 is ingetreden handhaaft.
Schade veroorzaakt door tekortkoming met betrekking tot plaatsing van de bliklijn en bijlage 3
A. kosten door toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van artikel 3 en bijlage 3 van de samenwerkingsovereenkomst die zien op de montage/plaatsing van de blijklijn zelf (schade),
B. kosten door toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van artikel 3 en bijlage 3 van de samenwerkingsovereenkomst die zien op de veiligheidseisen- en voorschriften van de bliklijn (schade),
C. kosten die voor rekening van [partij B] zijn uit hoofde van bijlage 3 van de Samenwerkingsovereenkomst die zien op de reis- en verblijfskosten van onder meer Chinese monteurs (nakoming),
F. kosten die verband houden met de vaststelling en beperking van de schade op grond van artikel 6:96 lid 2 BW,
H. kosten die voor rekening van [partij B] zijn op grond van artikel 11.2 en/of artikel 11.7 van de Samenwerkingsovereenkomst (nakoming),
€ 62.398,13(€ 12.289,13 + € 44.159,00 + € 5.950,00) zal worden toegewezen.
Ten aanzien van de overige facturen heeft zij per rubriek verweer gevoerd. De rechtbank zal hierna de facturen aan de hand van de verschillende rubrieken bespreken.
€ 16.623,97(€ 361,12, € 675,00, € 245,25, € 1.899,46, € 575,00, € 177,09, € 1.203,38, € 3.697,50, € 1.742,50, € 119,00, € 2.484,10, € 551,35, € 712,70, € 319,50, € 354,17, € 1.506,85).
[partij A] kan niet worden gevolgd in haar standpunt dat de vordering tot vergoeding van de facturen onder C en D moet worden aangemerkt als nakoming van de Samenwerkingsovereenkomst. Een nadere toelichting waarom dat het geval zou zijn ontbreekt. Uit de lijst volgt immers slechts een korte omschrijving zoals “overnachting Chinese monteurs” (nr. 8) “maaltijden Chinese monteurs” (nr. 79 tot 94) en “invoerkosten Bliklijn” (nr. 49). [partij A] heeft niet toegelicht uit welk artikel van bijlage 3 op die onderdelen een betalingsverplichting van [partij B] zou voortvloeien. Dat betekent dat de rechtbank niet tot de conclusie kan komen dat de vordering tot nakoming van de overeenkomst leidt tot een betalingsverplichting ter zake van de facturen onder C en D. Artikel 3:296 BW biedt daarom geen grondslag voor vordering tot betaling van deze facturen. Dat geldt overigens ook voor artikel 6:74 BW als grondslag van de vordering. Gelet op het oordeel bij tussenvonnis dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de hiervoor vermelde verplichtingen kunnen – evenals de facturen die betrekking hebben op plaatsing van de bliklijn – enkel facturen voor vergoeding in aanmerking komen wanneer die dateren van na 1 december 2019. Deze facturen komen op de lijst niet voor. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering die betrekking heeft op facturen onder C en D zal worden afgewezen.
Bij antwoordakte heeft [partij B] aangevoerd deze facturen verband houden met de plaatsing van de bliklijn en enkel voor toewijzing in aanmerking komen als die van ná 1 december 2019 dateren. [partij B] heeft in dat licht, onder verwijzing naar productie 19 bij dagvaarding, erkend dat de kosten van mevrouw Pan over 2020 voor toewijzing in aanmerking komen (factuur 46).
€ 114.286,90exclusief btw.
“[partij B] zal zich inspannen met betrekking tot het Product een registratie op naam van [partij A] te realiseren en geregistreerd te houden ten einde het Product in China, Taiwan en Hong Kong te kunnen importeren dan wel aan die landen te kunnen exporteren rechtstreeks dan wel via derden.”
“[partij B] draagt zorg voor contacten met de Chinese overheden (CNCA, CFDA, CIQ) en de andere contacten die nodig zijn voor het succesvol acteren in China, Taiwan en Hong Kong.”
Artikel 11.2 bepaalt:
“[partij A] mag de volgende kosten in rekening brengen:
a) € 1200,- ex BTW p/mt geproduceerd product voor kosten voor onder andere het samenstellen mengen en verpakken van het eindproduct alsmede onderhoud;
b) de kosten die zij moet maken voor de aanschaf grondstoffen en verpakkingsmaterialen; inclusief vervoer.”
Artikel 11.7 bepaalt:
“[partij B] zal zorgen voor de inklaring van de finale Producten in China”.
Dat geldt niet voor de overige artikelen, te weten 1.1, 1.8 en 11.7. Hieruit volgt immers een verplichting om iets te doen. Ook als [partij B] op enig moment is tekortgeschoten in haar verplichting tot nakoming van deze artikelen is pas sprake van een recht op schadevergoeding als [partij B] in verzuim is geraakt.
€ 116.297,60exclusief btw.
€ 56.448,58exclusief btw (€ 4.368,25 + € 3.027,50 + € 12.196,50 + € 9.016,88 + € 10.207,00 + € 8.333,7 + € 1.297,50 + € 562,25 + € 7.439,00)
De facturen die zijn vermeld onder nummer 46 (5x), zijn hiervoor in r.o. 2.13 en 2.20 al toewijsbaar geacht.
Uit de toelichting in de lijst van [partij A] kan worden afgeleid dat dit de opbrengst van verkocht testpoeder betreft. Het bedrag is vermeld als een negatief bedrag. [partij A] heeft deze post verder niet toegelicht. [partij B] stelt enerzijds dat dit bedrag ten gunste van haar moet komen. Anderzijds stelt [partij B] dat opbrengsten van voor 1 december 2019 buiten beschouwing moeten worden gelaten. De rechtbank zal [partij B] in haar laatste standpunt volgen en de factuur met nummer 47 buiten beschouwing laten. Verrekening op grond van artikel 6:127 BW betreft immers een bevoegdheid van de schuldenaar en als [partij B] van die bevoegdheid met betrekking tot de opbrengst van verkocht testpoeder in dit geval geen gebruik wenst te maken, dan zal de rechtbank haar daarin volgen.
De rechtbank acht het gestelde omzetverlies onvoldoende onderbouwd. [partij A] is uitgegaan van een verkeerde verzuimdatum, waardoor haar berekening op de onjuiste periode ziet. Daarnaast heeft zij onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat en in hoeverre omzet zou zijn gemaakt als de bliklijn wel tijdig zou zijn opgeleverd. Deze vordering zal worden afgewezen.
[partij B] heeft daar niet meer op gereageerd, zodat aangenomen wordt dat zij haar verweer niet langer handhaaft en dit geen verdere bespreking behoeft.
+€ 116.297,60 + € 56.448,58). Aangezien [partij A] dit laatste bedrag inclusief btw heeft gevorderd en [partij B] daartegen geen verweer heeft gevoerd zal uit hoofde van nakoming een bedrag van € 347.310,05 inclusief btw worden toegewezen.
Akte uitlaten over kosten in verband met registratie CFDA van Nuby.
[partij B] heeft vervolgens als productie 17 een vertaling van een eigen overzicht in het geding gebracht. [partij A] heeft daarop bij antwoordakte gereageerd en verweer gevoerd.
€ 121.000,-inclusief btw aan [partij A] zal moeten terugbetalen.
Akte uitlaten over vergoeding aan [partij B] op grond van artikel 8.2
[partij B] heeft betoogd dat [partij A] haar berekening niet heeft onderbouwd zodat zij deze niet kan verifiëren. Zij stelt voor een deskundige te benoemen.
€ 50.589,00exclusief btw zal worden toegewezen.
De waarde van de bliklijn
Bij tussenvonnis is overwogen dat dit standpunt pas kan worden beoordeeld als meer duidelijk is over de hoogte van de toe te wijzen schadevergoeding alsook over de waarde van de bliklijn die, ook ten tijde van de executieverkoop, bij [partij A] in het bezit was. [partij B] is in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de waarde van de bliklijn.