In deze civiele zaak vordert partij A, een besloten vennootschap, veroordeling van Mijninterieurwinkel tot betaling van € 13.135,00. Dit bedrag betreft een openstaande factuur voor de bouw van een website. Daarnaast vordert Mijninterieurwinkel in een incident dat haar wordt toegestaan een vennootschap onder firma in vrijwaring op te roepen. De kantonrechter wijst de vordering in het incident af en bepaalt dat de hoofdzaak op 15 april 2025 weer op de rol komt voor het nemen van een conclusie van antwoord door Mijninterieurwinkel, zonder verder uitstel te verlenen.
De procedure begon met een dagvaarding op 30 oktober 2024, gevolgd door een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring op 21 januari 2025 en een conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident op 3 februari 2025. De kantonrechter oordeelt dat Mijninterieurwinkel niet in strijd met de procesorde handelt door een incidentele vordering in te stellen, ondanks eerdere uitstel voor het indienen van een conclusie van antwoord. De rechter concludeert dat er onvoldoende basis is voor de oproeping in vrijwaring van de vennootschap onder firma, omdat Mijninterieurwinkel niet voldoende heeft onderbouwd dat er een rechtsverhouding bestaat die een vrijwaringsverplichting met zich meebrengt.
De kantonrechter wijst ook het verzoek van partij A om een akte niet-dienen te verlenen af, omdat de procedure niet onredelijk vertraagd wordt door de incidentele vordering. De proceskosten worden toegewezen aan partij A, die Mijninterieurwinkel in het incident veroordeelt tot betaling van € 541,00, inclusief nakosten. De zaak wordt opnieuw op de rol gezet voor 15 april 2025, waarbij Mijninterieurwinkel geen verder uitstel meer zal krijgen.