ECLI:NL:RBOVE:2025:2059

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
11389474 \ CV EXPL 24-3964
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiering van een Opel busje en de gevolgen van betalingsachterstand in een financial leaseovereenkomst

In deze zaak heeft gedaagde een financial leaseovereenkomst gesloten met DutchFinance voor de financiering van een Opel busje. Gedaagde heeft meerdere termijnen niet op tijd betaald, waardoor DutchFinance het totale leasebedrag vervroegd heeft opgeëist. Na inname en verkoop van de Opel heeft DutchFinance het resterende bedrag, inclusief bijkomende kosten, gevorderd. De kantonrechter heeft de vordering van DutchFinance grotendeels toegewezen, maar de tegenvordering van gedaagde om een beding in de Algemene Voorwaarden te vernietigen, is afgewezen. De procedure omvatte een dagvaarding, een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling die niet doorging. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van DutchFinance gerechtvaardigd was, ondanks het verweer van gedaagde dat het beding onredelijk bezwarend zou zijn. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van het openstaande saldo, rente en proceskosten toegewezen, en de gedaagde is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11389474 \ CV EXPL 24-3964
Vonnis van 1 april 2025
in de zaak van
VOLKSWAGEN PON FINANCIAL SERVICES B.V. H.O.D.N. DUTCHFINANCE,
te Amersfoort,
eisende partij,
hierna te noemen: DutchFinance,
gemachtigde: W.R. Jongejan,
tegen
[gedaagde] H.O.D.N. [bedrijf 1],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J. Kotteman / Legal Advice Wanted B.V..

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 31 oktober 2024,
- de conclusie van antwoord van 6 december,
- de brief van 18 december 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de toelichting van DutchFinance van 13 februari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling was voorzien op 25 februari 2025 maar heeft geen doorgang gevonden nadat partijen hadden aangegeven niet te zullen verschijnen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Voor de financiering van een Opel busje heeft [gedaagde] een financial leaseovereenkomst met DutchFinance gesloten. [gedaagde] heeft een aantal termijnen niet (op tijd) betaald. DutchFinance heeft het totale leasebedrag daarom vervroegd opgeëist. DutchFinance heeft de Opel ingenomen en verkocht. De opbrengst heeft zij in mindering laten strekken op het openstaande kredietbedrag. DutchFinance vordert in conventie betaling van het hierna resterende bedrag plus bijkomende kosten (rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten). De kantonrechter wijst de vordering grotendeels toe.
2.2.
In reconventie vordert [gedaagde] vernietiging van het beding uit de Algemene Voorwaarden dat vervroegde opeising van het totale leasebedrag mogelijk maakt, dan wel dat deze niet van toepassing wordt verklaard. De kantonrechter wijst deze tegenvordering af.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] heeft bij [bedrijf 2] B.V. een Opel Vivaro 1.6 CDTI L2H1 Sport uit het jaar 2018 met kenteken [kenteken] gekocht (hierna: de Opel). Voor de betaling van de Opel heeft zij een financial lease overeenkomst (hierna ook: de leaseovereenkomst) met DutchFinance gesloten.
3.2.
In de leaseovereenkomst staat onder andere:
Kredietnemer:
a. Met dit krediet heeft u een motorrijtuig gefinancierd. Dit motorrijtuig heeft Leverancier aan u geleverd. Dit motorrijtuig is juridisch eigendom van Kredietgever. Zodra u aan al uw betalingsverplichtingen heeft voldaan, gaat de juridisch eigendom van het motorrijtuig over van Kredietgever op u en wordt u de juridisch eigenaar van het motorrijtuig.
(…)
c. Tijdens de looptijd van dit contract betaalt u aan Kredietgever:
Aankoopprijs € 21.773,95
Aanbetaling € 3.778,95 -
(…)
Kredietbedrag € 17.995,00
Kredietvergoeding € 6.132,40 +
Totaal te betalen € 24.127,40
d. Dit contract heeft een looptijd van 60 maanden (…). U betaalt maandelijks € 313,79. In de laatste maand betaalt u ook de overeengekomen slottermijn van € 5.300,00. Uw laatste maandtermijn is in totaal dus € 5.613,79.
e. U betaalt een nominale rente van 9.990%. Omgerekend een debetrentevoet van 10,46% op jaarbasis.”
3.3.
Op de overeenkomst zijn ‘Algemene Voorwaarden Financial Lease’ van toepassing (hierna: de algemene voorwaarden). In de algemene voorwaarden staat onder andere:
4. Hoe en hoeveel betaalt u?
(…)
4.4.
Het betaalschema dat is opgenomen in uw contract is dwingend en u mag daar niet van afwijken. Dit betekent dat u bij niet-volledige of niet-tijdige betaling direct in verzuim bent zonder dat daarvoor eerst nog een ingebrekestelling nodig is. U bent dan aan ons een achterstandsrente verschuldigd over het openstaande bedrag. Deze achterstandsrente is gelijk aan de debetrentevoet in uw contract. De achterstandsrente wordt gerekend vanaf de datum waarop u had moeten betalen tot de datum waarop uw betaling alsnog door ons is ontvangen.
4.5.
Moeten wij incassokosten maken, dan zijn die voor uw rekening. Die kosten zijn minimaal 15% van het openstaande bedrag, met een minimum van € 40 exclusief btw.
(…)
5. Onmiddellijke opeisbaarheid en inname van het motorrijtuig.
5.1.
In bepaalde situaties hebben wij het recht om alle betalingen die u op grond van uw contract nog moet betalen in één keer en per direct bij u op te eisen. In die situaties mogen wij het contract bovendien meteen ontbinden zonder dat daarvoor eerst nog een ingebrekestelling nodig is. Bij zo’n ontbinding blijft ons recht op vergoeding van achterstandsrente, kosten en schade volledig in stand. De situaties waarvoor dit geldt zijn onder meer:
a) U heeft twee maanden (of langer) niet betaald, ook niet na een schriftelijke aanmaning. Of u houdt zich niet aan de afspraken uit uw contract of deze Algemene Voorwaarden.
(…)
5.2
Als wij gebruikmaken van onze rechten uit artikel 5.1., dan levert u het motorrijtuig binnen 24 uur in.
(…)
5.3.
Nadat wij het motorrijtuig hebben ingenomen verkopen we deze. De opbrengst verrekenen wij met het totale bedrag dat u nog aan ons verschuldigd bent. U moet in elk geval ook de volgende kosten betalen:
a.
a) eventuele achterstandsrente en incassokosten.
b)Kosten die wij moeten maken om het motorrijtuig in te nemen , zoals transportkosten.
c) Kosten die wij moeten maken voor de verkoop. Bijvoorbeeld kosten voor taxatie, achterstallig onderhoud en schadeherstel.
Brengt de verkoop niet voldoende op om alles wat u aan ons verschuldigd bent te dekken? Dan moet u het verschil alsnog aan ons betalen.”
3.4.
DutchFinance heeft op 24 augustus 2023 [gedaagde] aangemaand om het totaal openstaande saldo van € 640,91 (twee termijnen van € 313,79, inclusief achterstandsrente) binnen 3 dagen aan haar te betalen. Daarbij heeft DutchFinance het volgende aangezegd:
‘’Wanneer de betaling niet binnen de gestelde termijn op onze rekening is
bijgeschreven dan kunnen we overgaan tot het nemen van rechtsmaatregelen. We wijzen u erop dat het volledige saldo en de achterstandsrente dan geheel en in één keer opeisbaar zal worden.
We zijn dan genoodzaakt het door ons gefinancierde object(en) in te nemen en tot
verkoop over te gaan. De opbrengst bij verkoop, onder aftrek van alle gemaakte kosten, zal in mindering worden gebracht op het openstaande saldo. Voor een eventueel restant saldo na verkoop blijft u hoofdelijk aansprakelijk.’’
3.5.
[gedaagde] heeft niet tijdig aan de sommatie voldaan. Later in het najaar van 2023 heeft DutchFinance via het incassobureau nog wel een betaling van € 989,56 van [gedaagde] ontvangen, maar andere maandelijkse betalingen bleven uit.
3.6.
Op 15 januari 2024 heeft DutchFinance per brief aan [gedaagde] geschreven:
‘’Helaas hebben we geconstateerd dat u niet voldoet aan uw betalingsverplichting van
de met u gesloten overeenkomst. Onze eerdere verzoeken hebben niet tot een
(volledige) betaling geleid. Hierbij stellen we u formeel in gebreke wegens het niet
nakomen van de overeenkomst.
Uw betaling
We verzoeken u het totaal openstaand saldo van € 21.983,44 (inclusief
achterstandsrente), binnen drie dagen na dagtekening van dit bericht aan ons over te
maken op het juiste rekeningnummer zoals hiernaast vermeld. Graag onder
vermelding van het contractnummer [nummer] .
Wat gebeurt er bij het overschrijden van de uiterste betalingstermijn?
Wanneer de betaling niet op 19 januari 2024 op onze rekening is bijgeschreven, dan
zullen we de overeenkomst per direct ontbinden. Wij doen dit op basis van de met u
afgesproken Algemene Voorwaarden en wat er in de wet is bepaald. In dit geval zal
het door ons gefinancierde voertuig met kenteken [kenteken] , inclusief het
kentekenbewijs en alle sleutels, bij ons Remarketing Center in Zwolle moeten worden
ingeleverd. (…)
Het voertuig wordt daarna door ons verkocht. De opbrengst bij verkoop zal in
mindering worden gebracht op onze vordering op u. Voor het eventuele restantsaldo
blijft u aansprakelijk.’’
3.7.
Nadat er geen betaling plaatsvond heeft DutchFinance de Opel ingenomen en verkocht voor een bedrag van € 6.715,50. Na aftrek van kosten resteerde een netto opbrengst van € 6.035,97. Dit bedrag is op de openstaande vordering in mindering gebracht. Bij brief van 24 april 2024 heeft DutchFinance dit aan [gedaagde] meegedeeld en [gedaagde] aangemaand het restant van € 14.999,33 te voldoen, waarbij [gedaagde] reeds in gebreke is gesteld voor het geval hij niet binnen 7 dagen na dagtekening van de brief een betalingsvoorstel doet toekomen. [gedaagde] heeft niet voldaan aan dit verzoek en bij brief van 2 mei 2024 heeft DutchFinance het bedrag ineens opgeëist.

4.Het geschil

4.1.
DutchFinance vordert - samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 18.480,45, vermeerderd met de contractuele rente van 10,46% per jaar over € 14.999,33 vanaf 28 oktober 2024, tot aan de dag van algehele voldoening. Het bedrag bestaat uit:
  • € 14.999,33 aan hoofdsom (de restant leasesom inclusief € 93.98 aan rente tot 1 mei 2024);
  • € 2.249,90 aan buitengerechtelijke incassokosten;
  • € 472,48 aan btw over de buitengerechtelijke incassokosten;
  • € 758,74 aan contractuele rente vanaf 1 mei 2024 tot met 25 oktober 2024.
DutchFinance vordert verder dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten en dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
4.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van DutchFinance dan wel tot matiging van de vorderingen, met veroordeling van DutchFinance in de kosten van deze procedure.
4.3.
In (voorwaardelijke) reconventie vordert [gedaagde] het in artikel 5.1 van de Algemene Voorwaarden opgenomen beding te vernietigen, dan wel niet van toepassing te verklaren.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] een betalingsachterstand heeft laten ontstaan door meerdere termijnen niet te voldoen. Ook is door [gedaagde] niet betwist dat DutchFinance op grond van de overeenkomst en algemene voorwaarden het recht toe kwam het verschuldigde bedrag ineens op te eisen, de overeenkomst te beëindigen en de Opel terug te nemen.
5.2.
[gedaagde] stelt dat het beding uit de algemene voorwaarden op basis waarvan het verschuldigde bedrag in één keer wordt teruggevorderd onredelijk bezwarend en in strijd met de redelijkheid en billijkheid is. Op beide verweren wordt hieronder ingegaan.
Is er sprake van een onredelijk bezwarend beding?
5.3.
Op basis van artikel 5.1 van de Algemene Voorwaarden heeft DutchFinance alle resterende betalingsverplichtingen in één keer teruggevorderd. Dit artikel is naar het oordeel van [gedaagde] onredelijk bezwarend en moet worden vernietigd. Ter onderbouwing stelt [gedaagde] dat haar eenmanszaak een kleine rechtspersoon betreft die zich materieel niet van een consument onderscheidt. In het geval een kleine rechtspersoon wordt geconfronteerd met een beding op de zwarte of grijze lijst dan ligt reflexwerking via de open norm van artikel 6:233 sub a BW voor de hand. Het in één keer terugvorderen van alle resterende betalingsverplichtingen staat niet in verhouding met de kosten die DutchFinance heeft moeten maken met betrekking tot het voortijdig eindigen van de leaseovereenkomst, mede in aanmerking genomen dat DutchFinance ook gerechtigd was de Opel terug te vorderen. Ook stelt [gedaagde] dat DutchFinance op geen enkele wijze specificeert welke kosten het voortijdige eindigen van de gesloten leaseovereenkomst met zich brengt.
5.4.
DutchFinance betwist dat er sprake is van reflexwerking van consumentenregelingen omdat de aanschaf van een bedrijfsauto hoort bij de normale gang van de bedrijfsvoering. Daarnaast betwist DutchFinance dat artikel 5.1 onredelijk bezwarend is. De schade die DutchFinance heeft geleden bestaat niet uit een aantal gemiste facturen. De schade betreft het niet terugbetaalde gedeelte van de lening en de kredietvergoeding. Hierop is de netto opbrengst van de Opel in mindering gebracht. De kredietvergoeding bevat een percentage aan rente en dekt bedrijfskosten.
5.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. [gedaagde] noemt de grijze en zwarte lijst maar geeft niet aan met welke bepaling op die lijst het beding in strijd is. Het beroep op de reflexwerking behoeft om deze reden geen beantwoording. De vraag of het beding onredelijk bezwarend is, moet beantwoord worden aan de hand van de open norm van artikel 6:233 sub a BW.
5.6.
Volgens artikel 6:233 sub a BW is een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de algemene voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval onredelijk bezwarend is voor de wederpartij. Daarbij komt het aan op de beoordeling van de eventuele onredelijk bezwarende gevolgen waaraan het beding, bij gebondenheid daaraan, de wederpartij van de aanvang af blootstelt en dus niet slechts van die voor de wederpartij nadelig gevolgen die zich in het gegeven geval ook daadwerkelijk hebben verwezenlijkt (HR 23 maart 1990, NJ 1991/214 Botman/Van Haaster). Bij de beantwoording van de vraag of een beding in algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is, zijn niet alleen de in artikel 6:233 BW genoemde omstandigheden van belang. Ook de andere omstandigheden zijn van betekenis, waarbij óók kan worden gedacht aan gebeurtenissen die zich eerst na het sluiten van de overeenkomst voordoen, voor zover het beding op die gebeurtenissen mede betrekking heeft (MvA I, Parl. Gesch. BW Inv. 3, 5 en 6 Boek 6, p. 1622).
5.7.
De kantonrechter is van oordeel dat aan deze hoge drempel voor vernietiging niet wordt voldaan. Uit de door [gedaagde] genoemde feiten en omstandigheden volgt niet dat het beding onredelijk bezwarend is. Tegenover de door DutchFinance geleverde prestatie (uitlening van een geldsom) staat de verplichting van [gedaagde] om dat bedrag en de kredietvergoeding hoe dan ook terug te betalen. Uitgangspunt daarbij is dat betaling in termijnen mag plaatsvinden, dus dat de niet vervallen termijnen nog niet opeisbaar zijn. Het desbetreffende beding bepaalt dat onder andere bij een achterstand in de betaling van de termijn van 2 maanden het restant bedrag in zijn geheel opeisbaar wordt. Gelet op het belang van DutchFinance om het verhaalsrisico te beperken is de in het beding aan DutchFinance toegekende bevoegdheid, ook in de omstandigheid dat [gedaagde] niet in staat is om het gehele restantbedrag in een keer af te lossen, geen buitensporige verstoring van het contractsevenwicht. Van DutchFinance kan niet worden gevergd dat de wel verschuldigde maar nog niet opeisbare termijnen, ook bij een achterstand van twee of meer maanden, niet direct kunnen worden opgeëist en het opeisbaar worden van de opeenvolgende termijnen tot het aanvankelijk voorgenomen einde van de overeenkomst moet worden afgewacht.
Redelijkheid en billijkheid
5.8.
[gedaagde] voert verder als verweer aan dat het ineens terugvorderen van alle resterende termijnen uit de leaseovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het missen van enkele betalingstermijnen zonder dat zij zich hier van bewust was kan er volgens haar niet redelijkerwijs toe leiden dat alle resterende betalingen in één keer opeisbaar worden. [gedaagde] verkeert met haar eenmanszaak, mede door persoonlijke omstandigheden, in financieel zwaar weer. De gedragingen van DutchFinance zorgen ervoor dat [gedaagde] in een nog slechtere financiële positie is gekomen.
5.9.
DutchFinance stelt dat er een intensief traject voorafgegaan is aan de beslissing om het contract te beëindigen. De persoonlijke omstandigheden die ertoe hebben geleid dat [gedaagde] niet aan haar betalingsverplichtingen kon voldoen, dienen niet voor rekening en risico van DutchFinance te komen.
5.10.
De kantonrechter overweegt hierover als volgt. Een tussen partijen bij overeenkomst aangegane afspraak mist slechts dan toepassing, indien onverkorte toepassing naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht. Deze maatstaf noopt tot terughoudendheid bij de honorering van een dergelijk verweer. De door [gedaagde] genoemde persoonlijke omstandigheden – hoe betreurenswaardig deze op zichzelf ook zijn – leiden niet tot een geslaagd beroep op artikel 6:248, tweede lid BW. Voor zover zij zich niet bewust was van de mogelijkheid van onmiddellijke opeisbaarheid, komt dat voor haar risico, aangezien zij de algemene voorwaarden heeft geaccepteerd. Daarbij komt dat DutchFinance niet direct tot volledige opeising is overgegaan, maar tussen het onstaan van de achterstand en de opeising nog geruime tijd is verstreken. Voorts is niet komen vast te staan dat [gedaagde] door toepassing in een slechtere financiële positie terecht is gekomen. De door opeising ontstane positie dient daarbij immers te worden vergeleken met de situatie dat de termijnen volgens schema zouden zijn vervallen. Dat [gedaagde] in die laatste situatie na het vervallen van de laatste termijn in een betere financiële situatie zou zijn geweest, kan niet uit de door haar genoemde omstandigheden worden afgeleid.
Contractuele rente
5.11.
DutchFinance vordert daarnaast de contractuele rente van 10,46% per jaar over het openstaande opeisbare saldo. Deze vordering is gegrond op de overeenkomst en de daarvan deel uitmakende algemene voorwaarden en wordt door de kantonrechter als niet weersproken toegewezen. [gedaagde] is de gevorderde contractuele rente over de hoofdsom van € 14,905,35 dan ook verschuldigd. DutchFinance heeft deze rente tot 1 mei 2024 berekend op € 93,98. Dit laatste bedrag maakt deel uit van het gevorderde bedrag van € 14.999,33 en is dus toewijsbaar. Ook de over de periode vanaf 1 mei 2024 over de hoofdsom gevorderde rente zal worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.12.
DutchFinance vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter stelt vast dat DutchFinance voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. DutchFinance heeft vergoeding van btw gevorderd over de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. De gevorderde btw is niet toewijsbaar, nu DutchFinance niet heeft gesteld geen ondernemer te zijn in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 of als ondernemer een vrijgestelde prestatie verricht te hebben. De vordering van € 2.249,90 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 924,99 bij € 14.999,33 in hoofdsom. Het gevorderde bedrag zal daarom door de kantonrechter ambtshalve op grond van artikel 242 Rv worden gematigd tot € 924,99 exclusief btw, aangezien gesteld noch gebleken is dat de werkelijke buitengerechtelijke incassokosten van DutchFinance hoger zijn.
Proceskosten
5.13.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van DutchFinance worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
406,00
(1 punt × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.087,39

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan DutchFinance te betalen een bedrag van € 15.924,32, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 10,46% per jaar over een bedrag van € 14.905,35, met ingang van 1 mei 2024, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.087,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2025.