ECLI:NL:RBOVE:2025:20

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
11241711 \ CV EXPL 24-1603
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betalingsverplichting uit advocatenovereenkomst en toestemming voor werkzaamheden

In deze civiele zaak vordert Juresta & Partners B.V. nakoming van een betalingsverplichting die voortvloeit uit een advocatenovereenkomst met De Houthal B.V. De Houthal betwist de betalingsverplichting en stelt dat zij geen schriftelijke toestemming heeft gegeven voor de werkzaamheden die door de advocaat zijn verricht. De kantonrechter oordeelt dat het verweer van De Houthal slaagt, omdat er geen betalingsverplichting voortvloeit uit de advocatenovereenkomst. Juresta heeft geen andere rechtsgrond aangevoerd voor de vordering, waardoor de kantonrechter de vordering en nevenvorderingen van Juresta afwijst en Juresta veroordeelt tot betaling van de proceskosten.

De procedure begon met een dagvaarding op 9 juli 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 6 december 2024. Tijdens de behandeling hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Juresta vorderde een totaalbedrag van € 6.826,14, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De Houthal voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de vorderingen.

De kantonrechter concludeert dat de werkzaamheden niet conform de voorwaarden van de advocatenovereenkomst zijn gefactureerd, omdat De Houthal geen toestemming heeft gegeven voor een nieuw voorschot. Juresta heeft niet aangetoond dat er een betalingsverplichting bestaat, en de kantonrechter wijst de vorderingen van Juresta af. Juresta wordt veroordeeld in de proceskosten van De Houthal, die zijn begroot op € 947,00.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11241711 \ CV EXPL 24-1603
Vonnis van 7 januari 2025
in de zaak van
JURESTA & PARTNERS B.V.,
te Apeldoorn,
eisende partij,
hierna te noemen: Juresta,
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen
DE HOUTHAL B.V.,
te Almelo,
gedaagde partij,
hierna te noemen: De Houthal,
gemachtigde: mr. I. Visscher.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 juli 2024 met producties 1 – 10,
- het herstelexploot van de dagvaarding van 26 juli 2024,
- de conclusie van antwoord met producties 1 – 10,
- de brief waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 6 december 2024, waarbij De Houthal en de gemachtigde van Juresta namens Juresta zijn verschenen en De Houthal is bijgestaan door haar gemachtigde. Partijen hebben hun standpunt toegelicht mede aan de hand van spreekaantekeningen. De griffier heeft tijdens de mondelinge behandeling aantekeningen gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
In deze zaak vordert Juresta nakoming van de betalingsverplichting die voor De Houthal voortvloeit uit de tussen partijen gesloten advocatenovereenkomst. De Houthal betwist te moeten betalen. Zij voert daartoe aan dat zij geen (schriftelijke) toestemming heeft gegeven voor de werkzaamheden die de advocaat in het kader van de advocatenovereenkomst heeft verricht. De kantonrechter oordeelt dat dit verweer slaagt, waardoor er voor De Houthal geen betalingsverplichting voortvloeit uit de advocatenovereenkomst. Juresta heeft geen andere rechtsgrond aangevoerd waaruit de betalingsverplichting voor De Houthal voortvloeit, anders dan nakoming. De kantonrechter wijst de vordering en nevenvorderingen van Juresta om die reden af en veroordeelt Juresta tot betaling van de proceskosten.

3.De feiten

3.1.
Juresta en De Houthal zijn op 26 juli 2012 een ‘advocatenovereenkomst’ overeengekomen op grond waarvan Juresta De Houthal heeft gekoppeld aan een advocaat. Tussen De Houthal en de advocaat is een advocaat-cliënt-relatie tot stand gekomen die – onder meer – wordt beheerst door de beroepsregels van de Nederlandse Orde van Advocaten. Juresta is inhoudelijk niet betrokken bij de dienstverlening van de advocaat aan De Houthal; zij regelt alleen het betalingsverkeer.
3.2.
Op 2 september 2016 wordt namens de advocaat aan De Houthal een e-mail gestuurd, waarin staat:
“Namens mr.[naam advocaat]
bericht ik u dat hij zijn laatste bij u in rekening gebrachte voorschot zo goed als opgesoupeerd heeft en hij is derhalve voornemens bij Juresta een nieuw voorschot ten behoeve van 15 uur in rekening te brengen. Graag verneemt mr.[naam advocaat]
of u hiermee akkoord gaat.”
3.3.
Juresta heeft op 10 oktober 2017 aan De Houthal een eindafrekening met factuurnummer [nummer] gestuurd voor een bedrag van € 3.680,29 inclusief btw.
3.4.
De oud-eigenaar van De Houthal, de heer [naam 1], heeft op 9 november 2017 een e-mail gestuurd aan Juresta, waarin hij betwist de factuur te moeten betalen. De Houthal en Juresta hebben in januari en februari 2018 per e-mail contact gehad over de verschuldigdheid van de factuur. In maart 2018 heeft Juresta voorgesteld om in de zaak te bemiddelen. [naam 1] heeft op 16 april 2018 (nadat hij telefonisch contact had gezocht met Juresta) aan Juresta een e-mail gestuurd waarin hij vraagt naar de status van de bemiddeling. Daarop heeft Juresta niet geantwoord.
3.5.
De oud-eigenaar van De Houthal is op [overlijdensdatum] 2018 overleden. De huidige eigenaar, de heer [naam 2], heeft De Houthal op 21 maart 2019 overgenomen.
3.6.
De Houthal heeft op 30 september 2019 een automatische afschrijving van Juresta gestorneerd. Naar aanleiding van die stornering heeft Juresta op 24 oktober 2019 aan De Houthal een e-mail gestuurd, waarin zij schrijft dat De Houthal de factuur van 10 oktober 2017 nog moet betalen. De Houthal heeft op 7 november 2019 aan Juresta een e-mail gestuurd, waarin zij vraagt om informatie, zodat zij de verschuldigdheid van de factuur inhoudelijk kan beoordelen. Juresta heeft op 1 december 2019 per e-mail gereageerd en zij heeft in haar e-mail van 18 december 2019 toegezegd daar in januari 2020 op terug te komen. Dat heeft Juresta niet gedaan.
3.7.
Juresta heeft op 17 augustus 2023 per aangetekende brief De Houthal gesommeerd de factuur te voldoen, verhoogd met de contractuele vertragingsrente en buitengerechtelijke incassokosten.
4. Het geschil
4.1.
Ter zitting heeft Juresta haar eis verminderd, in die zin dat zij niet langer de contractuele rente á € 14.024,42 en de contractuele buitengerechtelijke kosten á € 2.655,71 vordert. Aldus vordert Juresta – samengevat en na eisvermindering – dat de kantonrechter, uitvoerbaar bij voorraad, De Houthal veroordeelt tot betaling van in totaal € 6.826,14, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) vanaf 28 mei 2024 tot aan de dag van voldoening. Dit bedrag bestaat uit het gefactureerde bedrag van € 3.680,29, de wettelijke handelsrente tot en met 27 mei 2024 van € 2.463,65 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 682,20. Tot slot vordert zij dat De Houthal wordt veroordeeld tot betaling van de kosten van deze procedure.
4.2.
De Houthal voert verweer. De Houthal concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Juresta, met veroordeling van Juresta in de kosten van deze procedure.

5.De beoordeling

Uit de advocatenovereenkomst vloeit geen betalingsverplichting voort
5.1.
Juesta stelt dat zij een bedrag van € 6.826,14 tegoed heeft van De Houthal voor de werkzaamheden die door de advocaat van augustus 2015 tot oktober 2017 zijn verricht in het kader van de advocatenovereenkomst. Zij stelt verder dat de Algemene Voorwaarden op de advocatenovereenkomst van toepassing zijn en dat zij recht heeft op betaling van de factuur met nummer 17005274 ter hoogte van € 3.680,29.
5.2.
De Houthal heeft betwist dat zij dit bedrag moet betalen. Primair stelt zij dat er geen betalingsverplichting is nu De Houthal geen toestemming heeft gegeven voor een nieuw voorschot en derhalve om nieuwe werkzaamheden te verrichten. Subsidiair stelt zij dat Juresta haar recht heeft verwerkt door tot tweemaal toe gedurende lange tijd niet meer op de factuur terug te komen, ondanks toezeggingen daartoe. Meer subsidiair stelt zij alleen de hoofdsom verschuldigd te zijn, omdat de betaling zo lang is uitgebleven. De Houthal stelt dat het in strijd is met redelijkheid en billijkheid als zij de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten (volledig) moet betalen.
5.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Partijen zijn een overeenkomst van opdracht overeengekomen (artikel 7:400 BW). In dit geval stelt Juresta dat De Houthal een betalingsverplichting heeft uit hoofde van de advocatenovereenkomst. Het is daarom op grond van artikel 150 Rv aan Juresta om te stellen, en, bij voldoende gemotiveerde betwisting door De Houthal te bewijzen, dat sprake is van een verbintenis uit overeenkomst op grond waarvan De Houthal gehouden is om aan Juresta te betalen. Juresta heeft ter onderbouwing van haar stelling aangevoerd dat de werkzaamheden door de advocaat zijn verricht en dat De Houthal daarvoor op grond van de advocatenovereenkomst moet betalen. De Houthal heeft het bestaan van de advocatenovereenkomst niet betwist. Wel heeft De Houthal naar voren gebracht dat zij onvoldoende informatie had en heeft om de factuur inhoudelijk te beoordelen. Ter zitting heeft zij toegelicht dat uit de overgelegde factuur en de onderliggende declaratiespecificatie niet kan worden afgeleid welke werkzaamheden de advocaat feitelijk heeft verricht, omdat de daarop vermelde uren niet met de factuur overeenkomen.
5.4.
Juresta heeft gesteld dat de Algemene Voorwaarden van toepassing zijn op de advocatenovereenkomst. Uit die Algemene Voorwaarden blijkt – en zo heeft Juresta ter zitting ook toegelicht – dat de werkwijze van Juresta is dat eerst een voorschot in rekening wordt gebracht en pas na betaling van dat voorschot de advocaat werkzaamheden gaat verrichten. Wanneer het voorschot op is, verricht de advocaat geen nieuwe werkzaamheden tot er een nieuw voorschot is betaald door de klant. Ook in geval van spoed. In dit geval staat tussen partijen vast dat de advocaat op 2 september 2016 aan De Houthal toestemming heeft gevraagd voor het in rekening brengen van een nieuw voorschot ten behoeve van 15 uur en dat De Houthal deze (schriftelijke) toestemming niet heeft gegeven. Dit is ook erkend namens Juresta door de heer [naam 3] in zijn e-mail van 1 december 2019.
5.5.
De kantonrechter concludeert het volgende. De werkzaamheden zijn niet conform de (voorwaarden van de) advocatenovereenkomst in rekening gebracht. Juresta heeft aangevoerd dat De Houthal verplicht is om te betalen, ondanks dat niet conform de advocatenovereenkomst met een voorschot is gewerkt. Dit omdat de advocaat het voorschot niet kon afwachten en bovendien, dat De Houthal na 2 september 2016 nog overleg heeft gehad met de advocaat waaruit Juresta afleidt dat zij heeft ingestemd met de werkzaamheden. Juresta stelt dat ook voor de andere in rekening gebrachte voorschotten niet vooraf toestemming is gevraagd. De Houthal heeft deze stellingen betwist.
5.6.
De kantonrechter gaat aan de stellingen van Juresta voorbij. Dat de advocaat het voorschot niet kon afwachten, blijkt nergens uit. Uit de (overigens onvolledige en niet met de factuur overeenkomende) declaratiespecificaties blijkt dat (een deel van) de gedeclareerde uren zien op werkzaamheden die zijn verricht van september 2016 tot en met oktober 2017, zodat de advocaat ruimschoots de tijd heeft gehad om te wachten op betaling van een voorschot. Dat De Houthal door een overleg zou hebben ingestemd met de werkzaamheden is door haar bij gebrek aan wetenschap betwist. Juresta heeft er bovendien op gewezen dat in de e-mail van 2 september 2016 is aangegeven dat het voorschot ‘zo goed als’ opgesoupeerd is en aldus dat er nog uren resten. Uit niets blijkt dat de advocaat op enig moment aan De Houthal heeft laten weten dat zijn uren op enig moment daadwerkelijk op waren, terwijl uit het declaratieoverzicht blijkt dat in totaal al 55 uren aan voorschot in rekening waren gebracht. Voor zover inderdaad een overleg heeft plaatsgevonden, is niet gesteld of gebleken hoe daardoor in deze omstandigheden voor De Houthal duidelijk moest zijn dat zij akkoord ging met facturatie van extra uren. Dat voor de eerdere voorschotten geen toestemming zou zijn gevraagd, is door De Houthal betwist en is overigens ook niet relevant nu voor deze werkzaamheden uitdrukkelijk wel om akkoord is gevraagd en deze werkwijze conform de (voorwaarden van de) advocatenovereenkomst is.
5.7.
Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat er voor De Houthal een betalingsverplichting voortvloeit uit de advocatenovereenkomst. De kantonrechter laat de overige (subsidiaire) verweren van De Houthal ten aanzien van dit punt onbesproken, waaronder het verweer dat de Algemene Voorwaarden niet van toepassing zouden zijn op de advocatenovereenkomst en het beroep op rechtsverwerking.
Geen ongerechtvaardigde verrijking
5.8.
Juresta heeft geen andere rechtsgronden aan haar vordering ten grondslag gelegd. Zij heeft nog wel gesteld dat De Houthal moet betalen nu het werk is verricht. Echter, zij heeft hiertoe geen juridische grondslag genoemd, anders dan nakoming. Voor zover Juresta hiermee heeft bedoeld een beroep te doen op ongerechtvaardigde verrijking als bedoeld in artikel 6:212 BW, geldt dat de verrijking van De Houthal (die overigens door haar wordt betwist) niet in causaal verband staat met de verarming van Juresta. Juresta heeft er immers zelf voor gekozen de factuur van de advocaat te voldoen, ondanks de daarover tussen partijen nog lopende discussie.
De conclusie
5.9.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, komt de kantonrechter tot de conclusie dat er op De Houthal geen betalingsverplichting rust, omdat eventuele werkzaamheden in rekening zijn gebracht zonder (schriftelijke) toestemming en zonder voorafgaande betaling van een daartoe strekkend voorschot. De kantonrechter zal de vordering en nevenvorderingen – waaronder de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten – van Juresta om die reden afwijzen als in de beslissing vermeld.
Juresta moet de proceskosten betalen
5.10.
Juresta is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van haarzelf en De Houthal betalen. De proceskosten van De Houthal worden begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
947,00

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van Juresta af,
6.2.
veroordeelt Juresta in de proceskosten van € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening als Juresta niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. A.M. van Diggele en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2025.