ECLI:NL:RBOVE:2025:2066

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
11392017 \ CV EXPL 24-3989
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaand bedrag uit factuur voor websitebouw en incident tot oproeping in vrijwaring

In deze civiele zaak vordert partij A, een besloten vennootschap, veroordeling van Mijninterieurwinkel tot betaling van € 13.135,00. Dit bedrag betreft een openstaande factuur voor de bouw van een website. Daarnaast vordert Mijninterieurwinkel in een incident dat haar wordt toegestaan een vennootschap onder firma in vrijwaring op te roepen. De kantonrechter wijst de vordering in het incident af en bepaalt dat de hoofdzaak op 15 april 2025 weer op de rol komt voor het nemen van een conclusie van antwoord door Mijninterieurwinkel, zonder verder uitstel te verlenen.

De procedure begon met een dagvaarding op 30 oktober 2024, gevolgd door een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring op 21 januari 2025 en een conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident op 3 februari 2025. De kantonrechter oordeelt dat Mijninterieurwinkel niet in strijd met de procesorde handelt door een incidentele vordering in te stellen, ondanks eerdere uitstel voor het indienen van een conclusie van antwoord. De rechter concludeert dat er onvoldoende basis is voor de oproeping in vrijwaring van de vennootschap onder firma, omdat Mijninterieurwinkel niet voldoende heeft onderbouwd dat er een rechtsverhouding bestaat die een vrijwaringsverplichting met zich meebrengt.

De kantonrechter wijst ook het verzoek van partij A om een akte niet-dienen te verlenen af, omdat de procedure niet onredelijk vertraagd wordt door de incidentele vordering. De proceskosten worden toegewezen aan partij A, die Mijninterieurwinkel in het incident veroordeelt tot betaling van € 541,00, inclusief nakosten. De zaak wordt opnieuw op de rol gezet voor 15 april 2025, waarbij Mijninterieurwinkel geen verder uitstel meer zal krijgen.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11392017 \ CV EXPL 24-3989
Vonnis in incident van 1 april 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[partij A] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats],
eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: [partij A],
gemachtigde: N.J.W. Valk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MIJNINTERIEURWINKEL.NL B.V.,
gevestigd Zwolle,
gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident,
hierna te noemen: Mijninterieurwinkel,
gemachtigde: mr. P. Raven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 oktober 2024;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van 21 januari 2025;
  • de conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident van 3 februari 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis in het incident bepaald op vandaag.

2.Het geschil

De vordering in de hoofdzaak
2.1.
In de hoofdzaak vordert [partij A] – samengevat – veroordeling van Mijninterieurwinkel tot betaling van € 13.135,00. Dit is het openstaande bedrag uit de factuur voor de bouw van een website met functionaliteiten die zij bij Mijninterieurwinkel in rekening heeft gebracht. [partij A] vordert ook de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke handelsrente, de proceskosten en de nakosten. [partij A] baseert haar vordering op de stelling dat er een overeenkomst van opdracht is gesloten en zij aan haar verplichtingen uit deze overeenkomst heeft voldaan. Subsidiair stelt [partij A] dat zij recht heeft op betaling van het volle loon en meer subsidiair op betaling van een redelijke loon ter hoogte van € 13.135,00 op grond van artikel 7:411 lid 1 en 2 BW.
Het verweer in de hoofdzaak
2.2.
Mijninterieurwinkel heeft in de hoofdzaak nog niet voor antwoord geconcludeerd.
De vordering in het incident
2.3.
In het incident vordert Mijninterieurwinkel dat haar wordt toegestaan de vennootschap onder firma [naam vof] en haar vennoten [naam 1] en [naam 2] (hierna: ‘[naam vof]’) in vrijwaring op te roepen. Mijninterieurwinkel voert daartoe aan dat als zij in de hoofdzaak zou worden veroordeeld tot betaling aan [partij A], [naam vof] gehouden is dat bedrag te vergoeden, gelet op haar rol, houding, uitlatingen en feitelijke werkzaamheden. Mijninterieurwinkel vordert in het incident ook veroordeling van [partij A] in de proceskosten. Verder vraagt zij de kantonrechter het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het verweer in het incident
2.4.
[partij A] is het niet eens met de vordering in het incident en vraagt de kantonrechter deze af te wijzen. Samengevat voert zij daartoe het volgende aan. Volgens [partij A] veroorzaakt de incidentele vordering van Mijninterieurwinkel onnodige en onredelijke vertraging van de procedure. Daardoor handelt Mijninterieurwinkel in strijd met de goede procesorde. Mijninterieurwinkel is meerdere keren uitstel verleend voor het indienen van een conclusie van antwoord, niet voor het instellen van een incidentele vordering en gelet op de inhoud en omvang van die vordering, had deze volgens [partij A] veel eerder moeten worden ingesteld. Omdat de incidentele vordering niet vóór of gelijktijdig met de conclusie van antwoord is ingediend, stelt [partij A] dat het recht van Mijninterieurwinkel om alsnog een conclusie van antwoord te nemen, moet komen te vervallen. In dat kader verzoekt [partij A] dat de kantonrechter in de hoofdzaak een akte niet-dienen verleent. Verder meent [partij A] dat er geen grond is om [naam vof] in vrijwaring op te roepen omdat er aparte overeenkomsten zijn gesloten en aparte (financiële) afspraken zijn gemaakt tussen [partij A] en Mijninterieurwinkel en [naam vof] en Mijninterieurwinkel.

3.De beoordeling

Mijninterieurwinkel handelt niet in strijd met de procesorde
3.1.
De kantonrechter stelt voorop dat artikel 210 lid 1 Rv voor het instellen van een incidentele vordering als enige eis stelt dat dit wordt gedaan vóór alle weren op de voor het nemen van de conclusie van antwoord bepaalde roldatum. Weliswaar is Mijninterieurwinkel twee keer uitstel verleend en heeft zij daarna, met toestemming van [partij A], nog één week uitstel gekregen, maar de incidentele vordering is uiteindelijk tijdig op de roldatum van 21 januari 2025 ingediend. Dat Mijninterieurwinkel ervoor heeft gekozen geen conclusie van antwoord, maar een incidentele vordering in te stellen, is haar recht. Zij heeft daarvoor geen voorafgaande toestemming nodig.
3.2.
De kantonrechter constateert dat het indienen van de incidentele vordering wel een (verdere) vertraging in de procedure veroorzaakt, maar hij ziet geen aanleiding voor het oordeel dat Mijninterieurwinkel in strijd handelt met de goede procesorde met als gevolg dat daarop de incidentele vordering moet worden afgewezen.
Geen rechtsverhouding die vrijwaringsverplichting met zich meebrengt
3.3.
Om [naam vof] in vrijwaring te mogen roepen, moet Mijninterieurwinkel minimaal (onderbouwd) stellen dat er sprake is van een rechtsverhouding op grond waarvan [naam vof] een verplichting heeft de voor Mijninterieurwinkel eventuele nadelige gevolgen van een verlies in de hoofdzaak te dragen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Mijninterieurwinkel daaraan niet voldaan.
3.4.
Mijninterieurwinkel heeft enkel gesteld dat dat [naam vof] vanwege haar rol, houding, uitlatingen en feitelijke werkzaamheden gehouden is om het bedrag waartoe Mijninterieurwinkel eventueel zou worden veroordeeld, aan haar te vergoeden. Uit de stellingen van Mijninterieurwinkel valt af te leiden dat er een rechtsverhouding bestaat tussen Mijninterieurwinkel en [naam vof], maar de kantonrechter acht onvoldoende concreet gesteld dat daar een vrijwaringsverplichting uit voortvloeit op grond waarvan Mijninterieurwinkel een verhaal zou kunnen hebben op [naam vof] en die oproeping in vrijwaring rechtvaardigt. Voor zover Mijninterieurwinkel een zelfstandige vordering tot het vergoeden van schade op [naam vof] meent te hebben, merkt de kantonrechter op dat het daarvoor in vrijwaring oproepen van [naam vof] niet de juiste weg is. Dit betekent dat de incidentele vordering om [naam vof] in vrijwaring te mogen oproepen, zal worden afgewezen.
Het verzoek akte niet-dienen zal worden afgewezen
3.5.
Het verzoek van [partij A] om een akte niet-dienen te verlenen als bedoeld in artikel 133 lid 4 Rv zal worden afgewezen. Zoals in 3.1. uiteengezet, bevat artikel 210 lid 1 Rv maar één eis. Anders dan [partij A] stelt, bevat artikel 210 lid 1 Rv niet de voorwaarde dat vóór of tegelijkertijd met de incidentele vordering, ook een conclusie van antwoord wordt ingediend. Dat Mijninterieurwinkel ervoor heeft gekozen een incident op te werpen in plaats van een conclusie van antwoord in de hoofdzaak te nemen, leidt dan ook niet tot het oordeel dat het recht van Mijninterieurwinkel om de conclusie alsnog te nemen, is vervallen. Dat haar al drie keer uitstel is verleend, maakt dit niet anders. De rechtbank ziet in de door [partij A] aangevoerde omstandigheden ook geen aanwijzingen voor het oordeel dat het incident is opgeworpen met het doel om de procedure onredelijk te vertragen. Met inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor, het belang van de materiële waarheidsvinding en de belangen van partijen, zal ook daarom de akte niet-dienen niet worden verleend.
3.6.
De kantonrechter ziet wel aanleiding de hoofdzaak voor het indienen van een conclusie van antwoord te verwijzen naar de rol over twee weken, in plaats van de standaard vier weken. De kantonrechter zal daarbij ook bepalen dat aan Mijninterieurwinkel geen verder uitstel meer zal worden verleend. Mijninterieurwinkel heeft namelijk voldoende gelegenheid gehad om haar conclusie van antwoord voor te bereiden en van haar mag worden verwacht dat zij inmiddels haar verweren heeft geformuleerd. Dat haar belangen niet worden geschaad, blijkt ook uit haar incidentele conclusie waarin zij heeft aangekondigd een conclusie van antwoord in conventie met eis in reconventie te zullen instellen.
Proceskosten
3.7.
Mijninterieurwinkel krijgt ongelijk en zal daarom de proceskosten van [partij A] in het incident moeten betalen. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. Dit zijn de kosten die [partij A] maakt om Mijninterieurwinkel ertoe te brengen aan dit vonnis te voldoen. De proceskosten van [partij A] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
406,00
(1 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(1/2 punt × € 406,00 met een maximum van € 135,00)
Totaal
541,00
3.8.
Met betrekking tot de nakosten oordeelt de kantonrechter dat als Mijninterieurwinkel niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de veroordeling in dit vonnis voldoet en het vonnis vervolgens wordt betekend, Mijninterieurwinkel ook de kosten van de betekening moet betalen. De door [partij A] gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal de kantonrechter ook toewijzen.

4.De beslissing

De kantonrechter
In het incident
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt Mijninterieurwinkel in de proceskosten van € 514,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen de kosten van betekening als Mijninterieurwinkel niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend en als betaling niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de veertiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
In de hoofdzaak
4.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
15 april 2025voor het nemen van een conclusie van antwoord door Mijninterieurwinkel en bepaalt dat aan haar geen verder uitstel zal worden verleend;
4.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op
1 april 2025.